Interview /
Interview Camilla Läckberg
Slim en koket
Beschaafd kort gerokt en met enkelhoge laarsjes met hoge hakken loopt ze me zelfverzekerd tegemoet. Een vriendelijk van levenslust overlopend open gezicht. Koket is het eerste woord dat bij me opwelt Niet helemaal onverwacht, want op foto’s heb ik haar in vele gedaantes mogen aanschouwen: als huisvrouw uit de jaren vijftig, als verleidelijke vamp, in het bad en gemoedelijk lezend op bed. Camilla houdt van de fotocamera en de camera houdt van haar. Ik volg haar slanke en bewegelijke gestalte naar de ruimte waar het interview zal plaatsvinden. Een intelligente vrouw zo blijkt al snel, die ondanks haar prille 32 jaren het nodige heeft meegemaakt en heeft nagedacht over het leven. Getrouwd, kinderen, postnatale depressie, gescheiden. Ga er maar aan staan. Camilla heeft een prettige stem en spreekt vloeiend Engels. In een rap tempo, want ze heeft veel te vertellen en doet dat ook met verve.
Tjallbacka
Camilla is geboren in Tjallbacka, waar ze tot haar 17e heeft gewoond, voordat ze in de grote stad economie ging studeren. Ondanks het feit dat ze nu in Stockholm woont, is ze haar geboorteplaats niet vergeten. “Ik heb mijn hele jeugd doorgebracht in Tjallbacka. Dat plaatsje betekent alles voor me. Het is mijn huis en mijn thuis, ook al woon ik er niet meer. Hoewel ik nooit naar Tjallbacka zou terugkeren om te wonen, ligt mijn hart daar wel. Het is alleen te klein. Het dorpje telt maximaal duizend inwoners en dat is echt te klein voor een moderne vrouw. Maar ik heb nu het beste van twee werelden. Ik woon in Stockholm en ga regelmatig terug naar mijn geboortedorp. Ik voel me daar heel prettig. Ik ken de mensen en zij kennen mij. Ze hebben me zien opgroeien. Ze kennen mij mijn hele leven, zij kennen mijn moeder die er al haar hele leven woont, ze kennen mijn grootmoeder en zelfs mijn overgrootouders. Ze kennen mijn familiegeschiedenis haast beter dan ik. Dat geeft een warm gevoel.”
Vaderskindje
“Mijn vader was een politie-inspecteur en mijn moeder was liefhebbend huisvrouw. Mijn vader heeft verscheidene hartaanvallen gehad waardoor hij gedwongen met pensioen moest. Hij haatte het. Hij was een actief man die zich bezig hield met allerlei organisaties, zoals de Lions. Hij was altijd dingen aan het regelen en had dan ook een bloeiend sociaal leven.
Ik heb die liefde voor mensen en veel sociale contacten zonder meer van hem. Hij was ook overbezorgd ten opzichte van mij. Ik had twee oudere halfzusters, meisjes die mijn vader uit een vorig huwelijk had. Ik was dus de jongste. De meiden en ik hebben onze opvoeding wel eens vergeleken. Nou, dat waren twee totaal verschillende werelden. Zij hadden jongens op hun kamers, gingen naar feestjes, dolden rond. Ik mocht dat allemaal niet. Ik was de kleine, ik moest beschermd worden tegen alle gevaren van de boze buitenwereld. Hij was geboren in 1929 en dus al een oudere vader toen ik werd geboren in 1974. Ik was papa’s meisje. Maar ik had wel een gelukkige jeugd. We spraken veel met elkaar over boeken en muziek. Ik wist op jonge leeftijd al veel over de muziek uit de jaren vijftig waar mijn vader dol op was. Daardoor is ook mijn liefde voor politieromans begonnen. Mijn vader had kasten vol. Hij was altijd aan het lezen, meestal in twee boeken tegelijk. Je zag die man werkelijk overal lezen: in de keuken terwijl hij aan het koken was, met een hand in de pot roerend, hij las als hij door de gang liep, in de tuin stond, in de slaapkamer lag, mijn vader las altijd. Hij was een optimistisch man en als hij las hoorde ik hem vaak lachen. Ik was erg nieuwsgierig en vroeg dan waarom hij lachte en dan las hij mij hele passages voor. Het lezen is me dus met de paplepel ingegoten. Op mijn achtste las ik mijn eerste boek van Agatha Christie en ik was meteen verslaafd. Op ijn elfde had ik alles van Christie gelezen en begon ik aan Mike Hammer en John Dickinson Carr. Ik heb dus een solide basis op het gebied van de misdaadroman. Ik heb uiteraard ook alle Zweedse klassiekers gelezen, waaronder de Sjowalls Die liefde voor de misdaadroman is nooit over gegaan. Van alles wat ik lees is zeker 80% misdaadroman en maar 20% iets anders. Toen ik later bedacht dat ik zelf wilde gaan schrijven was het van af het begin duidelijk dat ik misdaadromans zou gaan schrijven. “
Verschil tussen man en vrouw
Camilla Läckberg mag dan veel Mike Hammer hebben gelezen, ze is er niet door beïnvloed. Haar boeken hebben de emotionele touch die kenmerkend is voor het werk van vrouwelijke auteurs.Zo zijn de eerste vijftig pagina’s van haar boek Steenhouwer uitermate emotioneel van toonzetting. De politie wordt geconfronteerd met een 7-jarig meisje dat verdronken is. Wat volgt is een lang rouwproces van alle personages uit de omgeving van het meisje. Uitgebreid wordt er ingegaan op de emotionele wanhoop, het ongeloof, de depressiviteit van de moeder, de vriendin, de politieagent en andere figuren. De tranen rollen als douchewater over de pagina’s. Camilla Läckberg had er naar eigen zeggen, zelf enorm veel behoefte aan om emotioneel zo krachtig uit te pakken.“Ik ben een groot loefhebber van de boeken van Elizabeth George. En met name de gedeeltes waarin de relatie tussen Lord Thomas Lynley en zijn Lady wordt beschreven. Mijn ex-man las haar boeken ook, maar juist die passages waar ik in zwolg, daar begon hij ongeïnteresseerd door te bladeren. Als ik hem hoorde zuchten wist ik dat het weer zover was. Hij vroeg zich af waarom al die emotionele rotzooi erin moest. Hij vond het geen misdaadroman. Dus na mijn eigen eerste boek, waarin ik ook veel emotionele dingen beschreef, dacht ik dat ik totaal geen mannelijke lezers zou treken. Tot mijn grote verbazing bleek echter dat ik bijna meer mannelijke dan vrouwelijke lezers had.
Een tachtig jarige man bedankte me voor mijn beschrijving van een postnatale depressie. Zijn vrouw had er tijdens de geboorte van haar kind ook last van gehad, maar in hun tijd konden ze er met niemand over spreken. Ze wisten ook niet wat het was. Pas nadat hij mijn boek had gelezen, snapte hij wat het precies was en hoe ze destijds geleden moest hebben.
Postnatale depressie
“Toen ik aan dit boek begon had ik een kind en was ik zwanger van mijn tweede was, realiseerde ik me pas goed hoe afhankelijk een kind van je is en wat een zorgen ze met zich meebrengen. En plotseling werd ik doodsbang. Michael Connelly heeft het eens prachtig beschreven in zijn boek Bloedbeeld. Daarin krijgt Terry McCaleb op latere leeftijd een kind en men vraagt hem hoe dat voelt. Hij antwoordt dan: “Het is alsof je de rest van je leven moet leven met een geladen pistool tegen je hoofd.” Ik snapte helemaal wat hij bedoelde. Je hebt natuurlijk alle positieve dingen van het ouderschap, maar je leeft de rest van je leven ook in angst. En toen ik mijn boek Steenhouwer schreef waarin de ouders hun jonge kind verliezen, stapte ik in de schoenen van die mensen en stelde me voor hoe ik zou reageren. En ik weet zeker dat dat heftig zou zijn. Die absolute wanhoop heb ik proberen te beschrijven.
Als het om kinderen gaat heb je het over hele sterke emoties. Toen mijn eerste kind, mijn zoon, werd geboren, heb ik een paar maanden lang geleden onder een postnatale depressie.
En dat betekende dat ik in het begin helemaal niet van mijn eigen baby hield. Ik was totaal niet blij. Zag mijn kind ook liever niet. Dat neemt niet weg dat vanaf de allereerste minuut wel het moederinstinct in alle kracht aanwezig was. Als ik zijn leven had kunnen redden door voor een aanstormende trein te springen, dan had ik dat gedaan. Bij een postnatale depressie heb je als moeder een enorm schuldgevoel. Ik voelde me gewoon verraden. Ik had zo naar de geboorte uitgekeken en iedereen in mijn omgeving had me het gevoel gegeven dat het de hemel op aarde zou zijn. Ik zou op roze wolken drijven enzo. Maar ik had de eerste maand niets dat op dat gevoel leek. Ik heb mijn ogen uit mijn hoofd gehuild. Mijn oudere zuster zei dat ik niet moest overdrijven, want dat de eerste maanden natuurlijk altijd zwaar zijn. Ik vroeg haar waarom ze me dat niet veel eerder verteld had. Ze zei teon dat ze me niet ongerust had willen maken. Ik voelde me ellendig. Ik heb er veel over gesproken voor de Zweedse televisie en in tijd schriften en ik heb veel brieven gehad van moeders die zeiden dat ze dachten dat ze de enige waren in de hele wereld, dat ze zich eenzaam hadden gevoeld en dat ze er met niemand over konden praten. Het is zo’n overweldigende emotie. Die emotie heb ik in mijn vorige boeken, maar ook in Steenhouwer proberen duidelijk te maken.
Doodnormale romantiek
Hoewel Camilla Läckberg enorm veel misdaadliteratuur heeft gelezen, zegt ze door niemand beïnvloed te zijn. “Maar omdat ik zoveel misdaadromans heb gelezen, kan ik wel zeggen dat ik erdoor geschoold ben. Wat ik heb geleerd is een zeker ritme. Je moet een nodige dosis spanning opbouwen, daarna moet je de lezer een moment van ontspanning gunnen, en dan moet je de spanning weer opvoeren. Dat heb ik geleerd van lezen. Want door te lezen, leer je schrijven. Toen ik begon wilde ik absoluut niet schrijven in de stijl van Liza Marklund of die van Henning Mankell. Dat werkt niet. Het origineel is toch altijd het beste. Ik wist sowieso beter wat ik perse NIET wilde dan dat ik wist wat ik WEL wilde. Ik wilde perse niet schrijven over een 50 jaar oude politieman die thuis moeilijkheden had, te veel whisky dronk en ruzie had met zijn dochter. Sterker nog, ik wilde eigenlijk helemaal geen politieman als hoofdpersoon. Ik wilde een vrouwelijke hoofdpersoon van mijn eigen leeftijd. Ik wist alleen niet welk beroep ik haar moest geven. Journaliste? Nee die had Marklund al. Advocate? Nee, ik weet helemaal niets van wetgeving. Een schrijfster? Ja, dat leek me wel wat. Dat ben ik zelf en het is ook geloofwaardig dat een schrijfster overal vragen stelt. Maar na vijftig pagina’s kwam ik erachter dat het heel moeilijk was om een privé-persoon overal te laten binnenvallen om vragen te stellen. In de tijd van Agatha Christie ging dat nog met Mrs. Marples, maar nu kan dat niet meer. Dus moest ik alsnog een politieman introduceren en ik dacht toen eerlijk gezegd “darn” Nu vind ik het prima, maar toen helemaal niet. Ik zag niet in hoe ik een politieman op een normale manier romantisch kon laten zijn. Want ik wist wel dat ik mijn hoofdpersonen volstrekt normale personages wilde laten zijn. Ik wilde geen superheld. Mijn inspecteur Patrick Hedstrom is doodnormaal, de buurman van hiernaast. Ik houd van Henning Mankell, maar ik heb een paar van zijn boeken te snel na elkaar gelezen, en na een tijdje had ik het helemaal gehad met zijn hoofdpersonage die steeds ziek was en knorrig en zich ongelukkig voelde. Ik wilde dat mijn personages ook positieve karaktertrekken hadden, positieve gevoelens en dat ze ook positieve dingen meemaakten. Natuurlijk hebben ze problemen, iedereen heeft problemen, maar ik wilde ook mooie momenten in de ochtend, geluksbeleving.”
Organisch en intuitief
Camilla Läckberg praat gedreven als ze over haar beroep praat. Ze weet dat ze kan schrijven, maar het komt vanuit een onbekende bron. Een vaste structuur of een vastomlijnd verhaal heeft ze niet als ze begint. “Nee, totaal niet. Als ik begin heb ik alleen een basisidee. Voor Steenhouwer bijvoorbeeld heb ik inspiratie geput uit een verhaal dat ik las over drie generaties vrouwen. Het verhaal speelt in het heden, ging via een flash back terug naar het verleden waar je kennis maakte met drie generaties vrouwen wier levens je volgde tot aan het heden. Ik vond het een prachtige verhaalopbouw voor een misdaadroman. Bij mij wordt in het heden een meisje vermoord en daarna ga ik terug in het verleden en beschrijf drie generaties vrouwen tot aan het heden, net zoals in mijn voorbeeldverhaal Die verhalopbouw was dus mijn basisidee. Verder weet ik altijd wat het motief is van de misdaad. Dus vast staat waar het verhaal om draait. Ik ken het vertrekpunt, een paar dingen die onderweg gaan gebeuren en het einde. Maar 90% van het verhaal komt organisch tot stand als ik aan het schrijven ben. Dat kan omdat ik weet naar welk punt ik toe wil schrijven. Ik heb op mijn computer een pagina waar ik de synopsis, met aanknopingspunten op heb uitgetikt. Die open ik terwijl ik aan het schrijven ben. Terwijl ik schrijf schieten me allerlei dingen te binnen die ik later in het boek kan gebruiken. Die tik ik dan meteen uit in de pagina met de synopsis. Tegen de tijd dat ik halverwege het boek ben, heb ik 4 pagina’s vol ideeën en plotwendingen. Maar ik ken dus van te voren geen details ofzo.”
Opwinding
“Ik schrijf vanuit mijn intuïtie, een onderbuikgevoel. Na een aantal pagina’s onderzoek of avontuur of actie, zoek in naar ontspanning en daarna weer drama Tot ik vind dat dat saai dreigt te worden en vindt dat er weer iets anders moet gebeuren. Maar spanning kan alleen opgebouwd worden als je af en toe heel andere momenten inlast. Constante spanning bestaat niet. Het is net als het echte leven, niet elk moment kan opwindend zijn. Een ijsje elke dag kan, maar niet elke dag in de achtbaan. Opwinding bestaat bij de gratie van afwisseling. Je kunt dat goed zien aan kinderen. Die moeten zich af en toe kunnen vervelen. Het zou niet goed zijn als die elk moment entertainment hadden. Als je je verveelt, kan je terugvallen op je fantasie. Dus da’s beter. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor lezers. Laat ze zich heel af en toe, natuurlijk niet te lang, maar vervelen. Dan gaan ze meedenken en hun eigen wereld invullen.”
Roerige tijden
Camilla heeft roerige tijden gekend. Ze stopte met werken, kreeg kinderen, ging scheiden en begon te schrijven. “Mijn eerste boek werd door de uitgever geaccepteerd in dezelfde week als mijn eerste kind, mijn zoontje, werd geboren..Ik heb toen besloten om een aantal jaren niet te werken. Het was mijn grote kans om van schrijven mijn werk te maken en die kans wilde ik met beide handen grijpen. Maar, de eerste twee boeken vielen niet mee. Ik had toen geen babysitter thuis. Ik schreef als ze naar bed waren, dus eigenlijk als ik zelf al moe was.Nu is het meer gereguleerd en schrijf ik van 9 tot 4 uur. Ik ben gescheiden en heb de kinderen om de week. Ik kan dus behoorlijk regelmatig heel egoïstisch zitten schrijven.”
Eenzaam
“Mijn eerste boek was overigens niet meteen een doorslaand succes. Er werden 3.000 exemplaren van verkocht. Van het tweede boek 20.000 Maar toen kreeg je het sneeuwbaleffect. Mijn volgende boek werd met honderdduizenden verkocht en de verkoop van de vorige boeken nam ook een enorme vlucht. Het succes heeft dus moeten groeien. In tijdschriften wordt er over mij geschreven alsof ik van de ene dag op de andere succes heb gehad. Dat is niet waar. Het kwam geleidelijk aan en het is hard werken geweest. Schrijven is ook eenzaam werk. Daarom heb ik mijn jaar opgesplitst in twee verschillende periodes Van augustus tot en met januari heb ik voornamelijk als een kluizenaar thuis zitten schrijven. Hooguit af en toe een enkel interview ofzo. Maar al met al, mijn eenzame periode. Achter de computer, in mijn trainingspak, veel te veel koffie drinkend. Maar tegen de tijd dat het boek klaar is, ben ik het helemaal zat om alleen maar in mijn eentje thuis te zitten werken. En daarna ben ik zo’n slordige zes maanden hysterisch op zoek naar gezelschap. Ik zie dan heel veel mensen. Ik geef handtekeningensessies, doe interviews, houdt lezingen Mensen, mensen, mensen en daar kan ik oprecht naar verlangen. Feest is het dan. Ook veel tijd voor de familie. Maar, feest. Ik ga helemaal los. Na die periode snak ik echter weer naar mijn kooi en mijn trainingspak en het harde werken aan een boek. Ik heb het beste van twee werelden. Ik ben geen mens dat een jaarlang aan een boek kan zitten schrijven, zoals andere schrijvers. Ik kan niet tegen constante isolatie. Ik wil ook mensen zien, feest.”
Beter schrijven
“Ik denk wel dat ik in de loop der jaren beter ben gaan schrijven. Ik heb inmiddels heel wat trainingsarbeid achter de rug en alles wat je doet wordt na training beter. Als ik nu naar mijn eerste boek IJsprinses kijk, heb ik moeite om het te lezen. Er zijn zoveel dingen die ik nu anders zou doen. Er zitten passages in die ik nu in z’n geheel zou schrappen of inkorten. Er zijn dingen die ik de personages bij nader inzien beter niet had kunnen laten doen. Kortom, ik heb van mijn fouten geleerd. Maar ik heb natuurlijk ook meer zelfvertrouwen gekregen. Ik weet dat ik kan schrijven en dat is niet arrogant bedoeld. Maar dingen kunnen altijd beter. Ik ben bijvoorbeeld scherpere dialogen gaan schrijven. En zo is er meer.”
Traditioneel entertainment
Wat Camilla Läckberg haat is de huidige discussie in Zweden over het verschil tussen literatuur en de misdaadroman. Men zegt daar dat literatuur en crimenovels onverenigbare grootheden zijn. “Ik vind dat heel oneerlijk. Wat mij betreft hecht ik niet al te veel waarde aan literair taalgebruik. Ik ben een verhalenverteller. Ik wil een verhaal zo goed mogelijk laten overkomen bij de lezers. Ik zie mijzelf als iemand die in de entertainmentbusiness werkzaam is. Ik wil mensen binnenslepen in mijn fantasiewereld en hen urenlang hun stressvolle bestaan laten vergeten. Een paar uur of een dag ontspanning. Dat is mijn doel en taal is voor mij niet meer dan een instrument om dat doel te halen. En ik ben ook niet iemand die uren gaat piekeren om een zonsondergang op een heel speciale manier te beschrijven. Ik schrijf misdaadromans. Als ik Patrick een glas laat oppakken, dan schrijf ik dat en ga ik niet schrijven dat hij een glas oppakt dat glinstert in het licht van de olielamp en dat het hem met hoop vervult dat het licht ook zijn ziel zal laten schijnen. Ik kan dat niet omdat het niet past bij het type boek dat ik schrijf. Verdorie nee zeg, we hebben het over een glas, een doodgewoon glas. Het is misschien traditioneel, maar misdaadromans zijn een traditioneel genre. Uiteraard is er ook een grijs gebied, Donna Tart bijvoorbeeld. Zij schrijft literatuur waar misdaad een rol in speelt. Er is dus een grijs gebied, maar in dat gebied begeef ik me niet. Ik ben traditioneel en ik voel me daar bijzonder goed bij.”