Meer dan 6,0 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Interview /

Interview Judith Visser

De boeken van Judith Visser (1978) wisselen van thematiek als een kameleon van kleur. Zelden is er zo’n groot contrast geweest tussen de boeken van één en dezelfde auteur. Vissers eerste boek, Tegengif, gaat over de negentienjarige Kim die prostituee wordt. In haar tweede boek Tinseltown krijgt dezelfde Kim lugubere bedreigingen en schuimt zij alle nachtclubs en feesten van Hollywood af. Vissers derde boek, Stuk, speelt zich af op het Rotterdamse Mercatus College, waar het timide schoolmeisje Elizabeth een prooi van pestkoppen wordt. Haar vierde boek Oversteken gaat over verlangen naar het onbereikbare en heeft bovennatuurlijke elementen. Maar hoe wisselend de inhoud en vorm van haar boeken ook zijn, er blijft één constante in het leven van Judith Visser: haar liefde voor Elvis Presley die zij liefkozend “Mijn engel” noemt.

 Foto's Tommy de Bree

Als Elvis Presley nog geleefd zou hebben, zou hij jaloers zijn geweest op het haar van Judith Visser, ravenzwart en glanzend, zoals Elvis zelf het ‘t liefste had. Haar fragiele verschijning en innemende lach wordt gecompenseerd door twee grote honden die waakzaam, met licht opgetrokken bovenlip, een stille waarschuwing uitstralen. Don’t mess around with Judith. Zij heeft een meisjesachtige, lichte stem en een ongeremde ambitie om ooit nog eens door een groot publiek gekend en erkend te worden. Toch heeft Judith niet te klagen. Haar eerste twee boeken Tegengif en Tinseltown werden respectievelijk in 2006 en 2007 uitgeroepen tot Het Beste Boek van Rotterdam. Na haar overstap naar uitgeverij De Boekerij publiceerde zij haar eerste thriller, Stuk, die prompt op de shortlist voor De Gouden Strop belandde. Een prijs die zij in 2011 hoopt in de wacht te slepen.

Prostituee uit zelfbescherming
Judith Visser begon haar nog prille schrijverscarrière met een spraakmakende en rumoerige start. In haar debuutroman Tegengif ontdekt de 19-jarige Kim dat haar grote liefde Edwin haar heeft bedrogen. Om zichzelf te wapenen tegen toekomstig bedrog besluit ze prostituee te worden op de Bergweg in Rotterdam. Judith kwam op het idee om het boek te schrijven naar aanleiding van een documentaire van de Vlaamse tv-maker Jambers. “Er zat een meisje in die documentaire die zei dat ze het werk gewoon leuk vond. Dat vond ik zo fascinerend. Ik vroeg me af hoe je zoiets leuk kon vinden en dat bleef me bij. Het onderwerp trok me, maar ik wilde wel vanuit een originele invalshoek schrijven. Ik wilde geen loverboy verhaal of een meisje dat aan lager wal raakt, drugs gaat gebruiken en op die manier in de prostitutie komt. Ik heb toen een meisje verzonnen dat zo boos is op haar vriend dat ze uit wraak zoveel mogelijk mannen wil hebben. Het boek roept volstrekt tegenstrijdige gevoelens op. Je hebt mensen die het geweldig vinden en mensen die de keuzes van de hoofdpersoon niet snappen. Ik vind het nog steeds mijn leukste boek. Ik lees er graag uit voor. Het is humoristisch. Je moet het niet allemaal doodserieus opvatten. Het is met een knipoog geschreven.

Boosheid en vuilspuiterij
Toen Tegengif op de markt kwam kreeg Judith Visser honderden haatmails te verwerken, van mensen die de scheiding tussen de romanpersonage Kim en de schrijfster niet konden maken. “Ja, ik krijg nog steeds veel over me heen hoor. Ik zit er niet zo heel erg mee. Het is een soort compliment omdat ik alles kennelijk heel realistisch heb geschreven waardoor veel mensen denken dat alles in het boek echt is gebeurd. En ja, er zitten natuurlijk dingen van mijzelf in de hoofdpersoon Kim. Zij woont ook hier in Rotterdam, heeft ook een hond, heeft lang zwart haar net als ik. Maar de meeste reacties kwamen van boze hoerenlopers. De klanten die in mijn boek naar het bordeel aan de Bergweg komen bestaan echt. Ik heb hun karakters omschreven gekregen door Sandy, een prostituee die mij al haar verhalen heeft verteld. Het zijn juist die klanten die allerlei lelijke dingen hebben geschreven en die een eigen leven gingen leiden toen ze op forums kwamen. Ik kwam met Sandy in contact omdat ik undercover ging solliciteren bij dat bordeel en toen zag ik Sandy zitten. Na afloop heb ik buiten op haar gewacht en haar aangesproken en toen hebben we elkaar een paar keer ontmoet en toen heeft ze mij haar verhalen verteld. Het was overigens wel goed om die realistische verhalen te hebben kunnen gebruiken.”

Rotterdam
Rotterdam, de stad komt steeds terug in het gesprek. Het is de stad waar Judith is geboren en getogen. “Ik ben geboren in Rotterdam-Zuid op een kamertje waar ik tot mijn achttiende heb gewoond. Ik heb een hele leuke jeugd. Ik werd erg vrijgelaten door mijn ouders en juist daardoor ben ik niet in de problemen gekomen. Want als er geen regels zijn om te breken, dan doe je dat ook niet. De flat waar ik toen woonde is nu afgebroken. In een wijk die bestempeld is tot de op twee na, meest criminele wijk van Nederland. Bizar he? Nu ging ik meestal om met vriendinnen die uit andere buurten van Rotterdam kwamen, dus zelf heb ik er niet veel last van gehad. Maar toen het in de buurt te erg werd zijn mijn ouders verhuisd, naar de andere kant van de wijk, maar wel de goede kant. Het opleidingsniveau was er laag en er zijn veel mensen die geen Nederlands spreken. Die combinatie is natuurlijk niet zo handig. Ik woon nog steeds in dezelfde wijk, maar nu aan de goede kant. Maar de eerste kerst dat ik daar woonde werd er iemand neergestoken op de galerij en dat heeft wel indruk gemaakt.”

Realisme
“Als jong meisje heb ik op het Mercatus college gezeten, dat ik in Stuk heb beschreven en ook de leraren die in het boek voorkomen zijn mijn leraren van toen. Ik vind het leuk om een bestaand decor te gebruiken. Als je bezig bent met schrijven zie je de situatie helemaal voor je. Dat helpt mij om alles zo realistisch mogelijk te houden. Ik vind het leuk als mijn lezers naar een plek toe kunnen gaan die ik beschreven heb. In Tegengif heb ik een bordeel op de Bergweg beschreven en ik krijg nu nog steeds mailtjes van mensen die naar de Bergweg zijn gegaan om de locatie te bekijken die ik heb beschreven. Het leuke van realistisch beschrijven is dat mensen naar jouw locaties kunnen gaan en dat ze dan in de wereld van jouw boek kunnen lopen. Het achterhuis van Anne Frank trekt mede door die reden zoveel bezoekers. Miljoenen mensen hebben het dagboek gelezen en nu willen ze ook wel eens zien hoe het achterkamertje eruit ziet. Ik weet dat het niet te vergelijken is, maar het gaat om het principe. Als je in dat kamertje rondloopt denk je toch: goh, toen zat ze daar en kijk daar zat te schrijven. Ja toch?”

Hondentrainster
Aan de school die zij in Stuk beschreef heeft Judith overigens weinig herinneringen. “Ik was er bijna nooit. Ik was zo iemand die kon spijbelen zonder dat er iets van werd gezegd. Ik kon dus mijn eigen gang gaan. Dat wil niet zeggen dat alles fantasie was, wat ik heb geschreven. Ik heb wel gezien dat een meisje zichzelf in het toilet opsloot omdat ze zo werd gepest. Maar de echt gruwelijke dingen heb ik verzonnen. Na school wilde ik politiehondentrainer worden. Dat ging niet door omdat ik hoorde dat je geen band met zo’n dier mag krijgen. Er moet een soort afstand blijven. Uiteindelijk wilde ik voedingsdeskundige worden en die opleiding heb ik afgerond. Ik wilde mijn eigen praktijk beginnen, want ik kan niet voor een baas werken. Maar op je achttiende weet je ook niet echt wat je wilt en juist dan moet je zoveel keuzes maken. Mijn ouders hebben zich er niet echt mee bemoeid. Dat vind ik overigens niet erg, dat had alleen maar averechts gewerkt. Ze komen uit een arbeidersmilieu en ik ben de enige die schrijft in de familie. Mijn ouders zijn heel lief, ze zijn er altijd voor me en ze zijn trots op me, we hebben nooit ruzie gehad, maar ze denken anders over dingen dan ik. Zij zijn heel nuchter. Daarom had ik ook tegen niemand gezegd dat ik mijn eerste boek aan het schrijven was. Toen ik Tegengif schreef, heb ik het idee van een eigen praktijk voor voedingsleer als Voedingsdeskundige opzij gezet. Als ik iets doe, ga ik ervoor. Maar om het boek te kunnen schrijven had ik inkomsten nodig en toen heb ik een lullig baantje als receptioniste aangenomen. En daar heb ik achter de receptie het manuscript geschreven. En toen heb ik ontslag geno…eehh..gekregen (hahaha). Mijn prioriteiten lagen niet bij het opnemen van de telefoon. En sindsdien ben ik fulltime schrijfster.”.

Tinseltown
Over Tinseltown, het boek waarin Kim, net als in Tegengif de hoofdrol voor haar rekening neemt, is Judith Visser vrij kort. “Ze zeggen altijd dat je tweede boek een noodzakelijk boek is om je derde te kunnen schrijven. Het is eerlijk gezegd mijn zwakste boek, maar goed hij moest geschreven worden. Mijn idee was om alle bedreigingen die ik na het verschijnen van Tegengif kreeg, te gaan gebruiken in mijn volgende boek. Daarom is Kim opnieuw de hoofdpersoon. Zij is degene die allerlei bedreigingen krijgt. Ook in dit boek komen overigens weer veel zaken uit mijn eigen leven voor. In Tinseltown is het Kim die een boek heeft geschreven dat Tegengif heet. Zij gaat naar Amerika (om haar vriendin te zoeken). Ik was ook naar Amerika geweest en ik wilde mijn ervaringen in een boek beschrijven. Daarnaast wilde ik spelen met het gegeven dat iedereen dacht dat Tegengif autobiografisch was. Mijn insteek was de hele situatie op de hak te nemen. Dat heeft wel gewerkt, want daarna dachten nog meer mensen dat het eerste boek autobiografisch was. Ik heb me rot gelachen.”

Stuk
Hoewel Judith haar tweede boek al had kunnen uitgeven bij De Boekerij besloot ze haar eerste uitgever loyaal te blijven. En groeiende ambitie, de behoefte om zich te verbeteren, en om van het schrijven te kunnen leven, maakte dat zij voor haar derde boek Stuk uiteindelijk toch koos voor de grotere uitgeverij. Het idee voor Stuk werd geboren toen Judith zag hoe een meisje constant haren uit haar hoofd trok. “Ik vroeg me af waarom een meisje dat deed. Omdat ze gepest werd waarschijnlijk.. Waar dan? Nou op school. Op welke school? Het Mercatus College. Zo ontwikkelde het boek zich. Maar het begon met die dwangneurose van dat meisje dat ook een eetstoornis kreeg. De rest van het boek is eromheen gekomen. Stuk was het eerste boek waar ik echt een redactie bij had. En dat betekende meer aandacht voor het verhaal, met een beter eindresultaat. Dat is wel gebleken, want met Stuk ben ik op de shortlist van De Gouden Strop gekomen. Toen ik het hoorde werd ik hysterisch van blijdschap.”

Persoonlijk
Alle boeken van Judith Visser zijn in de ik-vorm geschreven. Voor haar een absolute noodzaak. Als schrijfster probeer ik me volledig in te leven. Daarom schrijf ik ook in de ik-vorm. Of het nu om een prostituee gaat of om een schoolmeisje. Als je in de ik-vorm schrijft voel je de emoties van je hoofdpersoon zelf aan den lijve. Zo werkt het bij mij tenminste. Het is net als bij acteren, je roept emoties op. De ik-vorm is voor mij in ieder geval gevoeliger, ook al zullen sommige schrijvers het daar niet mee eens zijn. Het gevolg is dat ik van het schrijven van een boek als Stuk een behoorlijke klap kreeg. Ik werd er niet vrolijker van. Ik begon ook na te denken over zaken als zelfmoord. En dat waren soms best donkere dagen. Maar die emotie is wel goed overgekomen.

Nieuwste boek
Vissers nieuwste boek Oversteken verschijnt in september 2009. Het gaat over een jonge vrouw die zich verloofd heeft, maar die haar vriend dood aantreft. “Maar dan ontdekt ze dat ze hem in haar dromen wel kan zien. En vanaf dat moment raakt ze zo verslaafd aan slaappillen. Ze wil alleen nog maar slapen omdat ze hem dan kan zien. Ze wil liever in haar slaap bij hem zijn, dan in het echte leven zonder hem. En dan gaat het fout, dan wordt het een thriller. Dan wordt het heel eng. Het heeft ook bovennatuurlijke elementen. en een heel verrassende ontknoping. Aan Oversteken kan je zien dat ik als auteur gegroeid ben. Ik geef nu alle karakters een achtergrond, terwijl mijn focus in de eerste boeken voornamelijk bij de hoofdpersoon lag. Verder heb ik het verhaal vanaf het begin redelijk in mijn hoofd. Ik begin niet als een kip zonder kop te schrijven. Maar als het boek af is, is er weinig over van wat ik in eerste instantie bedacht heb. De illusie dat ik het in mijn hoofd heb is er, maar de realiteit is anders. Helaas is mijn eerste versie altijd bagger. Pas op mijn vierde versie laat ik mijn proeflezers los. Professionele proeflezers, niet mijn moeder, nee, nee, nee, mijn moeder vindt alles goed. Die is niet kritisch. Nee, daar zoek ik schrijvers voor uit. Eén ervan is zo kritisch, die maakt me helemaal af. Maar daar heb je het meeste aan. Eerst ben je natuurlijk boos, want dan denk je wie ben jij dan wel? Maar dan ga je erover nadenken en kom je tot de conclusie dat iemand gelijk heeft. En dus ben ik wel blij met die opbouwende kritiek.”

Concentratiegebrek
Als Judith Visser schrijft doet ze dat in volkomen stilte. Muziek leidt haar af, zelfs haar idool Elvis Presley. Ik kan heel slecht twee dingen tegelijk doen, daarom heb ik ook geen rijbewijs. Als ik zou autorijden en ik zou een hond zien lopen, dan zou ik afgeleid worden en naar die hond blijven kijken. Dat is mijn zwakte. Ik ben te snel afgeleid. Daarom is schrijven ook moeilijk, want dat vereist veel concentratie. Ik kan ook niet schrijven als mijn vriend thuis is. Dan ga ik in de slaapkamer zitten met oordopjes in. Maar hij kan echt niet naast me zitten of gewoon heen en weer lopen. Ook Elvis kan ik niet aan hebben tijdens het schrijven, dan ga ik naar de tekst zitten luisteren.”

Elvis Presley
Als Elvis Presley ter sprake komt, krijgt het gesprek een totaal andere wending. Judith blijkt een superfan te zijn. “Elvis Presley is mijn engel. Ik kan niet slapen zonder dat ik eerst naar hem heb geluisterd. In ieder boek verwerk ik iets dat met hem te maken heeft en dat alleen de echte fans zullen herkennen. Zo komt Riley, de kleindochter van Elvis in mijn boek Stuk voor. In Stuk komt ook Sattnin voor, het koosnaampje dat Elvis voor Priscilla had. In Oversteken komt een doodgeboren tweelingbroer voor omdat Elvis ook een doodgeboren tweelingbroer had. Tender uit Oversteken is ontleend aan Love me tender. Thuis hangt het helemaal vol met Elvis foto’s. Ja, ik verzamel ze sinds mijn tiende. Ik hoorde hem ooit op de radio en ik vond hem fantastisch. Sindsdien ben ik op hem gefixeerd. Ik vind dat er helemaal nooit iemand anders is geweest die zoveel emotie in zijn stem wist te leggen als Elvis. Dat raakt je. Elvis is uniek. Mijn vriend is ook een Elvis-fan. Dankzij mij geworden, denk ik. Ik heb hem de Elvis uit 1955 laten horen, toen hij net begon. Dat was iemand anders dan de man in het witte pak van later. Die pure muziek van toen. Ik heb ook een hele grote foto van Elvis boven mijn bed, in zwart wit. Ik had er eerst ook een in mijn woonkamer, maar die heb ik aan mijn moeder gegeven. Het is ook rustgevend. Ik werk thuis en dan moet je omgeving prettig zijn. En ik voel me fijn. Een foto van mijn vriend??? Hmm, ik heb veel foto’s van hem op mijn laptop en aan de muur in de woonkamer hangt een collage van foto’s en daar zit ook een foto van mijn vriend en ons samen tussen. En van de honden. Ik houd heel veel van mijn vriend, maar er is maar één Elvis. En bovendien Elvis is geen concurrentie voor hem. Elvis is veilig. Elvis is dood. Je kunt Elvis niet toevallig tegenkomen. Ja, lach er maar om. Maar het gaat mij voornamelijk om de stem van Elvis. Ik denk niet: zo ziet de ideale man eruit. Zijn stem raakt me, als niets anders op de wereld. Ik heb mijn vriend dus niet geselecteerd op uiterlijke overeenkomsten met Elvis, nee. Kijk, Elvis had geen borsthaar terwijl ik juist een enorme fan ben van borsthaar. Het gaat me echt niet om het uiterlijk. Mijn vriend heeft tatoeages. Die had Elvis ook niet. Vroeger ging ik wel naar Elvis-bijeenkomsten, maar daar ben ik mee gestopt toen ik in Ahoy op een bijeenkomst kwam waar allemaal imitatoren rondliepen. En als ik ergens een hekel aan heb is het aan imitators van Elvis. Vooral als ze dan zo’n wit pak dragen en van die lange bakkebaarden hebben. Da’s niks voor mij. Er is maar één Elvis en ga hem alsjeblieft niet nadoen. Ik heb respect voor hem. Daarom heb ik ook alleen de eerste vier films: Jailhouse Rock, King Creole, Loving You en Love me tender. Maar niet de beachfilms uit de jaren zestig die Elvis moest maken omdat hij een wurgcontract had met zijn manager Tom Parker. Elvis wilde die films helemaal niet maken. Die films bekijk ik dus absoluut niet. Daar stond Elvis zelf niet achter. Hij wilde zingen en hij moest verplicht die films maken die allemaal op elkaar lijken. Hij was toen erg ongelukkig. Verder kijk ik eigenlijk ook nooit naar Loving you. Daar zat de moeder van Elvis in het publiek. Dat deed Elvis pijn om haar terug te zien toen ze later overleden was. Hij keek dus nooit naar die film en uit loyaliteit bekijk ik die film dus ook niet meer. Elvis werd pas gelukkig toen hij zijn comeback had gemaakt in 1968. Hij was een artiest. Hij was geen strandacteur. Ikzelf ben nu ook erg gelukkig. Ik ga op 8 september 2010 trouwen. 8,9,10, snap je wel? Ik ga op huwelijksreis naar Graceland, want daar ligt Elvis begraven. Iemand als hij zal er nooit meer komen.”



Over de auteur

Kees de Bree

100 volgers
23 boeken
0 favorieten
Auteur


Reacties op: Interview Judith Visser

 

Gerelateerd

Over

Judith Visser

Judith Visser

Judith Visser schreef 15 boeken maar is de laatste jaren vooral bekend door haa...