Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Lezen /

#ikleesthuis met Suzanne Vermeer

door Hebban Crew 3 reacties
Vijftien toonaangevende Nederlandstalige auteurs schreven speciaal voor #ikleesthuis een kort verhaal om iedereen die thuis zit een hart onder de riem te steken, lezers te inspireren en te laten zien wat een verhaal kan betekenen. Vandaag een verhaal van Suzanne Vermeer over een jonge echtgenote en moeder die zint op wraak.

Verkeerd verbonden


‘Tot de dood jullie scheidt…,’ hoor ik de trouwambtenaar nog zeggen.
 Job had me aangekeken met een glimlach, maar ik was bloedserieus geweest. Inderdaad, tot de dood ons scheidt. Een heilige belofte waar ík me in elk geval aan zal houden. Dankzij Job overleefde ik, dankzij Job bestond ik. Hij gaf me alles… en nu neemt hij het me weer af.
 Kijk nou wat er van ons is geworden. We zitten doodstil tegenover elkaar, zwijgend.
 Ieder verzonken in onze eigen gedachten die we niet meer met de ander willen delen. Alles wat eens zo vloeiend ging en schitterde, is nu stroef en roestig. Er was een tijd dat we nooit uitgepraat raakten. Dat we volop grappen maakten en oprecht om elkaar moesten lachen. Dat we geloofden in een gezamenlijke toekomst, een gezin. Ik weet niet eens meer wanneer de stilte precies op ons is neergedaald of wat de exacte aanleiding was. Misschien begon het toen hij tijdens mijn zwangerschap steeds vaker moest overwerken? Of toen hij meer behoefte kreeg om op vrijdagavond het weekend met een biertje in te luiden ‘met vrienden’, in plaats van met mij? Zo nodig moest skiën met de mannen? Of zijn het toch die appjes van zijn ‘collega’ Minka die opnieuw te pas en te onpas binnenkomen op de gekste tijden? Wat denkt hij nou? Dat ik het allemaal niet doorheb? Dat ik zo naïef en goedgelovig ben als ik eruitzie? Dat ik een oogje dichtknijp en alles wil doen om hem te behouden? Dat hij onaantastbaar is en gewoon ongebreideld zijn gang kan gaan?
 Ik bestudeer zijn gezicht even grondig als hij het galgenmaal op zijn bord bestudeert. Ik volg de rimpels die in de loop der jaren dieper zijn geworden. Zijn groene ogen met gouden puntjes in de irissen. Zijn krachtige kaak, het subtiele kuiltje in zijn kin waar ik altijd zo dol op was. Zijn lippen die een beetje glanzen van de botervette jus die van de asperges druipt. De grijze haren die langzaam maar zeker zijn slapen en kin overnemen. Ondanks alles vind ik hem nog steeds razend aantrekkelijk, maar dat alleen is niet meer genoeg. Het structurele gebrek aan aandacht, het weglopen voor de verantwoordelijkheden die hij heeft als echtgenoot en vader, het begint zich te wreken en zoekt een uitweg.
 De spanning in de kamer is om te snijden. Bestek tikt afgemeten tegen porselein, ik kauw met lange tanden op mijn biefstuk. Vroeger was ik er dol op, maar nu smaakt het naar niks. Alsof mijn slechte smaak voor mannen ineens in al mijn eten is gaan zitten. Ik drink een paar flinke slokken water om de taaie brok in mijn keel weg te spoelen. Terwijl Job al aan zijn derde glas wijn begint, mijd ik de fles zorgvuldig. Hij heeft het niet eens in de gaten. Waar hij ook zit met zijn gedachten, het is in elk geval niet bij mij. Het valt me op hoe moe hij er uitziet. Een tijdje al eigenlijk. Een drukke baan én een minnares naast een gezinsleven – het kost vast veel energie. Terwijl hij beloofd had geen contact meer met haar te hebben buiten het werk om. Toen we elkaar ruim drie jaar geleden leerden kennen, zat zij ook al achter hem aan, maar die wedstrijd heb ik gewonnen. Zou ik dan nu alsnog het toernooi verliezen? No way!
 Het lijkt wel of hij bleker ziet dan toen we een uur geleden aan tafel gingen. Alsof alle kleur die ik ooit aan zijn leven gaf, spontaan uit zijn gezicht is getrokken.
 ‘Smaakt het?’ vraag ik, terwijl het me eigenlijk geen bal interesseert.
 Voor het eerst kijkt hij even op van zijn bord. Knikt zuinigjes.
 ‘De biefstuk had wat meer rosé gemogen… Maar zeker niet slecht gebakken,’ gooit hij er vlug achteraan als ik hem een vernietigende blik toewerp.
 De biefstuk is niet te vreten, ik heb hem expres veel te lang doorgebakken om er zeker van te zijn dat hij meer zou gaan drinken om het droge vlees weg te krijgen.
 ‘Nog spannende ontwikkelingen op het werk?’ vraag ik langs mijn neus weg.
 ‘Nah, same old shit. Druk en weinig opwindend.’
 ‘Maar wel een beetje opwindend dus. Vertel.’
 Hij kijkt geërgerd op.
 ‘Jemig, je had beter slakken met zout kunnen serveren. Op het werk is het druk en TOTAAL NIET opwindend. Zo, beter?’ Hij zucht en grijpt weer naar de fles die flink gecondenseerd is van het ijs in de wijnkoeler. ‘Ik heb het bij voorkeur niet over mijn werk als ik thuis ben, dat weet je.’
 ‘Dat snap ik. Je brengt er immers al zoveel tijd door. Je collega’s zien je vaker dan ik.’
 Ik maak er expres meervoud van – collega’s – en lach mijn liefste ingestudeerde glimlach. Hij glimlacht terug en het cynisme druipt van onze gezichten. Even hebben we elkaar gevonden in bitterheid, delen we voor het eerst in lange tijd hetzelfde gevoel op hetzelfde moment. Maar dan, pling, het geluid van een appje drijft ons weer mijlenver uit elkaar.
 Met een schuin oog leest hij het bericht, terwijl ik hem strak blijf aankijken. Hij typt snel iets terug.
 ‘Iemand van het werk,’ lacht hij nerveus. ‘Het kan zijn dat ik straks nog even naar de zaak moet.’
 Het voelt alsof hij een dikke middelvinger naar me opsteekt. Zijn lichaamstaal laat niets te wensen over – alles beter dan hier met mij in één ruimte zitten.
 ‘Maar eerst ga ik dit overheerlijke diner met jou afmaken.’ Zijn woorden klinken hol.
 Boven begint Sanne te krijsen, alsof ze het gedrag van haar vader net zo om te huilen vindt als ik.
 ‘Jouw beurt,’ zeg ik als hij in eerste instantie geen aanstalten maakt. ‘Poepbroek waarschijnlijk.’
 Even lijkt hij iets te willen zeggen, dan bedenkt hij zich en staat op. Hij oogt afwezig. Ik wil dat Sanne haar vader nog ziet voordat hij vertrekt. Snel werp ik een blik op mijn horloge. Er is nog tijd.
 Job loopt naar boven. Zijn pas is trager dan normaal. Hij is vergeten zijn telefoon mee te nemen en ik maak gebruik van het moment. Zijn pincode bestaat nog steeds uit zijn geboortedag, maand en jaar. Hoewel het me goed uitkomt dat hij zelfs nog te lamlendig is om zijn pincode te veranderen, steekt het ook enorm dat hij niet wat meer moeite doet om zijn affaire te verbergen. Blijkbaar heeft hij zo’n lage dunk van me dat hij dat niet nodig acht. Ik open zijn whatsappconversaties en mijn vermoeden wordt bevestigd. Het bericht dat zojuist binnenkwam en ons etentje verstoorde, komt inderdaad van Minka. Ik heb haar één keer gezien op een bedrijfsfeestje toen mijn lijf nog strak was en niet getekend door zwangerschapsstriae. Het viel me toen al op dat Minka het goed deed bij alle mannelijke collega’s, maar vooral bij mijn man.
 Ik open het bericht.

Hé kapiteintje van me, kom je zo nog naar de kajuit? Je matroosje wacht op je.

Zijn antwoord:

Misschien straks. Eerst eten met de vrouw en peilen hoe de stemming is. Geen zin in gezeik vanavond.

Dus dat is hoe hij over me praat, denk ik woedend. Ik ben een zeikerd waar hij verplicht een vorkje mee prikt in de hoop me gunstig te stemmen. ‘Misschien moet ik straks nog even naar de zaak’… Aan mijn hoela, jij gaat helemaal nergens meer heen, vriend! You picked the wrong bitch to fuck with! Mijn hele leven al word ik te pas en te onpas aan de kant geschoven door mensen om me heen. Eerst door dat stelletje mislukkelingen dat zich mijn ouders durfde te noemen, vervolgens door talloze ondeugdelijke pleeggezinnen en zogenaamde vriendinnen en vrienden. Steeds als ik weer een beetje vertrouwen begon te krijgen in de mens, werd dat vertrouwen weer geschonden. Ik heb alle facetten van lelijkheid gezien en toen ik na tig keer mijn neus te hebben gestoten eindelijk de moed begon op te geven, toen kwam hij. Mijn Job. Hij werd het thuis dat niemand ooit voor me had willen zijn. Mijn veilige haven, mijn hang-out. Een medicijn als tegengif voor de bittere pil van eenzaamheid.
 Weet je wat het is met geluk? Als je er eenmaal aan geproefd hebt, is het verslavend als suiker. Je kunt niet meer zonder en wilt steeds meer. Het vertroebelt je denken en verspreidt een gif door je aderen als het je wordt afgenomen. Dus toen Minka destijds probeerde om Job van me af te pakken, heb ik haar thuis opgezocht. Ik heb haar duidelijk gemaakt dat Job van mij is en van niemand anders. Sindsdien liet ze hem met rust, tot de afgelopen maanden. Ineens komt haar bootje weer ‘onze’ veilige haven binnenvaren. Nou, mooi niet. Iemand gaat schipbreuk leiden.
 De huilgeluiden van boven zijn gestopt. Hoewel ik ze niet kan horen, kan ik de zachte na-snikjes van Sanne uittekenen alsof ik naast haar sta. Mijn kind, mijn vlees en bloed, wat gun ik jou een beter leven dan ik zelf heb gehad. Iemand die jou pijn doet, bewust of niet, is van mij. Ook als die iemand je eigen vader is. Als hij niet honderd procent kiest voor jou en mij, dan kan ik niet weerloos toekijken hoe alles kapot wordt gemaakt. Dan ben ik het aan jou en mij verplicht om in te grijpen. Liever gelukkig met zijn tweeën, dan ongelukkig met zijn drieën. Je bent nu nog zo klein. Te klein om dingen te onthouden. Te klein om je je vader straks nog te kunnen herinneren. Te klein om hem te missen en verdriet om hem te hebben.
 Voetstappen op de trap. Job komt weer naar beneden. Hij loopt de kamer binnen zonder me aan te kijken. Het zweet staat op zijn voorhoofd. Hij loopt naar zijn stoel, klampt zich vast aan de rugleuning voordat hij moeizaam gaat zitten.
 ‘Nog een beetje wijn?’ vraag ik opgewekt, terwijl ik al met de fles in mijn handen sta.
 Hij maakt een afwerend gebaar met zijn hand en schudt zijn hoofd. ‘Nee, ik moet nog naar kantoor en heb al te veel op.’
 Zijn mond vertrekt in een grimas, alsof hij pijn heeft.
 ‘Is er iets?’ vraag ik bezorgd.
 ‘Mag ik wat water? Ik heb zo’n dorst.’
 Ik wijs naar de kan die voor zijn neus staat, terwijl ik de wijn terugzet in de koeler. ‘Er zit nog precies een laatste rondje in voor jou.’
 Ik neem een slok uit mijn eigen glas water en ga weer op mijn plek zitten. Hij kijkt me met lodderige ogen aan en focust dan weer op de waterkan. Ik blijf zitten waar ik zit en verroer me niet. Hij zucht en hijst zichzelf net genoeg overeind dat hij de waterkan kan vastgrijpen. Zijn arm trilt alsof het gewicht ervan immens is. Hij kan zijn hand niet stilhouden en water klotst op tafel. Zweet glinstert langs de rand van zijn hoog geknoopte boordje. Hij ademt zwaar. En dan… valt de kan uit zijn handen. Glassplinters belanden op onze borden, water druipt op de vloer. Het lijkt of de tijd vertraagt als hij naar zijn borst grijpt en de bovenste knoopjes van zijn blouse in een laatste wanhoopspoging probeert los te maken. Hij probeert iets te zeggen, steekt zijn hand uit alsof ik de enige ben die hem kan redden.
 Dat had je eerder moeten bedenken, makker.
 Ik kijk op mijn horloge en tel mee met de minuten en seconden. Vlak voordat de tijd voor Job stopt, fluister ik in zijn oor: ‘Ik zal Minka zo bellen dat haar kapiteintje vanavond niet komt. Als Sanne en ik je niet kunnen krijgen, krijgt niemand je.’
 Ik ruim de tafel af. De leegte die ik nu voel, is als een oude bekende met wie ik na jaren weer wordt herenigd. Ik dweil al het verspilde water op en spoel het restantje wijn door de gootsteen. Daarna stofzuig ik het gebroken glas op.
 Wanneer ik klaar ben met opruimen, kniel ik met zijn telefoon neer bij zijn dode lichaam. Terwijl mijn ene hand rust op zijn stilstaande borst, zoek ik Minka’s nummer op. Het staat talloze malen in het lijstje met recente gesprekken. Ik klik het aan.
 ‘Met Max.’
 Ik moet even schakelen als ik een mannenstem hoor.
 ‘Ik ben op zoek naar Minka.’
 ‘Met wie spreek ik?’
 ‘Dat doet er niet toe. Is Minka aanwezig?’
 ‘Ik denk dat je verkeerd verbonden bent.’
 ‘Hou op met die onzin, dit is het nummer van Minka. Maar als ze te laf is om zelf aan de lijn te komen, kunt u haar dan zeggen dat Job vanavond niet komt “overwerken”?’
 ‘O, wacht eens even. Ik denk dat ik het begin te begrijpen. Job is een collega van me en ik heb hem vanavond een bericht gestuurd met dit nummer. We gaan wel eens samen naar de kroeg.’
 ‘Volgens Jobs contactenlijst is dit nummer van zijn collega Minka,’ blijf ik koppig volhouden.
 ‘Minka werkt hier al een tijdje niet meer. Ik heb haar functie overgenomen en daarmee ook haar mobiel. Waarschijnlijk heeft Job nog niet de moeite genomen om dat aan te passen in zijn contactenlijst?’
 ‘Dus al die berichtjes van de laatste maanden waren van jou en niet van Minka?’
 Max begint te lachen. ‘Spreek ik soms met de jaloerse echtgenote? Esmee, is het toch? Geen zorgen, Esmee, ik ben gay en zal niet ontkennen dat ik Job aantrekkelijk vind, maar dat is totaal niet wederzijds. We hebben de laatste maanden veel samen moeten overwerken en daarna wel eens een afzakkertje in de kroeg genomen. We zijn vrienden geworden.’
 ‘Hij heeft je naam nooit genoemd,’ zeg ik stuurs. ‘En je appt nogal wijverig.’
 ‘En bedankt.’
 ‘Ik bedoel…’
 ‘Maak je niet druk, ik snap het wel. Je hebt het over die bijnamen: kapitein en matroos. Dat is ontstaan toen we laatst tijdens het bedrijfsuitje in een karaokebar “In the Navy” hebben gezongen. Meer is het niet. Job gaat echt niet vreemd, Esmee, hij houdt zielsveel van jou en Sanne. Hij moet gewoon erg wennen aan zijn nieuwe leven als vader en wilde daar zo nu en dan met mij over babbelen om stoom af te blazen met een potje bier. Hij wilde jou daar niet mee lastigvallen, volgens mij omdat hij zich een beetje schaamt dat hij het vaderschap best zwaar vindt, en ik ben ervaringsdeskundige met een jochie van zeven. Uit een relatie van voordat ik uit de kast kwam,’ licht hij haastig toe.
 ‘Hij wilde me… niet lastigvallen?’
 ‘Hij zei laatst letterlijk tegen me: “Ik wil Esmee haar roze wolk niet afnemen.”’
 Ik val stil terwijl zijn woorden tot me doordringen. Op dat moment begint kleine Sanne boven heel hard te huilen.
 ‘Maar waarom vraag je Job zelf niet even…’ begint Max, maar hij krijgt geen kans om zijn zin af te maken.
 ‘Sorry voor het storen,’ kan ik nog net uitbrengen voordat ik de verbinding verbreek.
 De telefoon valt uit mijn handen terwijl ik naar boven vlucht. Ik pak mijn dochter uit haar bedje en houdt haar dicht tegen me aan.
 ‘Het spijt me, schatje,’ zeg ik, ‘hier ben ik al.’
 Ze kijk me aan alsof ze een betere uitleg van me verwacht.
 ‘Mama was verkeerd verbonden.’

Suzanne Vermeer

Suzanne Vermeer is de bestverkopende Nederlandse thrillerauteur van dit moment. Vermeer debuteerde in 2006 met All-inclusive, dat direct een bestseller werd. Sindsdien verschijnt er elk jaar een zomerthriller van haar hand, later kwamen daar ook winterthrillers bij. Bekende titels zijn Cruise (genomineerd voor de NS Publieksprijs), Bella Italia, Het paradijs en Super de luxe, en de winterthrillers Après-ski, IJskoud en Sneeuwexpress. Intussen zijn er meer dan dertig titels verschenen, waarvan meer dan drie miljoen exemplaren zijn verkocht.

In 2011 werd bekend dat achter het pseudoniem Suzanne Vermeer de toen net overleden auteur Paul Goeken schuilging. In overleg met zijn familie werd besloten om de boekenreeks na zijn dood voort te zetten. Wie tegenwoordig de bestsellers van Suzanne Vermeer schrijft, is een van de best bewaarde geheimen van de Nederlandse boekenwereld.

Het verhaal ‘Verkeerd verbonden’ werd speciaal geschreven in het kader van de #ikleesthuis-campagne van de CPNB.

 



Over de auteur

Hebban Crew

2587 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: #ikleesthuis met Suzanne Vermeer

 

Gerelateerd

Over

Suzanne Vermeer

Suzanne Vermeer

Suzanne Vermeer is de bestverkopende Nederlandse thrillerauteur van dit moment. ...