Interview /
Interview George Pelecanos
Door Marcella van der Weg
Waarom schrijft u zo graag over de onderklasse?
Ik voel me gedreven om te schrijven over mensen die minder geluk hebben gehad dan ik. Zij zijn ondervertegenwoordigd in de Amerikaanse literatuur. Maar het is niet de weg naar de bestsellerslijsten, kan ik u verzekeren. De meeste Amerikanen willen lezen over succes en over mensen met wie ze zich kunnen identificeren. Maar ik denk ook niet dat John Steinbeck aan grote zakken geld dacht toen hij The Grapes of Wrath schreef, waarmee hij de armen tegen de rijken verdedigde. Hij probeerde gewoon een goede, gepassioneerde roman te schrijven over een onderwerp dat hem persoonlijk aan het hart ging.
Hoe past basketbal in dit plaatje?
Dat is een van mijn obsessies. In mijn tienertijd waren er geen computers of videospelletjes, wij doorkruisten de stad en speelden straatbasketbal. Op die basketbalpleintjes leerde je kinderen kennen van een ander ras en met een andere achtergrond, maar die zaken deden er niet toe, je werd alleen beoordeeld op je kwaliteiten.
Net als die jongens in Geen weg terug tekenden mijn vrienden en ik met viltstift de rugnummers en namen van onze basketbalidolen op onze T-shirts, want we hadden helemaal geen geld om de echte shirts te kopen. Ik wil overigens niet suggereren dat het onschuldiger tijden waren. Wij waren regelmatig high van de wiet als we speelden.
In Geen weg terug verandert een incident in 1972 het leven van zes jongens. Welke gebeurtenis veranderde uw leven?
Het moment dat ik op mijn elfde in mijn vaders diner (restaurant) begon te werken, net zoals Alex, een van de hoofdpersonen. Ik leerde er omgaan met volwassenen; ik zag het beste, maar ook het slechtste in hen en ik raakte er gefascineerd door ras en klasse. Ik geloof echt dat die periode een schrijver van mij heeft gemaakt. Ik raakte zozeer betrokken bij het leven dat ik voelde dat ik er verhalen over moest vertellen. Bovendien heb ik er geleerd wat werken is, dat arbeidsethos heeft me nooit verlaten.
Sommigen personen in het boek hebben het idee dat ze een schuld moeten inlossen. Heeft u dat gevoel ooit gehad?
Ik denk dat je altijd iets aan je ouders probeert te bewijzen – en uiteindelijk aan jezelf. Dat je waardevol bent. Toen ik 19 was, werd mijn vader erg ziek en stopte ik met mijn studie om de diner over te nemen. Dat klinkt als een hard gelag maar dat was het niet. Sinds die tijd zag mijn vader mij als een man en niet langer als een kind dat maar wat aanrotzooide. Dus dat had ik alvast binnen.
Ik vind het nobel dat Alex in de diner is gebleven, maar ik ben eruit gestapt. Rond mijn dertigste voelde ik de seconden steeds sneller wegtikken en realiseerde ik me dat ik nog maar weinig had gedaan om mezelf te onderscheiden. Zoals veel schrijvers ben ik me hyper bewust van mijn sterfelijkheid; ik wilde iets achterlaten, al was het maar mijn naam op het ruggetje van een boek. Dat was voor mij voldoende motivatie om aan mijn eerste boek te beginnen en daarmee heb ik voor mijn gevoel iets teruggegeven voor het privilege dat ik leef. Ik ben blij dat ik dat een kans heb gegeven, de ‘dromer’ in Alex zit erg sterk in mij.
Wat heeft u opgestoken van al uw research in de ‘mean streets’ van Washington D.C.?
Ik hoop dat ik blijf leren en ontdekken, want dat jaagt mijn passie voor het schrijven aan, zo verzamel ik munitie voor mijn boeken. Er bestaan in Amerika twee gescheiden werelden en de kloof wordt steeds wijder. Ik blijf erover schrijven, omdat sommige mensen deze ongelijkheid ontkennen en politici erover heen stappen alsof het niets te betekenen heeft. Bovendien ben ik altijd nieuwsgierig naar hoe dingen in elkaar steken. En gek genoeg: hoe meer ik zie, hoe minder cynisch ik word. Mensen hebben zoveel veerkracht.
In Geen weg terug citeert u een boek waarin crime fiction een ‘fascistisch genre’ wordt genoemd. Wat wilt u daarmee zeggen?
Een traditionele misdaadroman heeft een moord in het eerste hoofdstuk die in het laatste hoofdstuk wordt opgelost. Dat geeft de lezers als boodschap dat de orde der dingen weer is hersteld en verzekert hen dat alles goed zal komen. Dat is de grote leugen van het misdaadverhaal. Een moord is nooit ‘opgelost’, behalve als het slachtoffer uit de dood herrijst. Voor de nabestaanden is de wereld voorgoed uit het lood geslagen en niets maakt dat weer goed. Bovendien prent het traditionele misdaadverhaal de lezer in dat misdadigers gepakt en gestraft worden. Ook dat is niet waar.
De impliciete boodschap is: houd je aan de wet en gedraag je. Dat gaat voorbij aan de realiteit en aan het ‘waarom’ van misdaad – juist met dat sociale aspect houd ik me bezig. Vijftig jaar geleden werkte meer dan de helft van de Amerikanen in de productie, dat waren goede vakbondsbanen, met een eerlijk loon een ziekte- en pensioenvoorzieningen. Tegenwoordig is er vooral werk in de slecht betaalde dienstensector, daarom bestaat er in onze steden een ondergrondse, illegale economie. Toch komt dit soort onderwerpen maar mondjesmaat aan bod in boeken, televisie en film; het wordt gereduceerd tot goed versus kwaad, politieman versus crimineel. En dat is niet het hele verhaal.
Letterlijk vertaald betekent uw titel Het Keerpunt (The Turnaround). Waaraan refereert u?
Niet alleen aan de botsing tussen de jongens. De titel heeft ook betrekking op Amerika, het is een cruciaal tijdsgewricht. Ons land staat politiek en sociaal op een keerpunt.
‘Obama for president’?
Ik steun hem al lang en de dag dat hij geïnaugureerd wordt als onze nieuwe president vier ik feest. Hij is het echte werk: een hoogst intelligente hervormer, die met beraad en verstand zal optreden. Amerika is een beter land dan de wereld de laatste acht jaar heeft gezien. Obama gaat onze reputatie herstellen.
NB. Bovenstaand interview door Marcella van der Weg is een uitgebreide versie van een kort, Select, interview dat onlangs in HP / De Tijd is gepubliceerd.