Interview /
Interview Jos Pierreux
U schrijft al dertig jaar, maar bleef al die tijd relatief onbekend. Geniet u nu extra van alle aandacht die uw boeken krijgen?
“Ik kan niet ontkennen dat ik fier ben dat ik bevestiging kreeg van mijn kunnen. Ikzelf heb altijd geloofd dat ik het schrijverschap in me had. Daarom heb ik het altijd volgehouden, ik kan trouwens niet zonder. Ik schreef vooral kortverhalen, bijvoorbeeld voor een literair tijdschrift als De Brakke Hond of voor radioprogramma’s. Ik nam ook deel aan schrijfwedstrijden. Die won ik vaak en dan kreeg ik de bemoedigende maar tegelijkertijd vrijblijvende woorden 'vooral blijven voortdoen, meneer Pierreux' te horen. Het lukte me niet om mijn boeken te laten uitgeven, een uitzondering in de jaren ’80 daargelaten."
Uw thrillerdebuut, De dode die met z’n tweeën was, kreeg niet alleen lovende recensies maar werd ook nog eens genomineerd voor de Hercule Poirotprijs.
“Het succes van dat boek gaat ongelooflijk snel. Tussen het insturen van het manuscript en het in de etalage liggen, zaten welgeteld twee maanden. Daarop volgden de eerste positieve recensies en toen kreeg ik ook nog eens die nominatie voor de Hercule Poirotprijs. Al bij al ben ik tevreden dat ik die prijs niet won. Het is natuurlijk een mooi duwtje in de rug. Maar ik ben van plan om me nog een aantal keer te laten nomineren. Zo vind ik mijn tweede boek beter en het derde, waaraan ik momenteel hard werk, nog beter. Ik wil de Hercule Poirotprijs graag winnen met het boek dat ik het beste vind.”
U koos voor een reeks rond de mondaine badstad Knokke. Waarom die locatie?
“Het was een ingeving. Ik bedacht dat als ik iets totaal ‘exotisch’ wou beschrijven, dat ik dan Knokke moest nemen. Knokke of het bedevaartsplaatsje Scherpenheuvel. Brussel, Antwerpen of Mechelen… die steden doen geen belletje rinkelen. Knokke wel. Je houdt er van of niet, maar je ziet bij Knokke onmiddellijk de flanerende madammen, de burberry’s, de ferrari’s. Het is ook het laatste stukje België! Er wordt Frans én Nederlands gesproken, er hangen Belgische vlaggen en toch is het modern. Nee serieus, toen ik dat idee kreeg, dacht ik dat me enorm moest haasten, want dat er al honderdduizenden schrijvers mee bezig zouden zijn, zo voordehandliggend.”
De burgemeester van Knokke is baron Lippens, de bedenker van het woord ‘frigoboxtoerist’. Hij speelt een rol in uw boeken. Is hij zich daarvan bewust?
“Het is hem verteld. Mijn uitgeefster en ik hadden het plan om mijn eerste boek aan de pers te presenteren in het politiebureau van Knokke. Lippens heeft dat verboden en daar had hij wel gelijk in. Hij kende mijn werk niet en hij was bang dat de grens tussen fictie en realiteit te dun zou worden.”
Heeft u sympathie voor de manier van besturen van Lippens?
“Ja en neen. Kijk, in mijn eerste drie boeken (waarvan er al twee verschenen zijn – red.) ben ik druk bezig met opbouw van politiek. In het tweede boek introduceer ik het personage Pierre Godart, in het derde boek komt een sterke vrouw bij het korps. Wat deze mensen gemeen hebben is een duidelijke visie op de maatschappij. Niemand kan ontkennen dat we in een zeer ingewikkelde samenleving leven. In Vlaanderen lijken er minder extreme voorvallen te gebeuren dan in Nederland, maar toch. Er zijn Brusselse wijken waar je ’s avonds beter niet naartoe gaat. Dit is een vaststelling, los van racisme. Zonder een oplossing te weten, probeer ik in mijn boeken het probleem scherp te stellen. Doordat er zoveel politieke partijen zijn, kan je moeilijk een mening verkondigen zonder in een hoek gedrukt te worden. Ik heb uitgesproken rechtse en linkse ideeën. Ieder zit heel hard van links naar rechts te roepen, maar de waarheid zit ergens in het gezond verstand. Je kan Lippens moeilijk het prototype van de begrijpende democraat noemen, maar zijn soort van dictatoriale democratie werkt wel. Dat probeer ik in mijn drie eerste boeken aan te tonen.”
Uw hoofdpersonage is Luc Borré, de niet altijd even sympathieke Knokse speurder. In beide boeken verraste hij mij op het einde met een zo mogelijk nog veel minder sympathieke daad.
“Vindt u Borré onsympathiek? Het is me wat. Ik vind Borré nog wel zo’n sympathiek mens. Hij heeft namelijk veel van mij. Dat zinnetje op de cover 'de niet altijd even sympathieke Knokse speurder' is een uitvinding van mijn uitgeefster. Het viel haar ook op dat Borré minder beminnelijke trekjes heeft. Zoals de moeite die hij heeft om problemen uit te praten, net als ik ten andere. Terwijl zijn vrouw Rena-Miranda heel rechtuit is, probeert hij om zijn problemen te laten aanvoelen. En dan maar hopen dat iemand het ziet…
Verzachtende omstandigheid is natuurlijk dat Borré, net als zijn vrouwelijke collega Mariëtte, een zwaar verleden achter de rug heeft. Dat weet de lezer niet, maar ze hebben al geleefd in vroegere, onuitgegeven boeken. Door een bepaalde gebeurtenis heeft Borré een grens overschreden en dat voel je.
Wat hij nu wil is overleven in een wereld waar de grens tussen recht en onrecht almaar kleiner wordt. Hij is een goede inspecteur, hij lost alle zaken op. Vaak lost hij ze op voor zichzelf, dat maakt hem minder sympathiek.
Maar als het u geruststelt: wat Luc Borré in de laatste hoofdstukken doet, dat doet hij zelf! Ik zit daar voor niks tussen.”
Ik vond dat uw personages, ondanks sommige karikaturale trekjes, er van in het eerste boek stonden. Nu u vertelt dat sommigen al geleefd hebben in andere boeken, en dat u uw eigen karakter als input gebruikt, is dat niet vreemd. U kent uw personages blijkbaar door en door.
“Ze zijn letterlijk uit het leven gegrepen, het zijn vaak mensen uit mijn kennissenkring. Stefaan Athenus bijvoorbeeld, de ietwat oversekste jonge collega van Luc Borré, is een vriend met een uitgesproken spannend uitgangsleven. Ik moet weinig moeite doen om hem te beschrijven, hij is er gewoon en af en toe gebeurt er iets in het echte leven dat dan zijn neerslag krijgt in mijn boeken. Want je kan het in je boek toch zo gek niet bedenken als dat het in werkelijkheid gebeurt? Eén van mijn squashpartners is een kapper, een uitgesproken homofiel type met sluik haar voor zijn ogen. Hij geeft vorm aan de vriend van een agente. Ook de prostituees uit mijn boeken zijn lieve dames uit mijn kennissenkring die ik elke week tegenkom. Ze zitten in mijn geheugen gegrift en ik kan hen zo op papier zetten, met alle details. Wel gebruik ik voor iemands uiterlijk en innerlijk verschillende mensen. Anders wordt het te gevaarlijk om elkaar nog tegen te komen, zoals je begrijpt. Maar ik laat de realiteit meespelen. Mensen die mij heel goed kennen, kunnen gebeurtenissen uit mijn leven uit mijn boeken halen. Mijn boeken schrijven mij en ik schrijf een boek. Mijn leven evolueert met mijn boeken en mijn boeken evolueren met mij, dat is een grote wisselwerking.”
Komen de diverse typetjes, de man in de campingsmoking, of de aanstellerige vrouw met het hondje, ook uit uw kennissenkring?
“Nee, die haal ik uit de natuur. En als ik die wil zien, ga ik midden in de stad zitten. Ik hou ervan om mensen te observeren. Soms zie ik dan typetjes die hun plaatsje verdienen in mijn boeken. Ik lach wel net zo goed met de man die de mouwen van zijn T-shirt knipt om zijn tatoeages te laten zien, als met de fils-à-papa die met papa’s dure sportwagen pronkt.”
U bent druk bezig met het derde boek. Kunt u al een tipje van de sluier oplichten?
“In mijn derde boek ga ik de grens opzoeken tussen misdaad en geen misdaad. Ik wil er nog niet te veel over vertellen, want het hele boek draait op een flinterdun ideetje dat ik zelfs nog niet aan mijn vrouw verteld heb. Verder zit ik er ook echt aan te denken om Stefaan Athenus ooit eens extra naar voren te halen, oversekst zwijn dat hij is. Ik ken dat soort mannen zo goed, al dat macho vertoon om dat kleine hartje te verstoppen. Maar dat gaat uw man vast een cliché vinden.”
In tegenstelling tot mij vond hij uw boek inderdaad maar niks. Raken negatieve recensies u?
“Ik doe erg hard mijn best om te laten uitschijnen van niet. Ach, ik lees ze, denk erover na. Ik heb minder last met een negatieve recensie dan met onverschilligheid. De dag dat ik dat krijg, zou ik wel schrikken.
Maar ik ben tevreden dat mijn tweede boek ook positieve kritieken krijgt, want in feite is het een totaal ander boek dan het eerste. Het is één grote achtervolgingsscène. Het derde boek zit weer propvol gebeurtenissen waarvan één naar een climax leidt, als het allemaal blijft zoals het momenteel aan het gaan is.”