Interview /
Interview met Martijn Knol
Carien Touwen stelde Martijn Knol namens Hebban Kort een tiental vragen over dit bijzondere verhaal waarin het verlangen om diep door te dringen tot de binnenwereld van iemand anders een grote rol speelt.
Hoe ben je op het idee voor het verhaal van ‘Elders’ gekomen?
"Ik wilde een verhaal schrijven over een onmogelijke liefdesrelatie en het eventuele bastaardkind dat daaruit is geboren. Verder wilde ik graag een tekst in de tweede persoon schrijven. En ik wilde een verhaal maken dat uit tientallen korte tekstblokjes bestaat. Toen ik in 2012 in Italië was, wist ik dat het verhaal dat ik wilde vertellen zich daar moest afspelen – en dat het in de tweede persoon moest worden geschreven. Plotseling lieten drie wensen zich vervullen in één tekst. Ik had al eerder geëxperimenteerd met de tweede persoon – de jij-vorm - maar dat leverde steeds wat steriele teksten op. Er begon pas warmte in de vorm te stromen toen dat ‘je’ de verbinding werd tussen de verteller van ‘Elders’, een volwassen man, en het jongetje tot wie hij zich richt, de zoon van zijn geliefde."
Je hebt gekozen voor een bijzonder perspectief, een buitenstaander die met grote precisie een gezin in vakantieomgeving beschrijft en analyseert. Hoe ben je hiertoe gekomen en waarom?
"Ik weet eigenlijk niet waarom ik dit verhaal wil vertellen en waarom op deze manier. Het meest tenenkrommende antwoord is natuurlijk: omdat het goed voelt. Maar dat is ook meteen het eerlijkste antwoord. De beschouwende, analytische passages in de novelle bewijzen in ieder geval dat ik een iets genuanceerder standpunt inneem in de showing/telling discussie dan de meeste docenten aan schrijfscholen en target-gerichte redacteurs van concernuitgeverijen."
‘Elders’ draait om het verlangen om diep door te dringen in de binnenwereld van iemand anders. Heb je zelf ook die wens om de gedachten van anderen volledig te kennen en begrijpen?
"Kunst gaat in mijn optiek om het uitwisselen van onze binnenwerelden. Ja, ik vind het leuk om het bewustzijn van anderen te absorberen of een kijkje in hun bovenkamer te nemen. Vermoedelijk uit de behoefte het gedrag van anderen te voorspellen en erop te anticiperen."
Is het haalbaar om een ander volledig te snappen?
"Ik weet het echt niet… ik snap mijzelf niet eens. Of onszelf. Want een individu is natuurlijk een handvol facetten. En als je voor jezelf onpeilbaar bent, hoe zou je anderen dan moeten doorgronden? En waaraan zou je je bevindingen moeten toetsen? Aan de andere kant gelden er in de verbeelding/kunst andere regels. Achter mijn schrijftafel ben ik een Pygmalion – ik schep de personages en de wereld waarin ze leven. Ik geef betekenis, een betekenis die er voor dat geven niet is. Maar dat betekent dat taal en kunst helemaal niet helpen om elkaar te begrijpen – kunst maken is eerder een truc waarbij je de chaotische werkelijkheid aan het zicht onttrekt door er een model voor in de plaats te zetten."
Hoe zou je jouw schrijfstijl omschrijven?
"In iedere lange tekst probeer ik iemand anders te zijn. Als je mijn romans en verhalen naast elkaar legt vertonen ze meer verwantschap dan ik zou willen of willen toegeven. Maar dit is mijn streven: in iedere langere tekst een andere schrijver te zijn. Zelfs in de quasi persoonlijke stukken die ik op het weblog van Tirade publiceer, spreek ik niet met mijn ‘eigen’ stem. Je eerste vraag in dit interview was: wie ben je? Ik heb er even over nagedacht… in literair opzicht ben ik niemand… met iedere tekst probeer ik mezelf opnieuw uit te vinden. Eerst bedenk je een schrijver, dan een tekst. Ik denk dat je de stijl van ‘Elders’ lyrisch, teder en analytisch zou kunnen noemen."
‘Elders’ is een vrij korte novelle. Tegenwoordig verschijnen er nog maar weinig boekjes in die lengte. Hoe is het idee ontstaan om dit verhaal zo uit te geven?
"Alle lof voor Uitgeverij Wereldbibliotheek. Zij geven uit omdat ze van interessante teksten en mooi vormgegeven boeken houden. Deze novelle is verschenen in een reeks die de uitgeverij vorig jaar heeft gelanceerd en die ieder jaar met twee deeltjes wordt aangevuld. Dit soort boekjes kost de uitgeverij alleen maar geld, denk ik, maar de novellen worden gemaakt omdat mijn uitgever van mening is dat sommige verhalen en essays veel beter tot hun recht komen als zelfstandige uitgave dan in een bundel. Schrijvers die bij andere uitgeverijen publiceren zeggen steeds dat ze me benijden om een uitgever die in dit soort novelles durft te investeren. En ik moet ook wel zeggen dat ik zeer tevreden heb zitten grijnzen toen het boekje van de drukker kwam: fraai binnenwerk, mooie flappen. Cool."
Zou er meer aandacht moeten komen voor korte verhalen en novellen?
"Welnee. Alles en iedereen schreeuwt om aandacht. De sociale media verstommen straks vanzelf en dan staat de literatuur nog recht overeind. In de letteren lopen nog steeds mensen rond die denken dat goede boeken een groot publiek ‘verdienen’. Dat is een misverstand. Het goede is zijn eigen beloning."
Je bent ook redacteur van literair tijdschrift Tirade. Kun je wat meer vertellen over dit tijdschrift, de doelstellingen en jouw werkzaamheden voor het magazine?
"Tirade bestaat sinds 1957, het is het oudste onafhankelijke literaire tijdschrift van Nederland en het wordt uitgegeven door Uitgeverij Van Oorschot. We maken vijf papieren nummers per jaar, daarnaast publiceren we vrijwel iedere dag een nieuwe blogpost op onze site, Tirade.nu. We lezen alle verhalen, gedichten en essays die worden ingestuurd door aspirant auteurs en we vragen gevestigde schrijvers en vertalers zelf om bijdragen. We proberen, kortom, een heel goed literair tijdschrift te maken."
Proberen jullie ook meer aandacht te genereren voor het korte verhaal?
"Criticus Carel Peeters zei een tijdje geleden tegen me: de poëzie is het fundament van de literatuur en literaire tijdschriften vormen de basis van een literaire cultuur. Dat vond ik wel mooi opgemerkt. Ik denk dat alle tijdschriftredacteurs een klein zwak hebben voor poëzie. Maar bij het samenstellen van een nummer kijken we alleen naar de kwaliteit van teksten. We hebben geen bijbedoelingen. We proberen niks te genereren of te propageren. Persoonlijk interesseert dat genre-onderscheid me ook helemaal niet. De beste romans lijken op verhalenbundels, de beste korte verhalen op poëzie en de beste poëzie op toverkunst."
Je debuteerde in 2003 met de roman ‘De duiker’, daarna volgde ‘Aphinar, een romantische tragedie’ (2007) en in 2011 publiceerde je de grote roman ‘Alles kan kapot’. Nu heb je dus een novelle uitgebracht. Wat kunnen we in de toekomst nog meer van jou verwachten?
"De afgelopen jaren heb ik veel korte verhalen gepubliceerd in literaire tijdschriften, misschien moet ik die teksten een keer bundelen. Maar eerst komt er een vuistdikke roman over een klein dorp waar de concurrentiestrijd tussen twee rijwielherstellers epische vormen aanneemt."
Foto: Koos Hageraats