Meer dan 5,6 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Interview /

Interview met Tomas Ross

Onze vrouw in Tripoli is de nieuwste thriller van Tomas Ross en verschijnt volgende week. Het boek over de ridicule reddingsactie in Libië waarbij een Nederlandse marinehelikopter betrokken was, zou eigenlijk al in februari zijn verschenen. In Onze vrouw in Tripoli belicht de 68-jarige Haagse factieschrijver de dubieuze rol die Mabel Wisse Smit zou hebben gespeeld. Maar het noodlottige skiongeluk van prins Friso gooide roet in het eten.

Een van de complottheorieën van Onze vrouw in Tripoli gaat zoals reeds lang geleden aangekondigd werd over onze Prinses Mabel. Eerlijk gezegd viel ze mij erg mee in het boek.
Tomas (lacht): ‘Ze is bijna lief in mijn boek. Ze is zelfs zo aardig dat ik tijdens het schrijven tegen mijn vrouw zei: “Waar ben ik toch mee bezig? Wat is er met me aan de hand?” Maar het klopt dat ik de rol van Mabel heb herschreven na dat dramatische skiongeluk van Friso. Mabel is een zeer opportunistische mevrouw. Ze is heel slim, ambitieus en heeft een gigantisch netwerk opgebouwd. In de rol die ze speelde in de organisatie van Soros (In 1997 werd Wisse Smit directeur van het Open Society Institute in Brussel, een stichtingennetwerk van de Amerikaanse filantroop George Soros dat bijdraagt aan het bevorderen van democratie, mensenrechten en de onafhankelijke rechtsstaat en het bestrijden van aids, red.) had ze ook veel macht en was ze waarschijnlijk betrokken bij het leveren van wapens aan Bosnië. Later zouden er zelfs bewijzen zijn dat Mabel in dienst van de BVD haar toenmalige geliefde, Mohammed Sacirbey, heeft bespioneerd. Dat is natuurlijk raar. In de eerste versie van mijn boek had ik haar veel slechter gemaakt.’

Is het na de aanpassingen nog wel een ‘echte Tomas Ross’ gebleven?
Tomas: ‘Dat denk ik wel. Het complot is namelijk niet echt veranderd. Haar rol daarin eigenlijk ook niet. Het verschil zit ’m in de motieven.’

Toch beroept u zich in het nawoord behoorlijk op alle fictieve vrijheden en het feitelijke gebrek aan bewijzen.
Tomas: ‘Dat klopt ook. In mijn roman mag ik aannemelijk maken dat Mabel een bepaalde rol heeft gespeeld toen ze voor de organisatie van George Soros werkte, in het nawoord dat non-fictie is kan dat niet. Er zijn namelijk geen keiharde bewijzen dat Mabel ook werkelijk in Libië was met die belachelijke reddingsactie. We sturen overdag een helikopter naar een land dat tot de tanden toe bewapend is. Drie kilometer verderop ligt een Nederlands fregat en er was nog geen militaire activiteit daar. De helikopter landt op een strand naast een van de zwaarst beveiligde paleizen van Gaddafi. We weten wel dat het ging om een Nederlandse ingenieur en een Zweedse lerares van 61 jaar, maar wie was die derde persoon? Ze zijn vastgehouden daar en even later weer vrijgelaten. Waarom? Wat is daar gebeurd? En wat is de rol van Gaddafi’s zoon Saif el-Islam? Hij werd gezien als tegenstander van het regime van zijn vader, maar wordt nu toch berecht in Libië en wordt gezocht door het Internationaal Gerechtshof. Dat is toch vreemd? Er zijn later bewijzen gekomen dat Mabel niet in Londen was, maar ook niet in Georgië of Ethiopië wat ze eerder beweerde. Waarom heeft ze dat gezegd, vraag ik me dan af.’

Toen ik u bijna tien jaar geleden voor het eerst interviewde vertelde u over uw stelregel voor de lijn tussen fictie en feiten: ‘Je zult mijn fictieve hoofdpersoon nooit een hand zien geven aan bijvoorbeeld Prins Bernhard. Dat kan ook niet want de een is bedacht en de ander heeft echt bestaan. Het zijn twee aparte werelden.’ Heeft u uw eigen regel veranderd?
Tomas: ‘Tot een aantal boeken geleden deed ik dat altijd heel strikt. Hella Haasse verklaarde me voor gek, waarom ik altijd zo moeilijk deed. “Het is toch een roman,” zei ze toen. Dat zette me aan het denken. Ik dacht, als ik mijn regel loslaat, dan maakt dat het een stuk makkelijker, maar met één voorwaarde: het mag geen invloed hebben op de plot. Het mag niet zo zijn dat een toevallige ontmoeting van mijn bedachte held met Prins Bernhard of Gaddafi de plot helpt. Verder vind ik altijd dat de lezer 70 of 80 procent van de feiten die ik noem moet kunnen controleren. Ik gebruik mijn fictieve personages vooral om het verhaal spannender te maken, om er wat actie aan toe te voegen.’

Is het uw primaire bedoeling om een goede thriller te schrijven of probeert u eigenlijk op deze manier ooit de waarheid boven tafel te krijgen?
Tomas: ‘Ik ben vooral bezig met zaken waarvan ik het raar vind dat ze niet worden uitgezocht. Nog los van het complotdenken, zijn er een heleboel affaires die nooit zijn opgelost. Ik durf niet te komen aan IRT of bouwfraude. Dat snap ik niet. Dat is te ingewikkeld voor me. Er moet iets politieks in zitten en dat heeft heel vaak te maken met iets uit de oorlog of net na de oorlog. Of met Bernhard natuurlijk. Hij is eigenlijk de enige echte schelm die we ooit in Nederland hebben gehad. Met een Wim Kok kan ik niks, dat is een drogist. Balkenende krijg ik ook niet in een bordeel. Dat zijn allemaal van die fantasieloze burgermensen. Het is toch niet geloofwaardig dat Balkenende in Capelle aan den IJssel een smerig complot zit uit te broeden. Dat geloof ik niet. Misschien zou je met Lubbers nog iets kunnen, en in dit boek komt Van Mierlo voor, die heeft ook wel wat dubieuze kanten.’

Zou u het vervelend vinden als mensen uw theorieën zouden tegenspreken?
Tomas: ‘Nee, dat zou ik juist graag willen! Er worden helaas maar weinig vragen gesteld als ik een boek heb geschreven en dat vind ik echt jammer. Alleen met De zesde mei (het boek dat Ross schreef over de moord op Fortuyn, red.) heeft een partij Kamervragen gesteld over hetgeen Theo (van Gogh, red.) en ik in de film en het boek probeerden aan te tonen. Maar dat was helaas de LPF en dat vind ik een bedenkelijke partij. De BVD wás op de hoogte van de plannen van Volkert van der G. en als je van zo dichtbij iemand met een punt 45 in het hoofd schiet dan blijft daar echt niets van over. We hebben allemaal de beelden gezien. Fortuyns hoofd was nog helemaal intact. Maar ook over de mislukte fotorolletjes in Srebrenica (in Koerier van Sarajevo, red.), de stadhoudersbrief van Bernhard, nul reacties daarop. Ik had gehoopt dat iemand zou opstaan en me zou vertellen dat ik het helemaal mis heb gehad.’

Toch zit niet overal een complot achter. De moord op uw vriend Theo van Gogh bijvoorbeeld. In interviews heeft u altijd aangegeven daar geen boek over te kunnen schrijven.
Tomas: ‘Dat klopt. Ik heb altijd gedacht dat Theo werd vermoord door een doorgedraaide fundamentalist omdat hij een te grote bek had. Ik zag daar geen verhaal in. Maar het rare is dat een maand later hier in Den Haag de Hofstadgroep wordt opgerold, met veel militair geweld. Granaten, commando’s op de daken. De BVD zat er al maanden bovenop met afluisterapparatuur en verborgen camera’s. En nu komt het raadsel: Mohammed B., de moordenaar van Theo, kwam vaak over de vloer van die Hofstadgroep. Natuurlijk hebben ze daar gesproken over Theo van Gogh. Direct na het oprollen van de Hofstadgroep heeft het Openbaar Ministerie alle opnamebanden opgevraagd bij de BVD, maar de banden van de laatste twee weken ontbraken. Katja Schuurman heeft direct na de moord op Theo een documentaire gemaakt voor BNN waar deze theorie al in zat, maar dat vond ik toen zo’n raar verhaal. Maar later sprak ik de vader van Theo, die net als mijn vader voor de BVD heeft gewerkt. Hij vertelde me dat hij ook iets in die richting gehoord had van zijn oud-collega’s. Maar ook hij kon geen motief bedenken. Wat zou de reden voor de BVD kúnnen zijn om Theo van Gogh af te laten slachten. Theo had een grote bek maar was niet gevaarlijk.’


Dus dat boek komt er uiteindelijk dan toch?
‘Als ik een motief kan bedenken en het aannemelijk kan maken, dan wel. Maar ik ben nu bezig met een ander boek, een thriller in opdracht van het Rijksmuseum ter gelegenheid van de heropening in april 2013. Best lastig, want bij musea en schilderijen kom je al snel terecht bij Da Vinci code-achtige complotten. Dat wil ik niet.’

Maar nog niet zo lang geleden verscheen uw eerste volledig fictieve thriller die in de media toch met werk van Dan Brown werd vergeleken?
Tomas: ‘De tweede verlosser paste niet echt bij mij. Het was eigenlijk een scenario voor een film die uiteindelijk nooit is gemaakt. Ik had het toen razend druk met de voorbereidingen van de tv-serie Bernhard, schavuit van Oranje. Natuurlijk wilde mijn uitgever graag vasthouden aan één boek per jaar, dus ik besloot een boek te baseren op het scenario dat er al lag. Voor een film was het goed, maar het hoort niet bij me als romanschrijver. Dat genre ligt me niet.’

Spijt?
Tomas: ‘Nee, ik heb geen spijt van de boeken die ik heb geschreven. Ik heb hooguit spijt van een boek dat ik niet schreef. Dat ging over een Turkse bende, de Grijze Wolven. Ze waren actief in Haarlem, Amsterdam en Den Haag in de jaren tachtig. Maar ik had nog jonge kinderen, dus heb dat idee toen laten varen. Daar had een goed verhaal in gezeten.’

Is het niet heel vreemd dat er in dertig jaar dat u factie schrijft, zo weinig anderen uw voorbeeld hebben gevolgd?
Tomas: ‘Ik begrijp er geen barst van. Ze zijn altijd jaloers op me vanwege de aandacht die mijn boeken krijgen in de media. Pauw & Witteman gaan niet zomaar een schrijver van een misdaadromannetje uitnodigen in de studio. Ze moeten een journalistiek haakje hebben. Dat is niet de reden waarom ik dat doe, maar het is wel handig dat de boeken het hebben. Ze kunnen mij vragen: hoe komt u erbij dat Mabel daar zat? Dan kun je je verhaal vertellen. Ik heb me altijd afgevraagd waarom anderen dat niet doen. Jacob Vis kan het, zijn boek Prins Desi gaat over Bouterse en dat heeft hij heel goed gedaan. Peter de Zwaan is ook een grandioze schrijver, maar hij heeft een kans gemist bij De vuurwerkramp van Herman Saliger. Wat hij had moeten doen is ook de vuurwerkramp verklaren, want dat is nog steeds een raadsel. Mijn dochter (fotografe Iona Hogendoorn, red.) was in Enschede, de dag na de ramp, en belde mij op. “Pa, dit is geen vuurwerk, dit is Rotterdam. Met een paar rotjes leg je geen complete woonwijk plat.” Wat daar is gebeurd, dat is nog steeds een groot raadsel. Wat als er op die plaats een geheim Gladio-depot was. Dat zou een dergelijke explosie aannemelijk maken.’

Een Gladio-depot?

Gladio was de naam van een geheime internationale operatie in een groot aantal Europese landen die ervoor moest zorgen dat er nooit meer zo’n snelle bezetting als in de Tweede Wereldoorlog zou kunnen plaatsvinden. In die periode zijn er overal geheime voorraden aangelegd van wapens en munitie. Op verschillende plaatsen in Nederland liggen die dingen nog, allemaal oude munitie. Zo ook hier om de hoek, in de Scheveningse Bosjes. Een aantal jaren geleden kwam aan het licht dat dit depot was leeggeplunderd door criminelen. (Op 9 september 2007 onthulde KRO Reporter dat wapens en explosieven uit een geheim depot in de Scheveningse Bosjes in Den Haag in handen waren gevallen van de georganiseerde misdaad. De Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst heeft de wapenroof waarbij Sam Klepper en John Mieremet betrokken waren – de grootste uit de Nederlandse geschiedenis – destijds in de doofpot gestopt om “ongewenste publiciteit in de Gladio-sfeer” te voorkomen, red.).

Wat wil het verhaal? In de vroege jaren tachtig worden bij verschillende overvallen in Amsterdam onbekende kogels gebruikt. Dit was het werk van Holleeder en Van Hout om hun grote plan, de ontvoering van Heineken, te financieren. De Amsterdamse recherche zat met de handen in het haar, want waar kwam verdomme die munitie vandaan? Het bleek rechtstreeks uit de Gladio-voorraden afkomstig te zijn. Holleeder en consorten hadden het hier in de Haagse bosjes buitgemaakt. Zij wisten dat onder de grond een geheime kelder zat en dat de militaire inlichtingendienst eenmaal per jaar alleen maar even snel met een metaaldetector controleerde of de voorraden er nog waren. De jongens van Holleeder hebben “een nachtje Den Haag” gedaan, de boel opengemaakt en gepakt wat ze nodig hadden. Daarvoor in de plaats dumpten ze oude koelkasten, oude bromfietsen, alles van oud metaal. Drie maanden later komt die kerel met zijn metaaldetector en hij denkt dat alles er nog gewoon ligt. Dat is toch een mooi verhaal? Het is, naast het verhaal van Theo van Gogh, een van de dertien verhalen die ik vertel in een nieuwe serie met complottheoriën voor TV-West.’

Heeft u het gevoel dat het genre dat u schrijft eindelijk serieus wordt genomen door de serieuze media?
‘Nee, er wordt nog altijd neerbuigend gekeken naar het genre. Als ik mag aanschuiven bij Matthijs van Nieuwkerk of bij Paul Witteman dan word ik nog altijd gezien als die man met die rare ideeën. Ik beweer toch niet dat er een ufo in mijn achtertuin is geland en dat daar groene mannetjes uit zijn gekomen die mijn dochter hebben verkracht?

Kijk, in the end wordt ons genre toch meer gezien als entertainment dan als literatuur. Maar wij schrijven ook geen literatuur. Tot die inkeer ben ik inmiddels gekomen. De plot is belangrijker dan de stijl. Uiteindelijk gaat het er gewoon om wie het heeft gedaan of wat er is gebeurd.’

Verwacht u nog kritiek van de buitenwereld op het feit dat u het Mabel-boek toch laat verschijnen?
‘Er zullen ongetwijfeld weer mensen zijn die weer boos worden, maar ik begrijp niet zo goed waarom. Het is geen laster, geen smaad. Je kunt hooguit zeggen wat een fantasie heeft die man.’

Onze vrouw in Tripoli verschijnt 15 november 2012 bij uitgeverij Cargo.



Over de auteur

Sander (Hebban Crew)

1161 volgers
588 boeken
26 favoriet
Hebban Crew


Reacties op: Interview met Tomas Ross

 

Gerelateerd

Over

Tomas Ross

Tomas Ross

Tomas Ross (1944, pseudoniem van Willem Hogendoorn) is auteur en scenarist. Na h...