Interview /
Aline Sax: 'In jeugdliteratuur kom je niet weg met mooischrijverij'
Grensgangers is een aangrijpend en knap geconstrueerd verhaal over de gevolgen van de Berlijnse muur op het leven van drie jonge mensen. In het verhaal volgen we de drie levens van drie familieleden in drie verschillende perioden. Zo wordt Julian in 1961 van zijn vriendin gescheiden door de Berlijnse muur, maar legt hij zich daar niet bij neer. In 1977 zijn Marthe en haar broer Florian lid van een geheime leesclub die verboden boeken leest, maar zich uiteindelijk ook buiten die betrekkelijke veilige omgeving tegen het regime verzet. In 1989 raakt Sybille, die zich helemaal niet met politiek bezig wil houden, daar toch in verstrikt als ze haar comateuze oma wil redden.
Hoewel je al een mooi aantal boeken op je naam hebt staan, zijn we in Nederland nog niet echt bekend met jou als auteur. Je begon al heel vroeg met het schrijven van verhalen. Waar komt jouw liefde voor schrijven én je fascinatie voor het verleden vandaan?
‘Mijn eerste boek schreef ik op mijn vijftiende; Mist over het strand (uitgeverij Clavis), maar ook daarvoor was ik al bezig met schrijven. Zo lang ik me herinner, verzin ik al verhalen. Voordat ik kon schrijven, sprak ik die verhaaltjes in op cassetjes. Als kind was ik bang dat, als ik te veel verhalen in mijn hoofd zou bewaren, mijn hoofd zou ontploffen. Maar toen ik zes was leerde ik gelukkig een veel makkelijkere manier om de verhalen in mijn hoofd te bewaren: schrijven. Ik schreef in dezelfde genres die ik ook graag las; griezelverhalen over zombies en geesten en vampiers. Maar later leerde ik de historische romans van onder andere Thea Beckman, Paul Kustermans en Henri Van Daele kennen en was ik verkocht. Mijn verhalen werden ook steeds langer. Toen ik na een vakantie in Normandië een foto tegenkwam van twee Duitse kindsoldaten die de landing in Normandië in juni 1944 meemaakten, raakte ik daardoor zo gefascineerd dat ik er alles over wilde weten. Maar ik vond nergens informatie over die foto, dus besloot ik er zelf een verhaal over te schrijven. Dat verhaal hield me zo lang en intensief bezig dat het de omvang kreeg van een boek. Dat was mijn debuut Mist over het strand. Vanaf dan ben ik steeds op zoek gegaan naar ideeën – gebeurtenissen, personen, periodes - die me zo fascineren dat ik er lang en intensief aan kan werken zodat de verhalen telkens uitgroeien tot een boek. En die ideeën vind ik meestal in het verleden. De geschiedenis is een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ik ben dan ook geschiedenis gaan studeren aan de universiteit.’
Je eerdere boeken gaan dan ook met name over de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Wat boeit je precies aan die tijdsperiode?
‘In al mijn verhalen ga ik op zoek naar hoe gewone mensen vroeger leefden, hoe gewone mensen in moeilijke of extreme situaties waar ze zelf geen of weinig vat op hebben, hun leven vormgeven. Een oorlogssituatie is natuurlijk een erg extreme situatie. Het boeit me om te exploreren hoe je in zulke omstandigheden jezelf staande probeert te houden. De omvang en de gruwel van de wereldoorlogen is bijna niet te vatten. En toch wil ik dat proberen. Door fictie, door me in te leven in de hoofden van personages, probeer ik te vatten hoe het geweest moet zijn om in die tijd te leven.’
Grensgangers gaat echter over de periode ná de Tweede Wereldoorlog, over de hermetische afsluiting tussen West en Oost. Een logische stap om ook over dit onderwerp een verhaal te willen schrijven. Je deed daar echter meer dan zeven jaar over. In een interview in 2008 gaf je al aan een boek over de geschiedenis van de Berlijnse muur te willen schrijven, maar je zei toen: ‘Het boek over Berlijn schrijf ik nog te veel met mijn hoofd.’ Wat bedoelde je daar precies mee en hoe is dat in de loop der tijd toch veranderd?
‘Toen ik in 2004 - 2005 in Berlijn woonde, wilde ik absoluut iets doen met die geschiedenis van de Muur. De verhalen die daar nog zo aanwezig zijn, de geschiedenis die nog zo voelbaar is, prikkelde me. Maar het is een lange tocht geworden. Een verhaal moet tijd krijgen om te groeien, om te rijpen. De beslissing: ik wil een verhaal over de Berlijnse Muur schrijven en het daaropvolgende historisch onderzoek, zijn rationele handelingen. Maar een verhaal moet ook emotioneel bij me binnendringen voor het een goed verhaal kan worden. Ik moet een verbondenheid voelen met mijn personages. Het is niet voldoende om te wéten wat je wil vertellen, je moet ook kunnen voélen wat je wil vertellen. En dat vergt soms tijd. Maar ik heb dit verhaal die tijd gegeven.’
In Grensgangers beschrijf je aan de hand van drie hoofdpersonages in drie verschillende tijdsperiodes de ontwikkeling van het ontstaan van de Muur tot de val ervan. Elk deel van het boek ademt dan ook een eigen sfeer. Hoe heb je het tijdsbeeld op papier willen vangen?
‘Ik heb het boek geschreven alsof het drie verschillende boeken waren. Ik heb me eerst helemaal gefocust op één verhaal, heb me helemaal ondergedompeld in één hoofdpersonage en één periode. Pas daarna begon ik aan het volgende. De verhaallijnen die doorheen de drie verhalen lopen, wist ik wel op voorhand, maar de uitwerking daarvan hield ik per verhaal apart. Ik ben begonnen met het verhaal van Marthe (1977), dan het verhaal van Julian (1961) en ten slotte het verhaal van Sybille (1989) waar alle lijnen samenkomen. Als ik de verschillende verhalen door elkaar geschreven zou hebben, zouden de stemmen van de personages te veel naar elkaar toegroeien, zouden ze hun eigenheid verliezen en zouden ook de verschillende periodes te weinig van elkaar verschillen. Om me in te leven in een periode heb ik ontelbaar veel foto’s bekeken, muziek beluisterd, magazines doorbladerd, films en nieuwsuitzendingen van toen bekeken, tot ik het gevoel had dat ik me de stad, de mensen, de kledij, de mentaliteit van die tijd precies kon inbeelden. En voor de volgende periode begon ik opnieuw; het historisch onderzoek voor de feiten, de verhalen van mensen voor de emotionele impact, de muziek, de foto’s voor het tijdsbeeld. Tijdens het schrijven van het verhaal van Marthe heb ik bijvoorbeeld mijn vaders platen van de Rolling Stones grijsgedraaid.’
De personages in Grensgangers zoeken niet alleen letterlijk de grens op, maar vooral ook de figuurlijke grenzen in zichzelf. De psychologische ontwikkeling van de personages en het verloop van de tijd gaan hand in hand. Hoe was het om niet één maar meerdere hoofdpersonages uit te moeten werken? Had je zelf een voorkeur voor een van hen?
‘Eigenlijk is Grensgangers niet één maar drie boeken. Ik moest voor elk verhaal helemaal opnieuw beginnen; een nieuwe periode, een nieuw hoofdpersonage, een nieuwe verhaallijn. Dat was best intensief. Dat is ook een van de redenen waarom het me zeven jaar gekost heeft om dit boek te schrijven. Ik moest drie keer opnieuw een hoofdpersonage tot leven brengen. Personages zijn het allerbelangrijkst in een verhaal, vind ik. Zij zijn niet alleen de bestaansreden van een boek – zonder personage immers geen verhaal – maar zij leiden de lezer ook doorheen het hele verhaal. Als een lezer niet met hen kan meeleven, als het hem of haar geen barst kan schelen wat er met het personage gebeurt, heb je geen goed verhaal. Personages moeten levensecht zijn, je moet als lezer helemaal in hen geloven en met hen mee op weg willen gaan. Daarom investeer ik altijd veel tijd in de ontwikkeling van de karakters. Wie zijn ze, waar houden ze van, wat zijn hun dromen, hun angsten, wat is er in hun leven gebeurd dat een belangrijke indruk op hen heeft gemaakt, wat vinden ze zelf hun sterkste en zwakste punt… Zo leer ik hen echt kennen. Want het zijn zij, het is hun karakter dat ook de verhaallijn bepaalt; hoe zij reageren en de keuzes die zij maken, bepalen hoe het verhaal verdergaat.
Als je je personages zo goed kent, is het moeilijk om een favoriet te hebben. Je zit helemaal in hun hoofd, je bént hen een beetje. Ze zijn net als je beste vriend of vriendin; je kent hen door en door en daarom zie je hen graag, ook al weet je dat ze ook mindere kanten hebben.
Maar je wordt natuurlijk niet met iedereen goede vrienden, dus misschien hebben de lezers wel een favoriet?’
In een ander interview zei je eerder: ‘Omdat ik het zo belangrijk vind dat alle details en historische informatie juist is, doe ik erg veel onderzoek. In boeken, documentaires, musea, archieven, aan de hand van foto’s, oude brieven, dagboeken… maar ook door op zoek te gaan naar mensen die nog kunnen vertellen over de periode waarover ik wil schrijven. Hun persoonlijke verhalen boeien me erg.’ Heb je voor Grensgangers ook werkelijke grensgangers gesproken en welk verhaal is je daarvan het meest bijgebleven of heeft je het meest aangegrepen?
‘Een andere reden waarom het schrijven van dit boek veel tijd gekost heeft, is het onderzoek. De periode waarover ik wilde schrijven is nog niet zo lang geleden. Voor de meeste Duitsers is het helemaal nog geen ‘geschiedenis’, maar een periode uit hun eigen leven. De historische werken over bijvoorbeeld het dagelijks leven in de DDR zijn daarom ook erg beperkt. Wat nog niet als geschiedenis wordt aangevoeld, staat natuurlijk nog niet in geschiedenisboeken. Daarom moest ik vooral op zoek naar getuigenissen. En die mensen en hun verhalen moest ik natuurlijk steeds weer op het spoor komen, voor steeds andere aspecten, in drie verschillende periodes. Dat vergde heel wat tijd, maar zorgde er ook voor dat ik me een goed beeld kon vormen van hoe het geweest moet zijn om als gewone burger te leven in de dictatuur die de DDR was. De meest beklijvende verhalen waren die van de ex-gevangenen die – net als Marthe in het boek – door de Stasi gevangengehouden en psychologisch gemarteld werden in Hohenschönhausen. Tot in 1989 speelden zich daar dingen af die je niet voor mogelijk zou houden in een modern Westers land.’
Hoe vertaal je dat historische onderzoek uiteindelijk naar het papier? In welke mate sta je jezelf toe om te fantaseren over je personages of de setting waarin het verhaal zich afspeelt?
‘Het boek is in de eerste plaats een roman, een verhaal. Mijn stelregel is steeds: historical fiction is good history and good fiction. Dat lijkt eenvoudig, maar dat is het allerminst. Good history begint natuurlijk met een historisch correct kader; je moet wéten waarover je schrijft. Je moet voldoende historisch onderzoek doen om te weten in wat voor soort maatschappij je personages rondlopen, wat er kon en niet kon, hoe mensen in die tijd dachten en reageerden. Maar good fiction is minstens even belangrijk; het moet een interessant verhaal zijn, met levensechte personages die de lezer meetrekken en dat in een gave stijl. De geschiedenis mag niet in de weg zitten van het verhaal, maar het verhaal moet zo opgebouwd en verteld worden dat het wel historisch correct, of toch tenminste historisch plausibel is. Dat is een erg moeilijk evenwicht. Vroeger had ik het erg moeilijk met het loslaten van de geschiedenis, nu ga ik er al iets vrijer mee om. Good fiction – met alle kwaliteiten van goede literatuur – is heel erg belangrijk, anders krijg je een gefictionaliseerd geschiedenisboek in plaats van een goede historische roman. De verhalen van Julian, Marthe en Sybille zijn verzonnen – maar ze zouden wel echt gebeurd kunnen zijn.’
‘Het taboe’ - of het doorbreken daarvan - kan een thema genoemd worden in Grensgangers. Zo is het binnen de familie van de hoofdpersonages taboe om over het familieverleden te praten. Maar al schrijvende schuw je ook geen andere onderwerpen waar een taboe op rust, zoals de seksuele aantrekkingskracht tussen Marthe en haar broer Florian. Kun je daar iets over zeggen?
‘In de familie van Julian, Marthe en Sybille zijn er een aantal zaken waarover absoluut niet gesproken wordt. Het verleden is daar inderdaad één van; wat de grootvader precies heeft gedaan tijdens de oorlog is een vraag die niet gesteld mag worden, maar toch doet Marthe het. Ook wat er met Julian en Gudrun gebeurd is na 1961, is off limits voor Marthe en Sybille. Die spanning wilde ik onderzoeken; hoe je je eigen familie eigenlijk nooit echt kent omdat er altijd dingen zijn die je niet van elkaar weet of die je niet aan elkaar wilt laten weten. Informatie en communicatie spelen een erg belangrijke rol in het verhaal. Alle drie de hoofdpersonages zijn op zoek naar informatie in een dictatuur die alle informatie en communicatie aan banden legt en overziet. In zo’n maatschappij zwijgen mensen. Zwijgen is een soort van schild, zowel tegen de staat als tegen het herinneren van moeilijke of pijnlijke periodes, maar Julian, Marthe en Sybille gaan daar tegenin.
De relatie tussen Marthe en Florian is inderdaad niet helemaal zoals ze zou moeten zijn. Ze zijn heel close – eigenlijk té close voor een broer en zus. Marthe heeft Florian nodig om te overleven, in alles wat ze doet en denkt richt ze zich helemaal op hem. Ze vormen een eilandje tussen het stilzwijgen van hun familie. Het is dat krampachtig nodig hebben van Florian dat ook de rest van haar leven – de periode voor en tijdens het verhaal van Sybille – zal bepalen.’
Je laatste boeken zijn allemaal voor de doelgroep 16+ en je zei daar eerder over: ‘Ik voel mij wel goed in de cross-overliteratuur, want het combineert de positieve dingen van jeugdliteratuur met de positieve dingen van volwassenenliteratuur.’ Wat zijn volgens jou de positieve punten van beide genres?
‘Enerzijds houd ik erg van de hoofdpersonages van YA: jonge mensen die op kruispunten in hun leven staan. Keuzes zijn beslissend, kunnen een grote impact hebben, alles is grootser, belangrijker, je kan en wil als jongere nog alle kanten uit, de wereld lijkt eindeloos. Anderzijds vind ik de combinatie van jeugdliteratuur en volwassenliteratuur, waardoor YA zich kenmerkt, interessant. Je hoeft geen rekening te houden met beperkingen, noch in taal noch in de onderwerpen. Seks, taboes (zoals de aantrekkingskracht tussen broer en zus), dictaturen, psychologische foltering, het kan allemaal zonder dat je moet denken ‘oei, zijn de lezers hiervoor niet te jong?’ Je kan ook voldoende psychologische diepgang in je personages steken en tussen de regels schrijven. Subtiliteit mag en kan. Tegelijkertijd mag het verhaal primeren. Heel veel volwassenliteratuur verzandt in innerlijke monologen, in mooischrijverij, in stijl om de stijl. En dat vind ik saai. In jeugdliteratuur kom je daar niet mee weg, daar moet je iets te vertellen hebben. Je mijmert geen bladzijden lang door over het verglijden van de jaren of over de manier waarop een voorbijgangster het beeld van je overleden vrouw in je oproept. Er moet iets gebéuren.’
Kunnen we in de toekomst nog wel een volwassenenroman van jouw hand verwachten?
‘Ik hou me graag op in de schemerzone tussen jeugd- en volwassenliteratuur. Ook Grensgangers ligt daar ergens tussen. Ik zou niet zeggen dat Grensgangers geen volwassenenroman is. Maar het spreekt zeker ook jongeren aan. Op een bepaald moment worden grenzen tussen genres en leeftijden vaag. Vroeger hadden mijn hoofdpersonages steevast dezelfde leeftijd als ik. In mijn eerste boek zijn ze 15 jaar, net als ik toen. Het was geen bewuste keuze om een jeugdroman te schrijven. Mijn personages groeiden mee op met mij. Maar na een tijdje vond ik mezelf te oud worden en heb ik hun leeftijd toch weer laten zakken. In Grensgangers zijn de hoofdpersonages 20. En dat vind ik een fijne leeftijd om te blijven.’
Na het lezen van Grensgangers blijft de lezer nieuwsgierig naar die personages, omdat niet van allen duidelijk wordt hoe het hen vergaan is. Verschillende verhaallijnen hebben een open einde. Ben je van plan een vervolg te schrijven op Grensgangers, of moeten we het met onze eigen fantasie doen?
‘Oh nee, Grensgangers ís al een trilogie! Maar dan in één band. Wat verteld moest worden is verteld. Niet alle eindjes zijn op het einde mooi vastgeknoopt, maar dat hoeft ook niet. Zo is het immers ook in het echte leven. Soms weet je niet hoe iets afloopt en moet je het zelf invullen.’
Is er nog iets wat je kwijt wilt aan onze Hebbanlezers, al dan niet over jezelf of over Grensgangers?
‘Ik wil alle lezers natuurlijk aanraden om het boek te gaan lezen én om te laten weten wat je ervan vond op de Facebookpagina van Grensgangers. (Als je de pagina liket krijg je nog meer inside nieuws en kansen om exemplaren te winnen!)’
Auteursfoto: (c) Koen Broos