#ikleesthuis met Marion Pauw
Een affaire in tijden van corona
Mensen zijn kuddedieren, maar dat betekent niet dat we ervoor gemaakt zijn om hele dagen met vier personen op honderd vierkante meter door te brengen. Vooral niet als een daarvan voor zijn werk de hele dag aan de telefoon zit. En als een ander daarvan nog niet zindelijk is. En weer een ander net een blokfluit heeft gekregen voor haar vijfde verjaardag.
Ik voel hoe de frustratie zich langzaam in mij opbouwt. Ik hoor het aan mijn stem als ik voor de zoveelste keer aan Jonathan vraag of hij alsjeblieft in de slaapkamer kan bellen. Ik zie het aan mijn ogen als ik toevallig in de spiegel kijk, terwijl ik met driftige gebaren het haar van mijn oudste borstel.
Als een gekooide tijger beweeg ik door de kleine woonkamer. Vijf stappen heen, zes stappen terug. Ik verplaats objecten. Ik check mijn mobieltje voor de honderdste keer. Ik probeer iets te eten. Ik probeer gezellig te doen.
‘Ga nou eens gewoon rustig zitten,’ zegt Jonathan. ‘Ik word helemaal gek van je.’
‘Ja, mama,’ roept de oudste, omdat zij altijd alles vindt wat haar vader ook vindt.
Ik dwing mezelf tot een glimlach. ‘Kutcorona,’ zeg ik.
‘Het is ook lastig.’ Jonathan kijkt me aan met zo’n lieve, begripvolle blik en ik realiseer me dat ik er nog nooit aan heb getwijfeld of hij wel van me houdt.
Iets in mij wil hem met zijn hoofd tegen de muur slaan.
Niemand ziet zichzelf als een slecht mens. En ik al helemaal niet. Tot voor kort. Ik was:
1. redacteur bij een zeer succesvol dagelijks televisieprogramma
2. een moeder die nooit het paasontbijt vergeet
3. de helft van een stel waar iedereen jaloers op is
Je zou dus kunnen zeggen dat ik het best aardig deed. Maar inmiddels ben ik geen van drieën meer:
1. Het televisieprogramma hield een paar maanden voor de coronacrisis op te bestaan, waardoor ik nu werkeloos
thuiszit. ‘Alsof het zo heeft moeten zijn,’ roept iedereen, omdat ik nu de godganselijke dag de tijd heb om
knutselwerkjes te doen met de kinderen.
2. Het was Jonathan die op eerste paasdag nog snel langs de winkel rende voor eitjes.
3. Niemand hoeft jaloers te zijn op een stel waarbij een van beide echtelieden een minnaar heeft.
Geen weldenkend mens in een gelukkige relatie plant van tevoren om vreemd te gaan. Maar soms neemt het lot het leven over. Zo ook bij mij en M. Toen ik hem voor het eerst ontmoette achter de coulissen van het televisieprogramma, vond ik hem vanzelfsprekend interessant. Een belangrijke man. En zo aardig bovendien. M is zo iemand die het vermogen heeft om iedereen op zijn gemak te stellen. Hij onthoudt je naam. Zet zijn eigen kopje in de vaatwasser. Maakt grapjes.
Hoe normaler hij doet, hoe meer je onder de indruk van hem raakt. En het mooie is dat hij dat allemaal zelf niet door lijkt te hebben.
Een paar weken erna kwam ik hem tegen in de Gamma waar ik verf aan het kopen was voor de slaapkamer. Nu mijn werk bij het televisieprogramma was weggevallen, had ik me voorgenomen om wat in huis te klussen.
M droeg een joggingbroek en had een baseballpetje op, toch zag ik meteen dat hij het was. Ik twijfelde of ik hem zou aanspreken, hij was niet voor niets incognito. Ik besloot om langs hem te lopen en te kijken wat er zou gebeuren.
Tot mijn verbazing herkende hij me meteen.
‘Ik had jou niet als het doe-het-zelftype ingeschat,’ zei hij. ‘Ik jou anders ook niet.’ Ik liet mijn blik glijden over de boormachine, schroeven, pluggen en fotolijsten die in zijn mandje lagen.
‘Het wordt toch een keer tijd dat ik mijn huis gezellig maak,’ zei hij verontschuldigend. ‘Tot nu toe is het er niet van gekomen.’
Ik vroeg me af wat hij aan de muur zou hangen. Foto’s van vakanties met vrienden in Zuid-Duitsland? Van zijn moeder? Of zou er een geliefde in zijn leven zijn? We raakten aan de praat en hij stelde voor om iets te drinken. We dronken koffie, die volgens M opvallend goed was voor een bouwmarkt, aten saucijzenbroodjes en hadden het erover hoe jammer het was dat het programma waar ik voor werkte was gestopt. ‘Het einde van een tijdperk,’ zei M. Daarna keek hij op zijn horloge en zei: ‘Ik moet er helaas weer vandoor. Het was gezellig.’
We gingen allebei staan. Er was een onhandig moment. Hoe zouden we afscheid van elkaar nemen? Hij boog zich naar voren en kuste me op mijn wangen. De klep van zijn baseballpetje tikte tegen mijn voorhoofd. Toen gebeurde het onwaarschijnlijke: met zijn mond vlak bij mijn oor zei hij: ‘Leuke vrouw ben je.’
Hij zei het zo zachtjes, dat ik me afvroeg of ik het wel goed had verstaan. Mijn wangen werden warm. ‘Ik vind jou ook leuk,’ zei ik zonder erbij na te denken. Zonder zelfs zeker te weten of het echt zo was. Ook dat effect heeft M op mensen.
Verward bleef ik achter. Ik vroeg me af of ik M wel goed had ingeschat. Hij leek zo onschuldig. Misschien was hij gewoon een beetje eenzaam, dacht ik. Of misschien was hij wel een keihard roofdier. Toen ik op de fiets stapte, kwam er een sms binnen op mijn telefoon. Dit verbaasde me, iedereen gebruikt vandaag de dag immers WhatsApp.
‘Misschien wil je binnenkort kijken of de lijsten goed hangen?’ stond er.
De jongste wordt wakker van zijn middagslaapje en heeft in zijn broek gepoept. Jonathan hangt met een klant aan de lijn: er is iets misgegaan met een order. Terwijl ik de luier verschoon, kijk ik met een schuin oog op mijn telefoon. Nog steeds geen bericht van M. Ik besluit om hem dan toch maar zelf te sms’en. ‘Ik houd het niet meer uit zonder jou.’
Hij heeft de afgelopen dagen nauwelijks iets van zich laten horen en ook nu verwacht ik geen antwoord, maar tot mijn verrassing sms’t hij meteen terug: ‘Ik mis jou ook.’
‘Kan ik je echt niet zien?’ schrijf ik hem terug. ‘Heel even maar. Al is het maar op anderhalve meter afstand in het park.’
‘Je weet dat dat niet kan,’ antwoordt hij.
M staat bekend als iemand die betrouwbaar is. Beheerst. Misschien zelfs wel een tikje emotieloos. Dat zijn geweldige kwaliteiten, behalve als je er een affaire mee hebt.
‘Kunnen we dan op zijn minst even bellen?’ vraag ik.
Een antwoord blijft uit.
Dan wordt het me allemaal te veel. ‘Godverdomme,’ schreeuw ik en sla met mijn vuist op de commode.
De jongste kijkt me een seconde stomverbaasd aan en begint dan te huilen. Ik neem hem in mijn armen en probeer hem te troosten. Jonathan steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Gaat alles goed hier?’ vraagt hij.
‘Laat me met rust!’ snauw ik.
Jonathan kijkt me nog eens onderzoekend aan. Hij denkt dat ik het extra moeilijk heb omdat ik mijn baan kwijt ben. En dat laat ik maar zo.
Er is iets verslavends aan iemand die niet beschikbaar is. Soms hoorde ik dagen niets van M. Maar dan sms’te hij me op de raarste momenten. ‘Ik moet je zien. Nu.’ Ik prees mijzelf gelukkig dat het programma was gestopt en ik op ieder gewenst moment op de fiets kon springen. We zagen elkaar meestal bij hem thuis waar overigens de muren nog steeds kaal waren. Zonder al te veel te zeggen, rukte hij de kleren van mijn lijf en nam me op de eettafel met een gat in het midden. M had bij de aanschaf niet in de gaten gehad dat dit eigenlijk een tuintafel was met een opening voor een parasol. Dat ik dit soort dingen over hem wist, naast alle andere intieme details, maakte de affaire nog verslavender.
Over de coronacrisis hoefden we ons niet druk te maken, dachten we. De dag nadat de ‘geen handen schudden’-maatregel bekend werd gemaakt, pijpte ik hem nog snel even in zijn lunchpauze. Maar al snel bleek dat de situatie dramatisch was onderschat. Vanaf het moment dat er werd besloten tot een intelligente lockdown was M niet meer tot een afspraakje te vermurwen. Van minnares werd ik gedegradeerd tot risico. ‘Ik kan je pas weer zien als alles achter de rug is,’ zei hij.
Het is 19.00 uur. We zitten klaar voor een nieuwe persconferentie. De kinderen zijn in bad geweest en mogen nog even opblijven. Jonathan heeft een wijntje voor me ingeschonken.
‘Wat doe je nerveus,’ zegt Jonathan. En hij heeft gelijk. Ik moet op mijn handen zitten om niet op mijn nagels te bijten.
We staren naar het lichtblauwe scherm waarop staat dat we samen de coronacrisis heus onder controle gaan krijgen. En ik hoop het maar, want ik houd het geen dag langer uit zo. Een deur gaat open. M stapt het podium op. Gekleed in zijn eeuwige donkerblauwe pak waarvan ik toevallig weet dat hij er achttien van bezit. Hij gaat achter het spreekgestoelte staan, knikt vriendelijk naar de journalisten in de zaal. Schuin achter hem staat de doventolk en ik zou er alles voor over hebben om haar te zijn. Om zijn geur te kunnen ruiken en om in zijn aura te kunnen staan.
Ik kijk naar zijn ernstige gezicht waarvan ik iedere rimpel ken. Naar zijn mond die ik zo graag wil kussen. Ik voel een steek door mijn buik gaan. Waarom doet dit zo’n pijn?
Jonathan pakt mijn hand en knijpt erin. ‘Gekkie,’ zegt hij teder. ‘Je maakt je veel te druk. Iedereen is gezond en we komen deze tijd heus nog wel door.’
M begint te praten. Ik hoop dat hij zal zeggen dat de maatregelen worden versoepeld. Dat alles weer normaal wordt en we elkaar eindelijk weer kunnen zien. M begint, op de vriendelijke doch besliste toon die we inmiddels allemaal zo zijn gaan waarderen, met de mededeling dat de scholen weer open mogen. Mijn hart slaat over. Hoop laait op. Er is een kans… Maar dan gaat alles mis. De evenementen gaan niet door. De contactberoepen mogen niet uitgeoefend worden. We moeten die anderhalve meter afstand blijven houden.
‘Elke versoepeling, hoe klein ook, vraagt nog meer discipline van iedereen,’ zegt M. ‘Dus hou vol.’ Zijn ogen boren zich vanuit de televisie in de mijne. Ik weet dat hij weet dat ik kijk.
Inmiddels stromen de tranen over mijn wangen.
Jonathan kijkt me van opzij aan en knuffelt me. ‘Het komt allemaal heus wel goed.’
‘Ik hoop het maar,’ zeg ik.
Marion Pauw
Marion Pauw (1973) is schrijfster en scenariste. Ze schreef onder andere de bestsellers Daglicht, Zondaarskind en Hemelen. Voor Daglicht ontving Pauw de Gouden Strop en de IJslandse prijs voor beste vertaalde thriller. Haar meest recente boek is De experimenten, een oorlogsroman over het doorgeven van trauma’s, gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Momenteel werkt Marion Pauw aan een nieuwe thriller.
Auteursfoto © Jan Willem Kaldenbach