Interview /
Interview Annet de Jong
Wat verkoopcijfers betreft zit Annet de Jong nog niet aan de absolute top van de Nederlandse misdaadauteurs, al verscheen een goedkope editie van Vuurkoraal onlangs prompt in de top 60 van het CPNB.
Stilistisch gezien is De Jong echter in drie boeken dermate gegroeid dat zij een aantal van haar goedverkopende collega’s ver achter zich laat. Een groei waar zij hard voor heeft moeten werken. Niet door langdurig te herschrijven, want daar heeft zij een enorme hekel aan, maar door goed te luisteren naar kritische kanttekeningen bij haar voorgaande boeken en daar ook iets mee te doen. Het resultaat is ronduit verbluffend.
Verfilming Vuurkoraal
De debuutroman Vuurkoraal gaat over de 17-jarige Merel Hoogstraaten die voor haar eindexamen slaagt en als beloning met een aantal vriendinnen naar Curaçao mag. Van de ene dag op de andere dag verdwijnt zij spoorloos. Vrijwel meteen na verschijning van Vuurkoraal, werd er door de filmmaatschappij van Hans Pos (bekend van de succesvolle verfilmingen van de boeken van Carry Slee, Kapitein Rob & Sonny Boy) een optie genomen op de filmrechten van het boek. Bijzonder vleiend voor de auteur. De Jong: ‘Een leuke verrassing. Tijdens de presentatie van Levend bewijs kwam Hans Pos met de definitieve versie van het scenario van Vuurkoraal aan. Ik heb een jaar geleden versie vier gezien, en het afgelopen jaar zijn ze er hard mee bezig geweest. Met name Simon de Waal. Met dit scenario gaan ze proberen de financiering rond te krijgen. Pos had het over november gaan draaien in Curaçao. Wat ik zo zie aan het scenario is dat het ook geschikt is voor jong volwassenen. Sensueel, sfeer, vakantiegevoel, spanning, seks. Het zit er allemaal goed in. Wat er nu ligt is een vrije interpretatie van het boek. De sfeer, de personages, de plotlijn staan allemaal, maar er zijn veel personages verdwenen en dingen veranderd. De proloog en epiloog zijn in stand gebleven, dus de spectaculaire scènes op zee. Die zijn natuurlijk cruciaal voor het verhaal. Het lijkt me overigens wel fantastisch om mee te gaan naar Curaçao en een aantal draaidagen mee te maken. Ik kan dan een weblog bijhouden voor de krant. Maar ja, het is pas zeker als de eerste draaidag begint. Dat is altijd zo met film.’
Levend bewijs
Sinds begin juni ligt dus haar derde boek, Levend bewijs, in de boekwinkel.
Het idee voor De Jongs nieuwste boek is niet uit de lucht komen vallen. ‘Ik heb artsen en embryo’s altijd heel spannend gevonden. Net zoals ziekenhuisseries heel populair zijn, vind ik als consument verhalen over dokters spannend om over te lezen en naar te kijken. Het kan entertainment zijn. Ik wilde een hele ijdele arts als personage introduceren.’
Ook zit er een autobiografisch tintje aan het verhaal. De Jong heeft zelf ook ervaring met het fenomeen “vruchtbaarheidsbehandelingen”.
De Jong: ‘Het is bij mij allemaal niet gelukt, maar ik dacht toen wel: “Mijn eicellen liggen nu ergens in een broedbakje en iemand is daarmee aan het goochelen”, tsja. Mijn fantasie sloeg daar enorm van op hol. Dat is de directe aanleiding. Plus het feit dat er in Delfzijl die affaire was van een lesbisch stel dat een zwart kindje heeft gekregen terwijl de donor blank was. Zo is het idee ontstaan.’
Zoals het een journaliste betaamt was De Jong ook in die tijd veel bezig met research. Ze zegt hierover: ‘Ik ben wel iemand die dan ook alles wil weten. Vooral internet. Maar je kunt zeggen dat ik het boek als ervaringsdeskundige heb geschreven. Als iemand aan mijn lijf gaat komen, dan wil ik dat wel precies weten. De eventuele complicaties, de techniek, de slagingskansen. En zwangerschap gaat natuurlijk ook over slagingskansen en daar was ik wel heel erg in geïnteresseerd.’
Alzheimer
De hoofdpersoon in Levend bewijs is Julius, een jongen die het idee heeft dat zijn ouders niet zijn eigen ouders zijn. Aangemoedigd door een neef, gaat Julius samen met zijn lesbische nicht Aafje op onderzoek uit. De Jong: ‘Het leek me interessant om vanuit een jong volwassene te schrijven. Een puber, maar ook weer niet echt. En om vanuit het perspectief van een man te schrijven. Ik dacht laat ik de boel eens lekker omdraaien. Ik vond het overigens helemaal niet moeilijk om vanuit een man te schrijven. Ook de manier waarop hij met zijn gevoelens voor zijn lesbische nicht probeert om te gaan. Het grappige is dat ik voordat ik begon de plot op een A4-tje had geschreven en daar stond weinig in. De dood van oma kwam er totaal niet op voor. Toen ik bezig was met het schrijven van het verjaarsdiner waarbij Julius zijn ouders confronteert met zijn twijfels omtrent zijn afkomst, vond ik dat er nog iets miste. Bovendien moest er ook nog iemand zijn die alles wist van de papieren die oma bewaarde met de geheimen. Toen kreeg ik het idee voor die grappige demente oma. Jammer dat ze zo snel dood moest, maar ja. Ze is dement maar met hele heldere momenten. De tante van Dominique (partner van Annet, red.) heeft Alzheimer en die grap van: “Bij mij is laatst... hoe heet het ook alweer... geconstateerd.” Die komt van haar.’
Julius en de hormonen
Zoals gezegd, een aantal personages maakten nog geen deel uit van het oorspronkelijke idee op dat A4-tje. ‘Nicht Aaf, uiteindelijke eens van de belangrijk personages, stond er bijvoorbeeld nog niet op. Zij is pas tijdens het schrijven ontstaan,’ zegt De Jong.
Hoewel Julius constant erotische fantasieën over zijn nicht heeft, is het niet de liefde die De Jong heeft willen beschrijven. ‘Ik heb niet zozeer verliefdheid willen beschrijven, maar meer hoe de hormonen door die jongen zijn lijf gieren. Ik kan me alles voorstellen bij een allereerste echte verliefdheid, dus ik vond het niet zo ingewikkeld om het gedrag van Julius te beschrijven. Als zijn neef hem zegt dat het nooit wat kan worden met Aaf is Julius niet alleen teleurgesteld, dan rent hij boos weg. Hij gelooft het gewoon niet. Kortweg, de plaat voor het verliefde hoofd. Dat was leuk om te schrijven.’
Hoewel het duidelijk is dat de verliefde Julius nooit een relatie zal krijgen met zijn lesbische nicht, hangt er toch een spanning in de lucht die de lezer doet aarzelen. ‘De spanning in het boek zit ook voor een groot gedeelte in de verhouding tussen Julius en Aaf. Een heel ander soort spanning, maar voor het verhaal is dat goed.’
Sympathie voor de psychopaat
‘Wat ik zelf heel spannend vond, om te zien of het werkte, was of de lezer Julius wel sympathiek zou blijven vinden. Hij heeft gevoelens voor een lesbische vrouw, wordt verdacht van de moord op zijn oma en begaat allerlei (kleinere) misdrijven terwijl hij zich obsessief stort op de zoektocht naar zijn biologische ouders. Hij is echt niet helemaal goed. Door hem verliefd te maken heb ik hem daarnaast ook “zoet” gemaakt. Hij blijft sympathiek. Pas aan het einde als er weer twee doden vallen en Julius gevangen wordt genomen, en weer op vrije voeten komt, zou die sympathie kunnen omslaan. Dominique heeft het gelezen en toen ze het uithad zag ik de teleurstelling op haar gezicht. Dat was voor mij een heel moeilijk moment. Ze vond dat ik het einde moest veranderen. Ik heb haar oordeel hoog zitten, maar anderen die het gelezen hebben, vonden dat ik niet moest veranderen. Heerlijk scary, die hand die boven het graf uitsteekt, bij wijze van spreken. Dus ik heb het zo gelaten als het was.’
Handel in embryo’s
In Levend bewijs vertelt De Jong hoe een ijdele arts tot het uiterste gaat en zelfs grenzen overschrijdt om het slagingspercentage van zijn vruchtbaarheidskliniek omhoog te krikken. Daarbij schuwt hij nieuwe technieken niet, waaronder embryoselectie. ‘Ja, dat bestaat in het echt. Begin jaren negentig is het op zeer beperkte schaal toegepast en er wordt nog steeds vrij terughoudend mee omgegaan. Maar het is nu vooral een uitkomst voor mannen met zwak zaad zodat je die ene eruit haalt die het wel doet en die injecteer je dan in die eicel. Daarvoor wordt het gebruikt.’
Ook de handel in embryo’s speelt een belangrijke rol in het boek.
‘Of dat in Nederland zo is, weet ik niet, maar in Amerika is er gewoon commerciële handel in eicellen. Studentes verkopen ze vaak om bij te verdienen. Die gebruiken hormonen zodat je meer eicellen aanmaakt. Dan doe je een punctie en met een beetje mazzel worden 20 eicellen weggehaald en die kun je dan gewoon verkopen. In Nederland mag dat niet. Wat de prijs betreft. Tegenwoordig betaal je in Polen circa 4.000 euro voor een eicel. Maar je hebt natuurlijk ook Nederlandse vrouwen die naar Polen gaan. Vruchtbaarheidsklinieken hebben in Nederland een grens van 45 jaar. Dan kom je niet meer in aanmerking voor IVF. Er zijn Nederlandse vrouwen die naar het buitenland gaan, maar er komen hier ook Françaises naartoe, omdat lesbiennes in Frankrijk helemaal niet in aanmerking komen. Ik heb gelezen dat er in Düsseldorf een kliniek is waar in een keer veel meer embryo’s teruggeplaatst worden. In Nederland is dat maximaal twee. Het is echt een hele wereld op zich.’
De Jong vervolgt: ‘Volgens mij heeft men er in Amerika geen recht op om te weten wie de donor is. Dat is in Nederland natuurlijk wel goed geregeld. In werkelijkheid zijn er veel mensen die willen weten wie hun biologische ouders zijn. Kijk maar eens naar een programma als DNA onbekend. Die mensen die al hun twijfels, wanhoop en hoop openlijk voor de camera vertellen. Het is natuurlijk ook een bekende kinderfantasie. In de literatuur komt het thema “twijfelen aan je afkomst” ook veel voor. Veel kinderen vragen zich af of hun ouders wel echt hun ouders zijn. Ik ken dat gevoel zelf ook wel. Dat je naar je ouders zit te kijken en je het afvraagt. Gelukkig lijk ik erg op mijn broer, dus geen twijfel mogelijk. Maar, het is bovendien een gegeven dat 1 op de 10 kinderen een andere biologische vader heeft. Een slippertje of buitenechtelijke affaire. Dus het komt erg veel voor.’
Ontwikkeling
‘Mijn eerste boek was, oneerbiedig gezegd, een experiment. Het is filmisch en plotgedreven. Er zitten veel hoofdstukken in. Als je nog niet zeker weet of je in staat bent een boek te schrijven, ben je ook bezig met het aantal woorden dat je nog moet schrijven. Op een gegeven moment ga je dan ook een beetje kletsen, om te zorgen dat het dikker wordt. Dat doe ik nu niet meer. Bij mijn volgende boeken ben ik bijvoorbeeld erg gaan letten op het overbodig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden. Ze geven vaak overbodige informatie waardoor de lezer ze niet echt prettig vindt. Bij Dossier Tobias was ik dus veel bewuster met die dingen in mijn hoofd gaan schrijven en vervolgens gaan schrappen.
En nu, met Levend bewijs, heb ik niet meer op het aantal woorden gelet. Vandaar dat sommigen ook de kritiek hebben geuit dat het best wat dikker had gemogen. Maar ik laat me niet meer opjagen door mezelf om een hoofdstuk langer te maken. Ik concentreer me nu alleen op de zinnen. Het schrijven van Levend bewijs ging dan ook, het klinkt flauw, bijna vanzelf. Het was wel een moeilijk idee om uit te werken. Vooral bij de tweede helft van het boek, begonnen bij mij alle puzzelstukjes op hun plaats te vallen. Dat heb ik niet allemaal van tevoren bedacht. Dus de numerologie die een belangrijke rol speelt, is er pas later ingekomen. Toen was ik al ver over de helft van het boek. Ik was tot op dat moment ook niet bijzonder geïnteresseerd in numerologie. Toevallig las ik er iets over en toen dacht ik, daar kan ik wel wat mee doen. Dat is vaak. Tijdens het schrijven pak je alles waar je over struikelt: artikelen in kranten en tijdschriften. Je zit dan zo in het verhaal dat werkelijkheid en fictie elkaar absorberen. Heel raar.’
Numerologie
Na het lezen van het artikel over numerologie zag De Jong een kans om de pas verworven kennis in haar boek mee te nemen. Als belangrijk onderdeel van de plot. ‘Het was niet zo dat numerologie ook mijn dagelijks leven beïnvloedt. Het was alleen perfect voor mijn verhaal. Ik vond het gewoon leuk om ermee te gaan puzzelen, om een aantal namen zo te krijgen dat ze op een bepaald getal moesten uitkomen. Verder heb ik er niets mee, maar ik kan me wel indenken dat mensen er, als een soort religie, hoop uit putten. Waarom hebben mensen een geluksgetal? Ik heb er ook een, zeven, de maand waarin ik ben geboren. Ik hecht heel veel belang aan mijn leven dus het is een soort levenslust om dat getal te hebben. Maar verder doe ik er niets mee en ik heb nog nooit de staatsloterij gewonnen.’
Roman met misdaad
Het begin van het derde boek, Levend bewijs, is stilistisch prachtig, literair, bijna op Reviaanse manier (De avonden) geschreven. De bekrompenheid, saaiheid en opstandigheid stralen van de pagina’s. Tot dat moment, ver over de 120 pagina’s, is Levend bewijs eigenlijk een literaire roman.
‘Ja, er is een moment geweest dat ik besefte dat ik allerlei spannende elementen moest gaan opvoeren, wilde ik er een thriller van maken. Maar wat er in de vruchtbaarheidskliniek allemaal niet deugde, dat moest ik zelf ook nog uitvinden. Overigens vroeg mijn broer, die Neerlandicus is, waarom ik zo nodig een spannend boek wilde schrijven? “Hou eens op met die thrillers,” zei hij, “en ga eens een gewone roman schrijven.” Misschien ga ik dat wel een keer gewoon doen. Ik heb een heel mooi onderwerp. Met thrillers verdien ik nog niet zoveel geld. En of je in het thrillergenre ooit doorbreekt? Het kan, maar het is een loterij.’