Interview /
Openhartige Allende over liefde op leeftijd
Als ik zeg ‘8 januari’, dan zeg jij...
'Ik ben al mijn 22 boeken gestart op 8 januari. Dat is geen magie, maar gewoon discipline. Mijn leven is behoorlijk gecompliceerd, waardoor ik me echt een aantal maanden per jaar moet afzonderen, alleen en in stilte, om te kunnen schrijven. Daarom moet ik mijn leven en jaar organiseren. Iedereen om mij heen, weet dat ik vanaf 8 januari een aantal maanden niet meer beschikbaar ben en iedereen respecteert dat. Behalve de hond.'
Hoe ziet dat eruit voor jou, beginnen met een nieuw boek?
'Het is altijd eng en ik denk dat het daarom belangrijk is om een startdatum te hebben. Anders zou ik het alsmaar uitstellen. Schrijven vraagt om serieuze toewijding. Ik zit urenlang binnen achter de computer, terwijl er buiten allerlei interessante en prachtige dingen te doen zijn. Maar doordat ik een startdatum heb, weet ik dat ik er moet zijn op 8 januari, wat er ook gebeurt.
Ik ben opgegroeid met het idee
dat er een soort mysterieuze dimensie
in het leven en het universum is
De dag ervoor haal ik alles uit de ruimte waar ik ga schrijven dat niets met het boek te maken heeft. Ik hou alleen mijn woordenboeken daar en de research die ik gedaan heb. En de foto’s van overleden mensen, de geesten die mij helpen. Mijn grootmoeder was een magisch persoon. Ze experimenteerde met telepathie, ze hield seances waarin ze de geesten opriep, ze oefende met telekinese. Dat was haar leven. Ze was helderziend, zeggen ze. Helaas is ze jong overleden, maar ik ben opgegroeid met het idee dat er een soort mysterieuze dimensie in het leven en het universum is, waar mijn grootmoeder een lijntje mee had. Dus, als ik iets magisch nodig heb voor mijn boeken, dan haal ik mijn grootmoeder erbij. Als ik discipline en kracht nodig heb om te schrijven en mijn werk te doen, dan haal ik mijn grootvader erbij. Mijn grootvader was een strenge Bask en leerde me dat het leven ging over werk en ethiek, eerlijkheid en fatsoen. Niet jammeren, niet zeuren om dingen, niet klagen, niet huilen. Dat was zijn boodschap. Mijn kracht heb ik dus waarschijnlijk van mijn grootvader; als ik dat nodig heb, roep ik hem. En als ik compassie, een goed hart en gevoel voor humor nodig heb, dan richt ik me tot mijn dochter, want zo was zij.
Natuurlijk bestaan al deze geesten alleen maar in mijn verbeelding en herinnering, maar ze helpen me op verschillende manieren. Ik heb ook altijd een kaars hier en bloemen. Bloemen betekenen schoonheid en de kaars licht, inspiratie. Ik doe dat allemaal alleen maar omdat het me helpt, niet omdat ik echt geloof dat ik zonder kaars niet kan schrijven of zo. En dan heb ik natuurlijk een goede kop thee nodig, en mijn hond en goede verwarming. Dat is allemaal belangrijk.'
De dagelijkse correspondentie met je moeder is ook een basis voor je boeken.
'Mijn moeder en ik zijn voor het grootste deel van ons leven gescheiden geweest van elkaar. De eerste keer was ik vijftien en woonde zij in Turkije. Er waren in die tijd geen mobiele telefoons en het was onmogelijk om een internationaal telefoontje te plegen. Als iets echt urgent was, dan zond je een telegram. De post deed er een maand of twee over van Turkije naar Chili. Mijn moeder en ik schreven elkaar brieven, zonder dat we dat hadden afgesproken. Dat ging heel organisch. En we hadden geen echte conversatie, ik was niet echt mijn moeders brieven aan het beantwoorden. Ik schreef gewoon en zij deed hetzelfde. Zo hebben we het ons hele leven gehouden. Soms kreeg ik zes brieven in één keer, soms kwamen er een week geen brieven. Sinds e-mail hebben we voor het eerst wel een conversatie! Thuis heb ik een kast met plastic dozen, vol met afgedrukte brieven, van tientallen jaren. Mijn zoon en schoondochter hebben voorgesteld ze te digitaliseren, want ze beginnen te verteren. Tijdens het sorteren, realiseerde ik me dat er in elke doos wel 600-800 pagina’s zitten. Dat is dus het volume van onze correspondentie. We vertellen elkaar in die brieven dingen, waarvan we niet willen dat ook maar iemand anders ze te weten komt! Alle roddels, alle gemene dingen. De dingen die mijn moeder zegt over mijn stiefvader, doen mij huiveren. En ik zeg allerlei dingen tegen haar over Willie… vreselijk.'
Zijn er dingen die je niet deelt met je moeder?
'Het enige dat ik niet met haar deel, is als ik ziek ben. Ten eerste heb ik gelukkig een goede gezondheid, godzijdank, ten tweede omdat ze zich anders zorgen maakt. Dus dat is het enige dat ik niet met haar deel, maar voor de rest alles. Geld, dromen, seks, noem maar op, alles. En als je denkt dat een 95-jarige als mijn moeder niet meer geïnteresseerd is in seks, dan heb je het mis! Mijn moeder stuurt me bijvoorbeeld een brief en beschrijft dan een afgrijselijke pornofilm die ze net gezien heeft op tv. In detail, nota bene! Erg interessant.'
Hoe komen je boeken precies tot leven? Wat inspireert je?
'Dit boek, De Japanse Minnaar, is een liefdesgeschiedenis. Het is een verhaal over een romantische liefde, een blijvende liefde, over scheiding, verlies en ouder worden. Het idee kwam door een gesprek dat ik had met een vriendin van mij, met wie ik door New York liep. Ze vertelde me over haar moeder, die Joods is, 80 jaar oud en in een bejaardentehuis leeft. Ze vertelde me dat de moeder een beste vriend had, een Japanner, een tuinman, al veertig jaar lang. Dus ik zei, ‘O, ze waren geliefden?’ en zij zei, ‘Nee, natuurlijk niet!’. Dat was alles. Toen ging ik nadenken, over deze vrouw en de relatie met de Japanse tuinman. Dat ze tachtig was, maar blijkbaar nog steeds gepassioneerd kon liefhebben. Toen ik het boek begon te schrijven, had ik geen idee waar het over zou gaan. Behalve dat zij Joods zou worden en ik dus moest nadenken over wat er tijdens de oorlog met haar gebeurd was. En de tuinman werd toch Japans en dus moest ik research doen naar wat de Japanse bevolking in Amerika was overkomen gedurende de oorlog.'
Wat alle personages in De Japanse minnaar gemeen hebben, is dat ze allemaal een buitenstaander in de samenleving zijn.
'Ja, ze komen allemaal van ergens anders. Voor mij is het veel gemakkelijker een roman te schrijven over mensen die buitenlanders zijn, die van een andere plek komen of die een eigenschap hebben die hen anders maakt waardoor ze er niet bij horen. Soms is er een fysiek mankement of iets psychisch dat hen anders maakt. Of een ander ras, of een andere afkomst. Of homoseksualiteit, of iets anders waardoor ze er niet bij horen, waardoor ze worstelen met vele obstakels. Ik ben geïnteresseerd in dat soort mensen.
Alma bijvoorbeeld. Voordat de oorlog begint, groeit de Nazi-beweging al. Haar ouders zijn Joden in Polen en zenden hun kinderen weg. Alma wordt naar haar tante in San Francisco gestuurd. De tante is getrouwd met een rijke man. Alma groeit dus op in deze rijke familie, omdat haar familie in Polen vermoord wordt. En dan is er Ishimei, de Japanse tuinman. Zijn ouders zijn Japanse immigranten. Hij en Alma ontmoeten elkaar als ze acht jaar oud zijn. Ze houden direct van elkaar, maar zullen nooit samenzijn, omdat van alles hun relatie in de weg staat. Ze worden gescheiden door cultuur, door ras, door sociale klasse, door rijkdom, door religie, door alles. En dit speelt in de 50-er jaren, toen het zelfs illegaal was in Amerika om iemand van een ander ras te trouwen.'
Je ontdekte wat er met de Japanners is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog.
'Door mijn research naar de Japanse gemeenschap, ontdekte ik dat er een golf van paniek was uitgebroken in de VS, nadat Japan Pearl Harbor had gebombardeerd. Het idee was dat Japan Amerika zou binnenvallen vanaf de Pacifische kust. De hele kust werd daarom tot militaire zone gemaakt en alle mensen van Japanse afkomst, of Japanse immigranten, werden gearresteerd en in concentratiekampen gezet. Dit is niet echt bekend in de VS, maar er waren 120.000 mensen die vier en een half jaar in kampen hebben geleefd. Ze verloren alles wat ze hadden. Twee derde van deze mensen waren Amerikaanse burgers, ze waren geboren in de VS!
Het meest ontroerende verhaal dat ik vond tijdens mijn research, was dat van veel jonge mannen die achttien jaar werden in een concentratiekamp en zich vrijwillig opgaven voor het leger. Ze vormden een speciaal regiment van mensen van Japanse afkomst, het 442e regiment, en gingen de oorlog in met het eergevoel van samoerai-krijgers. Het is het meest gedecoreerde regiment in de militaire geschiedenis van de VS. En ze vochten voor een land dat hun families opgesloten hield in een concentratiekamp… Ik vind dat zo ontroerend.'
En de Japanners, geheel volgens hun cultuur, voelden zich beschaamd.
'De mensen die het meegemaakt hadden voelden zich zo onteerd, zo niet gerespecteerd, zo beschaamd ze er nooit over gesproken hebben. Het was taboe. Ze verboden hun kinderen, van wie sommigen ook vier en een half jaar van hun jeugd hadden doorgebracht in een concentratiekamp, erover te praten. Het waren de kleinkinderen die het verhaal hebben gered. Er is nu een Japans-Amerikaans museum waar ik alle informatie kon vinden die ik nodig had. Ik kon zelfs een gereconstrueerde barak in een van de overblijfselen van de kampen bezoeken. Dus eindelijk wordt het verhaal verteld, dankzij de derde generatie.'
Je hebt dit trouwens erg empathisch geschreven. Het is terug te lezen dat dit verhaal je heeft aangegrepen.
'Dat klopt. De kampen waren overigens niet vergelijkbaar met de concentratiekampen in Europa. Men kwam niet om van de honger, er was geen dwangarbeid. Het waren geen vernietigingskampen en maar weinigen stierven in de kampen. Maar de Japanners organiseerden zichzelf onmiddellijk op een uiterst efficiënte manier. Ze verdeelden de taken. Ze bevonden zich middenin de woestijn, in Utah, in Topaz, een enorm winderige zandvlakte, totaal uitgestorven. Er is er niets. Afgrijselijk heet in de zomer en afgrijselijk koud in de winter. Deze mensen leefden in barakken, die overeenkwamen met de barakken in de Europese kampen, maar ze waren heel erg goed georganiseerd. Ze begonnen onmiddellijk met het planten en bewateren van groenten, omdat het eten dat ze kregen in de kampen niet overeenkwam met hun cultuur en fysieke behoeften. Ze waren niet gewend om blikvoer te eten en vet en suiker. Dat is niet wat een Japanner eet. Ze slaagden erin om groenten te kweken, om hun kinderen les te laten krijgen, sporten te laten doen en andere activiteiten. Er was regelmaat en eenheid. Dat was erg belangrijk. Japanners staan bekend om hun organisatie, zijn erg gedisciplineerd.'
Heb je een helder beeld van de personages wanneer je aan het schrijven gaat?
'Nee, ik heb niets. Wanneer ik begin met schrijven, heb ik geen script. Soms heb ik een tijd en een plek. Als ik wil schrijven over de verovering van Chili bijvoorbeeld, dan weet ik wanneer dat gebeurd is en waar en doe ik daar research naar. Dan wordt dat het theater waarin mijn personages zich gaan bewegen. Maar wie de personages zijn en wat er met hen gaat gebeuren, daar heb ik geen idee van totdat ik ga schrijven.'
Alma en Irina zijn beide pittige dames in De Japanse minnaar, maar ze staan allebei op een hele andere manier in hun kracht.
'Alma is een kreng en heeft nooit hoeven werken. Alma en Irina zijn bijna totaal tegengesteld aan elkaar. De één is erg arrogant, een sterke matriarch, die het op vele manieren erg gemakkelijk heeft gehad in haar leven, een welvarend leven. De ander is een immigrante die een traumatiserende jeugd heeft gehad. Ze is verlegen en beschadigd en kan niemand echt toelaten. De twee vrouwen ontwikkelen een vriendschap gebaseerd op een geheim. Alma heeft een fantastisch huis in Pacific Heights, heeft haar familie en haar rijkdom. Totdat ze op een dag plotseling besluit alles achter te laten, het minimale te pakken en naar een bejaardentehuis te gaan. En niet eens een luxueus bejaardentehuis. Waarom besluit ze ertoe alles achter te laten en als een soort monnik te gaan leven? Niet helemaal als een monnik, want ongeveer één keer per week verdwijnt ze. Dan gaat ze ervandoor in haar kleine autootje, om twee dagen later terug te komen, zonder benzine en met haar haar alle kanten op, maar volledig gelukkig. Irina, die voor haar werkt, denkt dat ze een minnaar heeft. Maar waarom zou een 80-jarige vrouw een geheime minnaar hebben? Ze woont in een onafhankelijk deel van het bejaardentehuis; ze zou hem gewoon kunnen uitnodigen in haar kamer. Maar hij verschijnt nooit. Er is alleen een foto van hem. In De Japanse minnaar komt Irina er langzamerhand achter komt wat er gebeurd is met Alma.'
Wat moet een goed boekpersonage voor jou hebben om interessant te zijn?
'Voor mij is het erg belangrijk dat personages echte mensen lijken. Mensen zijn complex, tegenstrijdig, driedimensionaal, verrassend. Je denkt dat je iets ziet en dan ineens komt er iets anders aan het licht. Dat is hoe ik wil dat mijn personages zijn. Ik wil niet dat het karikaturen zijn, dat ze plat zijn.
Toen ik onlangs de misdaadroman Ripper schreef, had ik een soldaat nodig. Ik weet niets van het leger, maar ik had het geluk dat ik een Navy Seal vond die model kon staan voor het personage. Hij behoorde tot het team van Navy Seals dat Osama Bin Laden heeft gedood en hij was bereid met me te praten als ik zijn naam niet zou onthullen. Ik ben naar Washington gegaan en heb enige tijd met hem doorgebracht. Hierdoor kon ik hem goed observeren. Niet alleen door de verhalen die hij me vertelde, maar ook wat voor mens hij is. Wat at hij? Hield hij van wijn of bier? Hoe was zijn kamer? Wat voor lakens lagen er op zijn bed? Ik heb niet met hem geslapen, hoor, maar ik ben onderweg naar het toilet even zijn slaapkamer ingeslopen. Wat had hij, een speciale lotion of zo? Dat soort details creëren een persoon, een karakter van een echt mens. Over één ding heb ik me heel erg verbaasd! Je verwacht dat een Navy Seal, die door een zware training is gegaan en elke dag met wapens werkt, ruwe, robuuste handen heeft. Maar hij had witte, verfijnde handen, als een muzikant! Dat soort dingen verzin je niet. Alleen echte mensen kunnen je op die manier verrassen.'
Foto's: © Lori Barra