Ilja Gort: 'Ik ben Abel'
Godendrank leest als een overheerlijke slobberwijn op een warme zomerse dag. Zo’n wijn waar je geen genoeg van krijgt, doorslobbert, maar waarvan je niet met een kater eindigt. Je reist mee met Abel Jongbloed en zijn vrouw naar Zuid-Frankrijk, waar ze een wijnchateau kopen. Daarmee gaat een langgekoesterde wens, van vooral Abel, in vervulling. Wie het levensverhaal van Gort een beetje kent (hij vertrok naar Zuid-Frankrijk, kocht daar een wijnchateau, waarmee een langgekoesterde droom in vervulling ging, en werd wijnboer), heeft gelijk de essentie van zijn inspiratie te pakken.
Toch?
‘Veel elementen in Godendrank zijn eigen ervaringen. Ik ben ook ooit zonder een flauw benul naar Frankrijk gegaan en heb er een wijnkasteel gekocht met het idee dat wijn maken nooit moeilijk kan zijn. Ook ik was apetrots als ik met een wijnboer sprak (“Wow! Ik zit hier met een échte wijnboer! Sterker nog, ik ben er zelf een!!”).’
Waarom heb je hiervoor gekozen?
‘Ik kan me zo goed voorstellen dat je verliefd wordt op een wijndomein. En net als heel veel mensen dacht ook ik dat in Frankrijk alles mooier, beter en leuker was; het is daar altijd mooi weer, iedereen is lief en alles is gratis.’
En? Hoe is die gedachte overeengekomen met de werkelijkheid?
‘Haha, ik heb Frankrijk en de Fransen heel goed leren kennen, daardoor kan ik er nu ook boeken als Godendrank over schrijven. Het is een totaal ander leven dan in Nederland. En nee, het is er niet altijd mooi weer en alles is ook niet gratis. Integendeel, zou ik bijna zeggen. Maar ik ben enorm van dat wonderschone, weerbarstige land gaan houden en de vrienden die we er hebben gemaakt, zijn vrienden voor het leven.’
Amor maakte snel gebruik van zijn verwarring en schoot een pijl recht in zijn hart. Abel zakte achterover in zijn stoel en hij wist het. Zoals een vrouw weet dat ze zwanger is, wist Abel: dit is het. Dit is mijn wijnchateau. Hiervoor ben ik bereid alles op te geven. Hiervoor ben ik geboren en misschien wel bereid om voor te sterven.
Zeg eens eerlijk, in hoeverre werd jouw hart, bij het zien van jouw chateau, door Amors pijl doorboord?
‘Haha, hier heb je trefzeker een honderd procent eigen ervaring eruit gevist. Bij het zien van het middeleeuwse chateau waar we nu wonen, was ik in één klap, zoals dat in makelaarstermen heet, de lul. In een roes van blinde verliefdheid tekende ik het koopcontract, zestig kantjes kleine lettertjes, geheel opgesteld in antieke Franse notaristaal. Ik begreep er geen reet van, maar het chateau was van mij!’
Heb je daar ooit spijt van gekregen?
‘Later heb ik wel gezien hoe ze me erin geluisd hebben, haha. Maar spijt, nee, spijt heb ik nooit van de aankoop van dat chateau gekregen. Daarvoor is het te mooi en ben ik te veel verknocht geraakt aan die middeleeuwse hoop stenen op die paradijselijke plek.’
Abel is een ouwe hippie vol ideeën, fratsen, oplossingen voor problemen die hij op de weg tegenkomt (en dat zijn er best veel), positiviteit en energie. Wat hebben jij en Abel zoal gemeen?
‘Haha, wat hebben Abel en ik gemeen? Ik BEN Abel!’
In hoeverre doe jij aan research voor een nieuwe roman?
‘Ja, voor elke roman doe ik extreem veel research. Inmiddels weet ik bijvoorbeeld ook heel veel van professioneel wiet kweken. Ik zou zo een wietplantage kunnen beginnen, hahaha. Verder lees ik me via dikke boeken in, in de historie van de Katharen en de Tempeliers. De Languedoc, waar het verhaal zich grotendeels afspeelt, daar maken we zelf wijn, dus daar kom ik veel en ik ken er een aantal authentieke bewoners, wiens familie daar al generaties lang woont. Die hebben me veel verteld over hun manier van doen en denken. Ik doe ook veel research naar de wapens die in mijn boeken gebruikt worden. Daarover zoek ik alles uit, tot aan de pistolen van Fifi Fusil toe (Fifi bestaat trouwens echt).
Ze weet toch wel dat je over haar geschreven hebt, hè… met al die fusils?
‘Haha, ze is apetrots! Ze laat het boek aan iedereen zien. Ze kunnen het wel niet lezen, maar ze heeft met een roze viltstift de passages aangestreept waar haar naam wordt genoemd.’
Heb jij zelf trouwens een fusil?
‘Ik ben wijnboer. Een wijnboer heeft altijd een fusil. In mijn geval zelfs meer dan een. Vroeger kocht ik ze voor een paar tientjes op de rommelmarkt; ouwe dubbelloops jachtgeweren. Ik vind het ook leuk om daar met de boeren uit het dorp over te praten. “Die heeft een terugslag zus of zo, die is zuiver tot op een kilometer.” Dat soort mannengelul. In het kasteelpark schoten mijn zoontje en ik ermee op lege blikjes en op flessen vieze wijn.’
De beschrijvingen van de gemiddelde Fransmannen en -vrouwen in je roman moeten haast wel op waarheid berust zijn, want wie Frankrijk en de gemiddelde Fransman een beetje kent, weet dat die echt niet bedacht zijn, toch?
‘Als ik ergens ben maak ik in m’n iPhone notities van mensen of dingen die ik zie. Wanneer ik aan een roman ga beginnen, verwerk ik die notities erin. Zoals een wijnboer zonder nek die voortdurend omhoog moet kijken, of een vent met een fel wit verband over zijn oog, dat hij verklaart als ‘une petite opération’. Ik hou daar van, dat maakt mijn verhalen levensecht.’ Dat maakt Godendrank zeker levensecht.
Samen met Abel ben je op bezoek bij Fifi, de burgemeester, de buurmannen en de wijboeren. Wat voor een soort schrijver maakt dat jou?
‘In tegenstelling tot mijn wat rommelige manier van leven, schrijf ik heel gedisciplineerd. Maar alles begint natuurlijk met een idee voor een verhaal. Zonder een letter te schrijven, denk ik daar dan een tijd over na. Bij het eten of bij een wijntje steggelen de wijnboerenminnares en ik erover. Zij houdt niet van ongeloofwaardige wendingen en ik wil graag de grenzen verkennen en mijn fantasieën de vrije teugel geven, dus dat gaat er soms behoorlijk pittig aan toe, want we willen allebei ons standpunt verdedigen.
Dat duurt weken, soms maanden. Pas als ik het verhaal in mijn hoofd helemaal rond heb, schrijf ik een logline. Zoals in het geval van Godendrank: “Wijnboer raakt aan lager wal, besluit wietwijn te gaan maken, maar raakt verstrikt in een netwerk van drugscriminelen”. Pas als die logline kogelvrij is, en een spannend verhaal in zich herbergt, ga ik een script schrijven. Zoals voor een speelfilm. Vervolgens vul ik dat script aan met steeds meer details tot het een boek is.
En dan begint het grote mierenneuken. Een heerlijke periode, lekker vijlen en finetunen tot in de kleinste details. Heerlijk!’
Hoe past dat schrijfproces in je dagelijkse, drukke leven?
‘Ik kan vrij makkelijk omschakelen. Dus ik schrijf altijd en overal. Zelfs tijdens de opnames voor de tv-serie. Misschien dan zelfs wel meer, omdat ik dan van die schilderachtige types ontmoet die ik goed kan plaatsen in mijn verhaal. Die schapenkaasgrot uit Godendrank bijvoorbeeld, komt een op een uit een aflevering van Gort over de grens in Spanje.’
Even een paar geweldige voorbeelden uit je roman:
‘… wat klonk als de aanvalskreet van een bronstige neushoorn.’
En…
‘Van een afstandje leek Boudin op een hamster die met volle wangzakken tegen een brandkast aan was gelopen, maar van dichtbij had hij meer weg van een wrattenzwijn dat wordt gestoord tijdens het voederen.’
Maar ook… overjarig bokkensperma. En tot slot was er ook nog een vergelijking met een dinosauriër…
‘Abel een morsig glaasje met een vloeistof die deed denken aan het bloed van een zojuist geslachte dinosaurus. ’
Wat heb jij met dieren en vergelijkingen? En belangrijker, hoe kom je erop?
‘Dieren zijn altijd authentiek, daar is niets gespeeld aan, dus het dierlijke in de mens, dat is het laagje dat ik graag mag schampen.’
Het laagje dat ik graag mag schampen. Oké, maar … het bloed van een zojuist geslachte dinosaurus dan?
‘Voor de tv-serie sta ik zelf vaak in een schimmelige wijnkelder met een of andere nurkse wijnboer. In de situatie dat zo’n wijnboer je zijn ziel en zaligheid laat proeven en dat jij daar dan iets van moet vinden. Ik sta daar dan tussen de wijnvaten en krijg een glas rode drab rechtstreeks uit het vat ingeschonken. Terwijl ik die door mijn glas laat walsen krijg ik dat soort associaties, zoals in Godendrank “De wijn zag eruit als het bloed van een vers geslachte dinosaurus”. Soms smaakt het ook zo, maar dan moet je natuurlijk iets aardigs tegen zo’n man zeggen: “Zo, dat is een mooie krachtige wijn” of: “Wat een mooie jurk”, ja echt, dat is een vakterm: le vin a une belle robe…’
Noodgedwongen gaat Abel de misdaad in, of komt daarin terecht en zakt er dieper in weg.
‘Wijn maken is, zeker in Frankrijk gebonden aan heel veel regels. Het is verdomd moeilijk om daarbinnen financieel het hoofd boven water te houden. Eén misoogst en je hebt een heel jaar geen cent verdiend, maar wel voortdurend geld uitgegeven. En als je met je rug tegen de muur staat, dan ga je de regels van wat wel en niet mag wat versoepelen.’
Het verhaal speelt zich voornamelijk in de Languedoc af, in het gebied waar de katharen zaten. In je roman schrijf je:
Hij zegt dat de mensen hier afstammen van de katharen uit de twaalfde eeuw. Die geloofden dat niet God, maar de Duivel de wereld had geschapen. Hun symbool was de januskop. Een dubbelhoofd met twee gezichten; goed en slecht verenigd in één ziel.
Heb je om deze reden voor deze streek gekozen of had het iedere willekeurige afgelegen streek in Frankrijk kunnen zijn?
‘We hebben in de Languedoc wijngaarden gepacht en komen er al jaren. En wat ik schrijf, berust op waarheid. In Nederland kennen we dat niet meer zo, maar de mensen die ik daar ken, voelen zich diep verbonden met de streek, hún streek. Ze zijn trots op hun afkomst, weten alles over de Tempeliers en de Katharen en voelen zich daar echt deel van. En ze hebben inderdaad een Januskop, haha. Stug, maar eerlijk. Betrouwbaar, maar reken er niet te vast op.’
Ben je nog ergens mee bezig op romangebied?
‘In mijn hoofd ben ik alweer bezig met een nieuwe roman, maar daarnaast zou ik ook graag een bestaande roman willen herschrijven.’
Welke?
‘Chateau Fatale. Dat is mijn eerste poging om een thriller te schrijven, maar dan een thriller met humor. Ik vind het nog steeds een goed boek, maar ik denk dat het beter kan. Dus daar zou ik me graag eens een paar weken mee opsluiten om dat boek een flinke schoonmaakbeurt te geven.’
Foto: © Slurp Publishers