Nieuws /
In de voetsporen van... Auschwitz
Ambassadeur van de Maand van de Geschiedenis. Wat houdt dat in?
‘Ik heb de eer om dit jaar ambassadeur - auteur voor de Maand van de Geschiedenis te mogen zijn. Ik reis door het land en geef voordrachten over het thema van mijn boek: 'Wat geef je eigenlijk door?’ Wat geven ouders onbedoeld door aan hun kinderen in de kleine dagelijkse rituelen wanneer ze zelf iets vreselijks hebben meegemaakt, wanneer ze zijn mishandeld, hun vader of moeder aan de drank was, ze gevlucht zijn uit een oorlog of opgesloten in een kamp hebben gezeten? Trauma is van alle tijden en je draagt het altijd bij je.’
Precies waar uw roman Over zij en ik over gaat.
‘In Over zij en ik vertel ik wat er gebeurt in het dagelijks leven van een gezin als een van de ouders zwaar trauma heeft opgelopen in zijn of haar jeugd. In het geval van mijn moeder is dat een kampverleden. Ze pakken het leven weer op, trouwen, krijgen kinderen en dan gebeurt er iets dat met dat trauma te maken heeft. Ik verwerkte in mijn boek een bijzonder perspectief vanuit mijn eigen jeugd : 'gewoontes die meer lijken dan veilige rituelen in het dagelijks familieleven.’
Iets?
‘Het zijn bijna ongrijpbare, dagelijkse gewoontes thuis. De manier van schouders bewegen. Tussen ouders en kinderen is ongeveer zeventig procent non-verbale communicatie. Voordat je antwoord van je moeder krijgt op de vraag of je iets mag, weet je al aan de manier van bewegen of het mag of niet. Ik kan me goed herinneren dat ik geld had verdiend en daar een rode geranium voor mijn moeder voor Moederdag voor kocht. Op het moment dat ik de geranium gaf, zag ik aan haar dat ze de geranium verschrikkelijk vond, hoewel ze het me niet zei. Er volgde een strijd; ik wilde dat de geranium midden op de tafel stond, zij zette de plant telkens in een ver hoekje tot de geranium een aantal dagen later uiteindelijk in de prullenbak belandde. Pas veel later kwam ik achter de ware betekenis van de geranium: het deed mijn moeder denken aan haar tijd in Auschwitz. Crematorium 3 was bedekt met rode geraniums.’
Onverwacht werd u als kind met haar kampverleden geconfronteerd.
‘Wat vaker gebeurde. Kleine rituelen zorgen ervoor dat je je als kind thuis prettig en veilig voelt. Dat je vader en je moeder er voor je zijn. Maar door het tragische en traumatische verleden van mijn moeder krijg je als kind boodschappen door die je onbedoeld een onveilig gevoel kunnen geven. In alle veilige rituelen zit iets onveiligs, zoals mijn moeder altijd keek waar de nooduitgang was als we ergens waren.’
Dat moet een behoorlijke impact op u hebben gehad als kind?
‘Ik werd er heel erg onzeker van. Mijn ouders bedoelden het goed, maar eigenlijk waren het niet zulke goede ouders. Soms reageerde mijn moeder heel driftig, dan was ze plotseling heel verdrietig, waardoor ze als ouder niet goed benaderbaar was voor mijn broer en mij. Op den duur riepen mijn broer en ik: “het zal het kamp we weer zijn.” Je geeft zoveel meer door dan je denkt, zonder dat je erover spreekt.’
Maar u wist als kind dus wel van uw moeders verleden?
‘Bij mondjesmaat vertelde ze, met respect voor onze leeftijd, wat er gebeurd was en ontdekten wij haar verleden. Zo had mijn moeder een nummer op haar arm staan. Toen we klein waren en we ernaar vroegen, antwoordde ze dat het een telefoonnummer was dat ze op deze manier wilde onthouden.’
Uw moeders geschiedenis heeft u als kind maar ook als volwassene nadrukkelijk bepaald. Op welke manier?
‘Sommige dingen blijven doorsijpelen. Zo had mijn zoon ooit een vriendje die een telefoonnummer met pen aan de binnenkant van zijn arm schreef. Daar gruwelde ik van, hoewel het niet mijn verleden is. Op vakantie kijk ik altijd eerst waar ik de nooduitgang kan vinden, en ik denk ook wel dat ik overbeschermend naar mijn kinderen ben geweest.’
U bent samen met uw moeder en broer naar Auschwitz gegaan. U stond oog in oog met een verleden dat niet de uwe is. Hoe was dat voor u?
‘Ik weet nog dat ik voor de poort stond ‘Arbeit macht frei’ en dacht “Het is in het echt veel kleiner dan op de foto’s." Maar het was ook wel een gevecht om jezelf te bewaren. Mijn moeder heeft er gezeten en is ontkomen aan de ingrepen van dokter Clauberg die onvruchtbaarheidstesten verrichtte, mijn grootouders zijn er omgekomen en dan al die miljoenen onschuldige mensen die er de dood vonden. Dat doet veel met je en het kruipt in je als je daar rond loopt.’
Hoe was dat voor uw moeder?
‘Ik herinner me dat we naar het toilet gingen. Na afloop tikte de toiletdame op het schoteltje, mijn moeder had er geen geld achtergelaten. Mijn moeder rechtte haar rug en sprak in vloeiend Duits: “Mevrouw, ik heb hier voldoende achtergelaten.” Ik had haar nooit eerder Duits horen spreken. Later, bij het blok waar het onvruchtbaarheidsonderzoek plaatsvond, durfde ze niet naar binnen te gaan. Ze keek eerst door de ramen naar binnen om zichzelf te verzekeren dat het echt leeg was en er niemand zat.‘
Is ze toch naar binnen gegaan?
‘Ja. Ze stapte uit zichzelf en stapte binnen een betonnen muurtje. Vanaf die plek kon ze groeien, mij en de anderen ondersteunen en dingen uitleggen die ze tot dan niet had kunnen uitleggen.’
Trots? ‘Ik was ontzettend trots op mijn moeder en zag plotseling hoe ze sterk ze was. Die kant kende ik niet van haar.’
Begreep u uw moeder na dat bezoek beter?
‘Onze verhouding is na dat bezoek in 1995 veel beter geworden. Voor mij had de enge, mysterieuze plek uit de verhalen van mijn moeder een plaats gekregen. Het kamp dat ze aan mij had doorgegeven, was door mijn bezoek verdwenen. Ik heb het uiteindelijk daar kunnen leggen waar het hoorde: bij mijn moeder en niet bij mij.’
Foto: Jan Hazevoet