Interview /
Hagar Peeters: 'Nog steeds vind ik andere dichters veel interessanter'
De allergrootste dichter van de twintigste eeuw, noemde Gabriel García Marquez hem, maar ook de rest van de wereld las zijn gedichten graag. De Chileense dichter Pablo Neruda (1904-1973) werd niet alleen bewonderd om de kwaliteit van zijn lyrische poëzie, maar ook om het feit dat hij de onderdrukten in zijn werk een stem probeerde te geven. In 1971 won hij de Nobelprijs, twee jaar voordat hij stierf — de nationale begrafenis die hij kreeg, twee weken na de dood van Salvador Allende, de democratisch gekozen socialistische president van Chili die bij een militaire coup om het leven kwam, groeide uit tot de eerste publieke protestmanifestatie tegen de nieuwe militaire dictatuur. Nog steeds spreekt Neruda’s leven en werk tot de verbeelding. Er verschenen talloze (auto)biografieën van Neruda, zijn werk wordt nog steeds herdrukt. Onlangs verscheen Je voeten raak ik in de schaduw, twintig nog niet eerder gepubliceerde gedichten.
Veel minder bekend is dat Neruda een dochter had van zijn eerste, Nederlandse vrouw: Malva Marina Reyes (1934-1943). Noch in zijn memoires, noch in zijn gedichten schreef hij ooit over het meisje, dat geboren werd met een waterhoofd en op achtjarige leeftijd zou sterven — maar toen had hij haar, en haar moeder, al lang verlaten. In de vorige maand verschenen debuutroman Malva geeft Hagar Peeters, die bekend werd als dichter van bundels als Genoeg gedicht over liefde vandaag (1999) en Koffers zeelucht (2004), Malva een stem; daardoorheen weeft ze het verhaal van haar eigen vader, die tot haar elfde vrijwel afwezig was.
Had dit verhaal ook in gedichten verteld kunnen worden?
‘Dat was wat ik in eerste instantie probeerde. Ik wilde een bundel schrijven vanuit het perspectief van Malva, maar dat werkte niet. Mijn gedichten zijn over het algemeen persoonlijke beschouwingen over de wereld, daar hou ik van; het voelde gekunsteld aan om als een personage, als Malva, te schrijven. Bovendien wilde ik zoveel met dit verhaal — en wat ik wilde, dat kon niet in poëzie. Ik wissel stukken proza af met gedichten en liedteksten; er komt een socratische dialoog in voor; ik citeer uit de dagboeken van mijn vader, fragmenten die ik niet gepolijst heb, maar juist daardoor impact hebben. Dit soort dingen zouden in een dichtbundel niet werken.’
Wist je van tevoren precies hoe je je roman wilde opbouwen?
‘Ik begon met schrijven zoals ik ook met dichten begin: ik liet me verrassen — ik had van tevoren geen idee wat er precies zou gebeuren in welk hoofdstuk. Het schrijfproces was overigens wel totaal anders. Veel van wat er in Malva staat heb ik niet bedacht tijdens het werken, maar tijdens momenten waarop ik iets anders aan het doen was, zoals de afwas. Terwijl ik, wanneer ik gedichten maak, al schrijvende op ideeën kom.’
In het boek doe je alsof Malva jou, Hagar, heeft uitgekozen om haar verhaal op te schrijven. Maar haar leven vertoont ook gelijkenissen met het jouwe.
‘Met mijn eigen vader, de journalist Herman Vuijsje, die de gebeurtenissen in Chili versloeg ten tijde van de militaire coup, heb ik tot mijn elfde weinig contact gehad. Op latere leeftijd mocht ik zijn dagboeken lezen, waarin hij niets schreef over mij, maar wel over waar de plek was waar hij zich bevond toen ik werd geboren: het absolute zuiden van Chili, een soort wilde westen. Omdat ik nieuwsgierig was naar waar hij was geweest toen ik werd geboren, ben ik erheen gereisd.
Het bleek ook de plek te zijn waar Neruda was opgegroeid. En omdat ik dichter ben, wilde ik alles van hem weten. Een gids die ik daar ontmoette vertelde dat Neruda een Nederlandse dochter had; later, toen ik Neruda’s autobiografie las, kwam ik erachter dat hij met geen woord over haar repte. Wauw, dacht ik, dit is ongelooflijk — ook ik ben verzwegen, mijn familie wist tot mijn elfde niet van mijn bestaan. Ook de vergelijking tussen mijn vader en Neruda wat betreft hun paradoxale houding trof me: Neruda stond bekend om zijn zorg voor armen en onderdrukten, terwijl zijn gehandicapte dochter door hem werd verstoten; mijn vader maakte heldhaftige reportages over indianen en grootgrondbezitters, terwijl ik opgroeide. Het was absurd, dat alles zo samenviel. Hier moet ik iets mee, dacht ik.’
'... toen ik Neruda’s autobiografie las, kwam ik erachter
dat hij met geen woord over haar repte.
Wauw, dacht ik, dit is ongelooflijk — ook ik ben verzwegen,
mijn familie wist tot mijn elfde niet van mijn bestaan.'
Was je een fan van Neruda’s poëzie, voordat je met schrijven begon?
‘Mijn fascinatie voor Neruda is pas begonnen na mijn bezoek aan Chili. Hij is een lyrische dichter, terwijl ik veel meer heb met meer filosofische Zuid-Amerikaanse schrijvers, zoals Cortazar en Borges. En nog steeds vind ik andere dichters veel interessanter. Dat was goed, want daardoor viel hij voor mij ook niet van een voetstuk. Wat overigens niet wegneemt dat hij heel mooie gedichten heeft geschreven, en ook zijn productiviteit is ongelooflijk: die man heeft duizend levens gehad, denk je, als je zijn autobiografie leest. Totdat Malva ‘ontdekt’ werd was hij vooral fantastisch — een politieke held en een geweldige dichter — maar door dit verhaal verandert dat beeld, en wordt ook duidelijk dat hij al die dingen heeft kunnen doen, omdat hij zijn dochter volledig heeft genegeerd.’
Alsof hij zijn ziel aan de duivel verkocht.
‘Neruda verstootte zijn dochter toen zij twee jaar oud was. Dat was ook het moment dat hij communist werd, en steeds meer politiek geëngageerde gedichten begon te schrijven, terwijl hij daarvoor een liefdesdichter was. Ik heb zelf het idee dat deze dingen met elkaar te maken hadden, dat het feit dat hij zo begaan was met het lot van anderen ter compensatie diende voor zijn houding ten opzichte van Malva. Je ziet hetzelfde bij Arthur Miller, een moralistische, geëngageerde schrijver met een schizofrene zoon, die ook een rolletje speelt in Malva. Maar het is een vermoeden — hard maken kan ik het niet.’
Heb je een oordeel over Neruda?
‘Mijn mening over hem was gedurende het hele schrijfproces in verandering. Soms dacht ik: wat is het toch een ijdele zak, verschrikkelijk; op andere momenten zag ik hoe gevoelig hij kon zijn, en was ik ontroerd. Maar aanvankelijk was ik vooral boos op hem. Die boosheid is wel minder geworden, alhoewel ik me niet kan voorstellen dat je je kind in de steek laat. Ik voel me nu al schuldig tegenover mijn kind, als ik schrijf; aan de andere kant weet ik ook dat het beter is dat ik meer ben dan alleen een huismoeder — en heb ik in zekere zin óók een schuldgevoel ten opzichte van mijn schrijverschap: het idee dat ik meer zou kunnen doen dan ik daadwerkelijk doe. Maar ik heb het altijd onacceptabel gevonden dat schrijven en reizen ten koste zou moeten gaan van iemand anders. Het uitgangspunt dat creativiteit altijd negatieve keerzijdes heeft verwerp ik — ik heb het op mijn eigen manier gedaan.’
Heb je iets van Neruda overgenomen, wat stijl betreft?
‘Nee, ik las zijn werk en biografieën puur als research voor mijn roman. Er zijn wel gelijkenissen: Neruda schrijft heel muzikaal, en dat is iets wat ik zelf ook doe; mijn gedichten zijn op muziek gezet. Ik hou erg van de Zuid-Amerikaanse zwierigheid, de lange zinnen — heel on-Nederlands, eigenlijk. Ook in Malva schrijf ik op die manier; het is een vrij cerebrale roman geworden. Maar mijn keuze voor deze stijl is ook functioneel. Malva’s grote wens is alsnog door haar vader erkend te worden; ik heb het daarom willen laten lijken alsof Malva, postuum, haar vader wil imponeren met haar poëtische stijl. Soms zijn zinnen dus bewust te lang en te gezwollen — dit is de manier waarop een kind zich uitslooft.
Ik kan me daarom ook goed voorstellen dat ik een volgende roman in een compleet andere stijl zou schrijven. Als mijn tweede boek een boer of een oude man als hoofdpersonage heeft, zullen er echt niet zulke lange uitweidingen in voorkomen. Dat past niet.’
Wat je met dit verhaal wilde, zei je eerder, kon je niet in een dichtbundel kwijt. Heb je als romanschrijver meer vrijheid dan als dichter?
‘Gedichten zijn kleine bespiegelingen, staten van zijn, gemoedstoestanden; een gedicht is altijd een momentopname. Terwijl ik met een roman — zo had ik althans het idee — alles kon doen. Dat maakte het ook moeilijk, want omdat alles kan, zijn er oneindig veel mogelijkheden. Ik had constant het gevoel dat ik op een kruispunt stond waar elke afslag grote consequenties had voor het vervolg. En dat voelde als een grote verantwoordelijkheid — je moet, van de eerste tot de laatste letter, helemaal op jezelf vertrouwen.
Met die keuzes worstelde ik. Ik heb bijvoorbeeld lang getwijfeld over hoe groot ik de rol van mijn eigen vader wilde maken. Ik beschik over dagboekfragmenten waarin hij zijn tijd in de Boliviaanse gevangenis beschrijft; fantastische passages, maar zo krachtig dat ze de stem van Malva zouden verdringen. En dat was mijn uiteindelijke doel: haar tot haar recht laten komen. Haar verlangen heb ik tot de spil van mijn roman gemaakt, en dat hielp mij bij het maken van mijn beslissingen: want zo lang alles wat je schrijft een uiting is van dat ene verlangen, kan je het zo gek maken als je wil; als alle beschrijvingen en invalshoeken gedaanten zijn van één en dezelfde obsessie, kan je je alles veroorloven.’
Je hebt je tien jaar lang bezig gehouden met Neruda en Malva. En nu?
‘Het is heel raar om zo lang met één onderwerp bezig te zijn, en ik vind het ook jammer dat het is afgelopen. Maar ik heb alweer ideeën voor een nieuwe roman. Dat zal overigens een stuk minder historisch worden: voor Malva ben ik zo secuur mogelijk te werk gegaan en heel dicht bij de feiten gebleven. Het vergt veel van jezelf, als je alles wilt laten kloppen. Maar ik wilde Malva uit de vergetelheid rukken; dan moet je dat ook integer doen, vond ik. En het voelt alsof het het waard is geweest.’