Interview /
Interview Aad van den Heuvel
De inmiddels 76-jarige Aad van den Heuvel begon zijn televisiecarrière ruim een halve eeuw geleden toen hij door de KRO werd ingelijfd. De journalist werkte mee aan verschillende sportprogramma’s en stond aan de wieg van het actualiteitenprogramma Brandpunt. Hij bedacht zowel de naam als het magazineachtige format. Als reporter reisde hij de hele wereld over en bezocht vele brandhaarden.
Met zijn reportages viel hij meerdere malen in de prijzen. Hij won o.a. de Zilveren Nipkowschijf in 1964. Met het succesvolle programma Ook dat nog! won hij een Televisierring (1990). Hoewel hij er tientallen jaren televisie op heeft zitten, voelt Van den Heuvel zich ook nog steeds een ‘schrijvende journalist’. Het schrijven zit hem in de genen evenals zijn de liefde voor het thrillergenre. In 1987 debuteerde hij als thrillerschrijver met het boek De verdwijning. Hij was eenmaal jurylid van de Gouden Strop (1995). Na De verdwijning verschenen Stenen tijdperk (1997), Een verre moordenaar (1998), Het Monet-mysterie (2002), Het Sahara-raadsel (2004) en De oorlogsverslaggever (2008). Tussendoor verscheen er nog een satirische roman over de ontwikkelingshulpindustrie. Zijn nieuwe thriller, De vuile bom, is voor Aad van den Heuvel wel een beetje speciaal…
‘Ik ben voor het eerst echt benieuwd hoe mensen erover oordelen. Dat heb ik eigenlijk nooit gehad. Het is een vrij dik boek met veel verwijzingen erin naar historische gebeurtenissen. Ik vind het nu allemaal wel spannend,’ vertelt de auteur terwijl onze dubbele espresso’s geserveerd worden.
De vuile bom verhaalt over Luitenant Leo Vos, een militair die is uitgezonden voor een vredesmissie in Uruzgan. Vos heeft spijt. Spijt van zijn beslissing in een opwelling te zijn gevlucht naar Afghanistan en zijn Eva, de liefde van zijn leven, te hebben achtergelaten. Hij wil het liefst naar huis. Maar voordat hij dat kan, wordt hij tegen wil en dank de belangrijkste pion in het verijdelen van een mogelijke aanslag op Nederlandse grond. Er is namelijk een “vuile bom” onderweg naar zijn geboorteland.
Met name in de eerste hoofdstukken schets Van den Heuvel een prachtig beeld van het leven van Nederlandse militairen in Afghanistan. De uitzichtloosheid, het gevaar dat overal op de loer ligt. Het niet kunnen begrijpen van de vijand: de talibanstrijders die bij bosjes hun leven opofferen voor het grotere doel. Het eerste exemplaar van De vuile bom werd uitgereikt aan Nederlands bekendste militair Marco Kroon die voor zijn werk in Afghanistan werd geridderd in de Willems Orde. Kroon vertelt op de feestelijke bijeenkomt op de Koninklijke Militaire Academie in Breda dat met name het eerste deel van het boek levensecht is beschreven. ‘Daarna wordt het meer een James Bond-achtig verhaal. Maar wat hij beschrijft in de eerste twee hoofdstukken zou zo gebeurd kunnen zijn,’ aldus de militair in een interview met BN De Stem.
Een zin uit De vuile bom maakt het gevoel van luitenant Leo Vos in één keer helder: “Het waren niet de risico's en het gevaar die hij achter zich wilde laten, maar hij had genoeg van een vijand die hij niet begreep.”
Van den Heuvel: ‘In Japan had je in de oorlog al van die kamikazepiloten die zich met vliegtuig en al op oorlogsschepen stortten. Dat begreep al niemand. Wie doet zoiets? Datzelfde zie je nu bij de Taliban gebeuren. Niemand begrijpt het, toch gebeurt het. Hoe kun je vechten tegen iets wat je niet begrijpt?’
Strijdvaardig
Dat Van den Heuvel na al die jaren zijn strijdvaardigheid nog niet verloren is blijkt ook weer uit De vuile bom. Vooral de zinloosheid van de missie in Uruzgan komt duidelijk tot uiting in de gedachtestroom van luitenant Vos. De auteur kan zich er ook echt over opwinden: ‘Die kamerleden van ons zijn natuurlijk hartstikke gek. Ze hebben het over een “vuile oorlog” alsof er ook een “schone oorlog” zou bestaan. Ze spreken over een “vredesmissie” of ze maken er een “ontwikkelingsmissie” van. Marco Kroon ontvangt de Koninklijke Militaire Willems-Orde, de hoogste onderscheiding die een mens kan krijgen. En als je dan leest waarvoor hij deze heeft gekregen, dan ben ik verbijsterd dat geen enkel kamerlid heeft gezegd: “Huh, Kroon en Special Forces? Achter de Taliban aan door de Korengal-vallei (bekend als ‘de vallei des doods’, red.)? Wat is dat voor een onzin. Daar zijn we toch niet voor?” Ja dus, daar zijn we óók voor. Alleen dat deel wordt consequent onder de roos gehouden en dat ergert een aantal militairen nogal.’
Niet voor niets dus werd het eerste exemplaar van De vuile bom uitgereikt aan Marco Kroon. Van den Heuvel wilde hem ook een hart onder de riem steken: ‘Hij lijkt niet op de man uit het boek, dat is een antiheld en Kroon is een echte. Ik heb me nogal boos gemaakt over de wijze waarop hij is aangepakt rondom die rechtszaak (In 2010 stelde het Openbaar Ministerie een onderzoek naar hem in op verdenking van overtreding van de opiumwet en de wet wapens en munitie in het café dat hij samen met zijn partner runde, red.). Hij was al vele malen veroordeeld voordat hij een rechter had gezien. Door het publiek, maar zeker door de media. In het acht uur journaal waarin gezegd wordt: “waar rook is, is vuur”. NRC dat schrijft dat er “aan de reputatie van deze held al wel iets veranderd is”. Het deed me zo denken aan De goede mens van Sezuan van Bertolt Brecht waarin Goden naar de aarde terugkomen om op zoek te gaan naar een ingoed mens. Maar die vinden ze niet. Want eigenlijk is er geen ruimte voor ingoede mensen, zoveel goedheid moet altijd een kopje kleiner worden gemaakt. Datzelfde zie je dus gebeuren met helden. Ik houd van helden. Ik ben vaak genoeg naar oorlogen geweest, maar ik bukte altijd. Ik ben niet zo dapper, hoor. Maar je hebt die gasten daar wel keihard nodig.’
Hoewel Van den Heuvel zich behoorlijk boos gemaakt heeft op de media, begrijpt het ook wel waardoor dat komt. ‘Ik wil echt het verleden niet verheerlijken hoor, maar het is een rat race geworden. Er zijn nu zoveel nieuwsprogramma’s, boulevardbladen, etc. Ze proberen elkaar allemaal vliegen af te vangen.’
Lezers van eerdere boeken van Aad van den Heuvel weten inmiddels dat zijn boeken vreselijk goed gedocumenteerd zijn, of lijken. ‘Waar het gaat om actualiteit moet het natuurlijk wel helemaal kloppen,’ legt Van den Heuvel uit. ‘Ik ben en blijf natuurlijk in de eerste plaats een journalist. Maar naast dat fundament schrijf ik gewoon fictie.’
Het idee voor De vuile bom vindt zijn oorsprong in het journalistieke werk van de auteur. ‘Allereerst was ik heel erg geïntrigeerd door al het rondzwervende kernafval in de wereld. De kerncentrale in Salaspils in Letland waarover ik het in het boek heb, bestaat ook echt. Het had allang ontmanteld moeten worden. De muren zijn kapot, er ontbreken deuren, het interieur is zwaar verouderd en het ergste is nog dat de beveiliging ook niet meer aanwezig is. “Het is een kwestie van tijd voordat er een aanslag met een vuile bom zal plaatsvinden,” dat zei Graham Allison, ooit Amerikaans onderminister van defensie. Salapils is slechts een voorbeeld. Bij Moermansk liggen bijvoorbeeld veel roestige, slecht bewaakte kernonderzeeërs. Maar de autoriteiten daar zwijgen als een oester.’
Van den Heuvel vertelt over een oefening in New York eerder dit jaar, over wat te doen als er een met radioactiviteit besmette bom zou ontploffen. ‘Ze hebben daar 200 miljoen dollar voor uitgetrokken om de binnenstad van New York hiertegen te kunnen beschermen. Dus een nucleaire bom in Amsterdam is niet echt een ongeloofwaardig scenario. Mijn boek speelt zich af in 2008 en dat is een rare periode in ons land. Wilders is net bezig met zijn film Fitna, wij steunen de Amerikanen in Irak en in Afghanistan. Met alles wat er toen in de wereld gebeurde, en Wilders die eigenlijk de Koran wilde verbranden, zou er best iets in Nederland kunnen gebeuren.’
Dit what if-scenario vormt de basis van De vuile bom maar Van den Heuvel bedacht nog een ander lijntje voor het verhaal. Hij legt uit: ‘Eigenlijk ben ik daar Cees Goekoop, ex-burgemeester van Leiden en een zeer bekwaam amateurarcheoloog, nog steeds dankbaar voor. Hij is samen met zijn grootvader, een zeer beroemde archeoloog, heel lang op zoek geweest naar de woon- en verblijfplaats van Odysseus (Odysseus is de bekendste figuur in de mythencyclus rond de Trojaanse Oorlog. Koning van het eiland Ithaka en bedenker van de list met het houten paard waardoor na tien jaar de oorlog wordt gewonnen, red.). Goekoop heeft veertig fragmenten geselecteerd uit Homerus met nautische en geografische aspecten. Als een echte archeologische detective is hij toen op zoek gegaan en daarover hebben we destijds bij de AVRO een reportage gemaakt. De reis die luitenant Vos in het boek maakt lijkt heel erg op de zware zwerftocht die Odysseus maakte terug naar Ithaka na de oorlog in Troje. Er zitten ontzettend veel verwijzingen in het boek.’
Toen hij deze twee lijnen bij elkaar wist te brengen begon het echte schrijfwerk. Van den Heuvel: ‘Ik schrijf eigenlijk altijd kriskras door elkaar. Daar breng ik pas later structuur in. De rol van mijn redacteur is vooral om mij te behoeden voor mijn slechte eigenschap: te veel schoolmeester willen zijn, je weet wel, dat wat oude journalisten nog wel eens hebben. Als redacteur kijkt hij heel erg naar de realiteit van de dingen. Kan het wel wat ik heb geschreven. Soms kan ik hem dat dan uitleggen, maar dan zegt hij streng dat ik dát dan ook maar beter moet uitleggen in het boek, of hij heeft gelijk. Dan is het een resultaat van het voortraject waarin ik dingen door elkaar heb opgeschreven. Ik heb een zeer luisterend oor voor kritiek… behalve als het onzin is.’
Het moet wel ergens over gaan
De actualiteit en maatschappelijke betrokkenheid zijn belangrijke speerpunten in al zijn boeken. Van den Heuvel: ‘In mijn eerdere werk ging het over journalistieke dilemma’s, ontwikkelingshulp, onze rol in Nieuw Guinea, dat soort dingen. Het moet wel ergens over gaan,’ zegt hij. ‘Een whodunnit met allemaal fictieve omstandigheden en fictieve figuren die zich afspeelt in Rotterdam vind ik persoonlijk minder interessant. Wel om te lezen, soms, maar niet om zelf te schrijven.’
Dat zijn boeken worden gewaardeerd blijkt ook wel uit zijn laatste twee nominaties voor de Diamanten Kogel, de Vlaamse equivalent van de Gouden Strop. Een mooie waardering, zo vindt Van den Heuvel en hij heeft nog een mooie anekdote over zijn eerste nominatie.
‘We zitten daar in een zaaltje met alle genomineerden. Wat doet de voorzitter van de jury? Hij vertelt: we kwamen er niet uit, er bleven twee boeken over. Dat was het boek van mij en het boek van Bob Mendes. Nou ja. Op dat moment word je greedy, dan is een nominatie ineens wel aardig, maar dán wil je winnen ook. De prijs ging naar Bob, wat ik hem van harte gunde hoor. Maar toch… De nominatie op zich was natuurlijk al prachtig.’
We praten verder over zijn status van ‘Bekende Nederlander’. Ik vraag of het hem heeft geholpen in het begin of dat hij er juist last van heeft gehad.
‘Het werkte niet echt in mijn voordeel. Dat is dus niet meer zo, maar in de jaren tachtig was toch wel gedachte van ach, die mensen van de televisie moeten ook zo nodig een boek schrijven. Dat werd natuurlijk een beetje veroorzaakt door de collega-televisiemakers die even tussendoor een boekje schreven en daarna nooit meer terugkwamen. Ik vond dat ik niet in dat rijtje thuishoorde, haha. De aandacht die je als bekende Nederlander krijgt voor je boek weegt flink op tegen de nadelen, daar moet ik ook eerlijk in zijn. Ik ben flink gezegend met alle kritieken die ik kreeg voor mijn televisiewerk, behalve de overstap naar Brandpunt naar Ook dat nog! werd niet door iedereen gewaardeerd op dat moment. Maar verder ben ik behoorlijk welwillend behandeld.’
Verbeter de wereld, begin bij jezelf
Aan het eind van zijn actieve televisieloopbaan richtte hij, samen met o.a. Walter Etty en Boudewijn Poelmann, in 2002 De Nieuwe Omroep op waarin er vooral aandacht zou moeten komen voor het milieu, de derde wereld, mensenrechten en vrede. Van den Heuvel vond dat de publieke omroep hun taak daar redelijk verzaakten. Ondanks voldoende steun kreeg De Nieuwe Omroep niet de status van aspirant-omroep..
‘De Nieuwe Omroep zou echt een hele leuke omroep geweest zijn, met goede journalistieke reportages maar dat is toen afgeschoten door de toenmalige staatssecretaris Van der Ploeg. Toen hebben een aantal jonge gasten in Rotterdam de fakkel brandende gehouden en verdomd een jaar of twee, drie, later kregen ze een zendmachtiging. Ze zijn toen samengegaan met een dierenpartij, Nutopia genaamd, en toen ben ik afgehaakt. Vervolgens werd het Llink, echt een omroep van “verbeter de wereld, begin bij jezelf”, maar daar voelde ik me niet thuis. Dat was niets voor mij.’
Naast het schrijven van romans is Van den Heuvel nog een tijd bezig geweest met het bedenken van televisieformats voor Joop van den Ende, die destijds wat meer de informatieve kant op wilde gaan. Maar ook hier had de televisiemaker niet de wind in de rug. ‘Dat was leuk om te doen. We hadden een serie bedacht met Unesco waarin in elk programma verschillende voorbeelden van het werelderfgoed aan bod zouden komen. Iedereen was enthousiast. Maar om het moment suprème kreeg Joop een blackout. Ik heb toen wel geleerd hoe erg een depressie of een burn-out kan zijn. Man, man, man. Dat was echt heel erg.’
Dat het schrijven een goede vervanging is van zijn (journalistieke) werkzaamheden voor de televisie beaamt Van den Heuvel direct, hoewel hij het medium niet snel los zal laten. ‘Ik ben er nog steeds wel actief. Ik schuif weleens aan bij De Wereld Draait Door en Pauw en Witteman. In het verlengde ben ik nu ook iets heel leuks aan het doen. Ik schrijf recensies over televisieprogramma’s die niet bestaan. Ik heb er nu zestien geschreven. Ik weet nog niet precies wat ik ermee ga doen, maar ik vond het bedenken ervan zo leuk. Ik ben natuurlijk altijd televisiejournalist geweest. Ik heb dus nu eindelijk de tijd en ruimte om te schrijven.’
Aan inspiratie geen gebrek natuurlijk, want vijftig jaar journalistieke (reis)ervaring is een bron voor ideeën. Van den Heuvel: ‘Ik heb op veel van mijn reizen een dagboekje bij gehouden. Niet echt uitgeschreven hoor, maar meer in steekwoorden. Bij mijn boek Het Sahara-raadsel was de hele tocht die ik daar beschrijf al eerder opgeschreven. En ook in De vuile bom heb ik een deel van de reis zelf ooit ook gedaan per zeilboot met Cees Goekoop. Ook hierover had ik aantekeningen gemaakt, die een goede basis zijn geweest voor het verhaal.’
Volgend boek
Zoals dat meestal gaat met schrijvers, het ene boek is nog niet van de pers of ze werken al aan het volgende, Aad van den Heuvel vormt daar geen uitzondering op. ‘Dat is aan de ene kant wel jammer. Eigenlijk zou ik nog met De vuile bom bezig willen zijn, maar als je volgend jaar een nieuw boek wil hebben, dan moet je nu beginnen. Ik ben dan nu bezig met een boek over een verdwenen president, gebaseerd op het verhaal van Luis Cabral. Hij was president van Guinnea-Bissau. Ik ben destijds met die man mee geweest, toen het land nog niet bevrijd was, in een soort mars door de jungle. Als ik daar nu nog over nadenk ben ik nog moe. Ik ben vijf kilo afgevallen toen. Niet lang daarna ontmoette ik hem in de hoofdstad van dat land, toen hij inmiddels president was geworden. Overal hingen foto’s van die tocht, dat was mooi. Maar ineens was hij verdwenen, spoorloos. Er zijn verhalen dat hij naar Cuba is gegaan en later naar Portugal, maar hij zou ook nog zijn teruggegaan naar Guinnea-Bissau. Dat land is weer typisch zo’n voorbeeld van een land dat onafhankelijk is geworden, vervolgens volkomen aan de grond zit en een grote narcoticastaat is geworden. Het is een doorvoerhaven van Colombiaanse cocaïne naar Europa. Dan vraag ik me altijd af: hoe kan dat? Hoe kan het zijn dat het ene land in Afrika er wel weer bovenop komt, terwijl een ander land reddeloos verloren is. Waar ligt dat aan? Dat vind ik een interessant gegeven.’