Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Interview /

Interview Mo Hayder

Mo Hayder (1962) behoort tot de nieuwe lichting schrijfsters, onder wie Karin Slaughter en Chelsea Cain, die grof geweld niet schuwt. Vrouwen die vinden dat geweld onlosmakelijk verbonden is met de huidige maatschappij en daarom ook niet kan ontbreken in verhalen met een realistische toonzetting. Sinds haar debuutroman Birdman (Vogelman) uit 2000 heeft Mo Hayder zes bloedstollende thrillers geschreven waarin de verschrikkingen van de pijn de lezers veelal onrustige nachten bezorgden. Stuk voor stuk bestsellers, waaronder Vogelman, De behandeling, Tokio, Ritueel en Duivelswerk. Haar nieuwste thriller is Huid.


























Ze is smal, smaller, smalst, met lang blond haar en een fijnbesneden gezicht waarin zwaar opgemaakte ogen enigszins nerveus ronddwalen. Foto’s mogen van haar gemaakt worden, zeker, maar liefst binnen in het schemerdonker en niet in de ruwe, genadeloze buitenwereld. Toch is de allervriendelijkste Mo voor haar doen redelijk ontspannen. Ze is, ontdaan van haar schrijfdiscipline, even vrij, al vergelijkt ze de reeks interviews die zij moet geven met het werk van een prostituee. “Elk uur een andere man.” Interviews vindt ze moeilijk. Het is leuk om andere mensen te ontmoeten, maar het praten, dat verdraaide praten! “Praten is zo anders dan schrijven. De meeste schrijvers willen communiceren, maar door middel van wat ze schrijven en niet verbaal. En ik ben geen uitzondering. Ik vind het heel moeilijk om te praten. Ik houd van schrijven. Maar dat verschilt natuurlijk van persoon tot persoon.”
Dat gezegd hebbende, blijkt Mo Hayder een vlot praatster, met een warme stem, die in mooi, accentloos Engels, fraai articulerend, haar zinnen formuleert.

Schizofreen verleden
Mo Hayder heeft volgens eigen zeggen een schizofreen verleden. “Ik ben geboren in Essex, ik ben dus een Esssex-girl, alhoewel die benaming in Engeland staat voor een voetballersvrouw, nouveau riche, veel geld - weinig stijl, meer geïnteresseerd in designers mode dan in het werkelijk leven. In dat opzicht ben ik geen Essex-girl. Ik ben daar geboren, maar we woonden net buiten Londen. Daarnaast heb ik een groot deel van mijn jeugd in Amerika gewoond, in verschillende staten, Mijn vader was een wetenschapper die op diverse universiteiten gewerkt heeft. Ik heb in meerdere werelden geleefd en dat is voor een kind niet echt een prettige toestand. Ik voelde me ontheemd. Ik heb nooit een echt thuis gehad, een vast punt waar je op kon bouwen. Helemaal nooit. Je ontwikkelt geen gemeenschapszin. Het wisselde te veel. Ik woon nu ongeveer zes jaar in dezelfde stad en dat is de langste periode ooit. Maar ook dat is moeilijk. Het moeilijkste is om in een bepaalde plaats te wonen en je eigen fouten uit het verleden onder ogen te zien en bovendien elke dag geconfronteerd te worden met mensen die jou die fouten hebben zien maken. In dat opzicht is het gemakkelijker om steeds te verhuizen en jezelf steeds opnieuw uit te vinden. Dan hoef je de confrontatie niet steeds aan te gaan. Ik behoor niet tot het soort gelukkige mensen dat zich niets aantrekt van wat anderen zeggen en denken. Misschien ligt dat aan het feit dat ik het oudste kind was en oudste kinderen voelen zich vaak gebruikt omdat ze op verantwoordelijkheden en fouten worden aangesproken waar de andere kinderen geen last van hebben. Ouders stellen altijd de strengste eisen aan hun oudsten. Van hen verwachten ze het meeste. Ik had constant het gevoel dat ik werd gadegeslagen en bekritiseerd. Dat al mijn handelingen door een vergrootglas werden bekeken. Daarom was het voor mij wel prettig om constant te verhuizen, dan werd er minder op mij gelet. Het was voor mij weglopen voor de werkelijkheid.”

Rebel zonder bindingen
Als consequentie van mijn verleden, zie je dat de karakters in mijn boeken ook nooit echte banden hebben met hun omgeving. Al mijn karakters zijn “loners”, eenlingen. Niet zozeer gekken of mensen met een afwijking, maar mensen die zich niet kunnen of willen binden.
Wat dat betreft zijn mijn karakters totaal verschillend van die van Denise Mina, Dennis Lehane of Karin Slaughter, bij wie de karakters hun wortels hebben in een bepaalde omgeving. Zij zijn onderdeel van een gemeenschap. Maar mijn personages bevinden zich totaal aan de andere kant van de lijn.
Het merkwaardige is dat de enige wortels, de enige binding die ik had, mijn ouders, me benauwden. Daar wilde ik al op vroege leeftijd weg. Mijn ouders waren beiden academici. Zij verwachtten van mij dat ik ook naar de universiteit zou gaan. En ik had totaal geen interesse in studeren. Ik was een rebel. A rebel without a Cause, zoals James Dean, om in filmtermen te praten. Als je ouder wordt, besef je alleen hoe onbeduidend je redenen om te rebelleren eigenlijk waren. Dus op mijn vijftiende ging ik van school met het gevolg dat ik maar weinig onderricht heb gehad. Ik heb van mijn veertiende jaar tot achter in de twintig geen boek gelezen, omdat dat me deed denken aan mijn jeugd waarin van mij verwacht werd dat ik zou lezen en leren. Dat was precies waar ik me tegen verzette.”

De wereld rond
Toen ik het ouderlijk huis verliet, deed ik van alles. Ik leefde van de hand in de tand. Ik had vriendjes, zong in bands, stond achter de bar, waste af, was serveerster, dat soort dingen. Uiteindelijk begon ik te reizen, liften, een zware rugzak op mijn rug. Als ik er nu op terugkijk, deed ik het allemaal wel, maar zonder het echt leuk te vinden. Ik was in die tijd altijd op zoek naar een nieuwe plek. Mijn droom was om zoveel mogelijk verschillende plaatsen in de wereld te bezoeken. Maar ik ontdekte dat geen enkele plek in werkelijkheid zo mooi was, als ik me in mijn dromen had voorgesteld. Ik had steeds een film-droombeeld van hoe plaatsen eruit zagen. Ik heb dat nog steeds een beetje. Zo leek het me onlangs leuk om te leren scubaduiken. Ik had op video beelden gezien van prachtige vissen in de mooiste kleuren, die door helderblauw water zweefden. Ik had beelden voor ogen van zonnige stranden en duiken vanaf mooie, wit gelakte boten. De realiteit was echter dat ik het vreselijk koud had, maar dat was niet vreemd, ik heb het altijd koud. Verder kreeg ik zout in mijn oren ogen en haren en zat het duikerspak heel strak en oncomfortabel. Ik werd zeeziek op de boot, die overigens vies was en niet mooi wit. Het stonk naar vis. Ik vond het vreselijk. Ik ben nu op het punt aanbeland dat ik de schoonheid van de wereld het liefst zie vanaf de bank, kijkend naar mijn flatscreen met daarop de programma’s van Discovery Channel. Echt waar. Ik ben stapelgek op de wereld via mijn televisie. Ik ben een keer op safari geweest in Zuid-Afrika. Daar hebben we honderden kilometers gereden om een luipaard te zien. Hij lag soezend onder een boom. Maar ik dacht: Als ik nu naar Discovery Channel had zitten kijken, had de camera ingezoomd en had ik zijn ogen kunnen zien en zijn snorharen en iedere millimeter van zijn pels. Maar je moet het zelf meegemaakt hebben om te beseffen dat je op de televisie alles beter ziet dan in het echt. Ik neem dan ook niemand kwalijk als hij/zij zijn gemakkelijke fauteuil niet meer uitkomt.”

Japan
“Tijdens mijn vele reizen ben ik ook naar Azië geweest. Ik heb een tijd in Japan gewoond, een land met een bijzondere, exotische schoonheid. Voor een buitenstaander kan Japan uitsluitend visueel en oppervlakkig ervaren worden. Je kunt nooit deel uitmaken van de bevolking, en je kunt het nooit tot je thuisland maken. Je kunt het nooit doorgronden. De mensen zijn er ontstellend aardig en gastvrij, maar, uiteraard blijf je een gast. In de tijd dat ik in Japan was heb ik Engelse les gegeven. Leuk, maar ook vreemd. Leerlingen in Japan worden niet aangemoedigd om met hun leraren van gedachten te wisselen. De docent vertelt en de leerlingen leren klakkeloos wat er verteld wordt. Dus ik heb nooit enige feedback gekregen en nooit kunnen ontdekken hoe zij als individu waren. Verder ben ik in Japan gastvrouw geweest. Ik moest zakenlieden, soms ook gangsters, sigaretten en drankjes brengen, en samen iets met hen drinken of eten. Dus niet als een veredeld soort prostituee. Daar heb ik veel van geleerd. Het enige was dat ik natuurlijk altijd aardig moest zijn, ook tegen mannen tegen wie ik normaliter helemaal niet aardig geweest zou zijn, omdat ze dronken waren of onbehouwen. Maar het waren klanten. Door die baan heb ik wel meer van de Japanners leren begrijpen. Een deel van mijn ervaringen heb ik beschreven in mijn boek Tokio.”

Kannibalistische animatiefilms
“Naast de ervaringen die ik in Japan opdeed, heb ik ook nog een tijdje geprobeerd om mezelf te bewijzen in de filmindustrie. Ik heb filmkunde gestudeerd aan The American University in Washington DC en in mijn idealistische tijd wilde ik films maken om een groot publiek te laten zien wat voor misstanden er allemaal gaande zijn in de wereld. Met name de toestand in Birma wilde ik aan de kaak stellen. Toen ik tijdens mijn omzwervingen in Birma was, zag ik schrijnende hongersnood en tienduizenden mensen die in kampen waren samengeperst als kippen in een legbatterij. Elke dag stierven ze bij bosjes. Ik wilde de wereld veranderen door de waarheid te vertellen over Birma. Maar tijdens mijn filmopleiding besefte ik dat ik te veel een eenling ben om de productie van een film te kunnen organiseren en in teamverband een film te maken. Er bleef een mogelijkheid over: ik en de camera. En omdat ik slecht ben in communiceren besloot ik geen acteurs te gebruiken maar poppen van klei. Ik ben toen klei-animatiefilms gaan maken. Maar op de een of andere manier eindigde het verhaal altijd met een van de poppen die het hoofd van een ander aftrok en er emmers bloed vergoten werden. Ik maakte heel gewelddadige angstaanjagende animatiefilmpjes van 5 minuten. Ik heb er een award voor gekregen, maar toen ze werden aangeboden aan een televisiemaatschappij, kreeg ik een beleefde brief terug van de directeur van de omroep die me zei dat de filmpjes beslist kwaliteit hadden, maar dat hij bang was dat de kijkers het kannibalistische karakter niet zouden kunnen waarderen.”

Boos op de wereld, in Birdman
Na de hele wereld rond gezworven te hebben, twaalf banen en dertien ongelukken te hebben ervaren, de smaak van liefde en verdriet te hebben geproefd, besloot Mo Hayder eind jaren negentig om haar eigen wereld te creëren. Een wereld waarin communiceren alleen via woorden zou gaan. Het werd geen opgewekte wereld omdat het wereldbeeld van Hayder in de loop der jaren de nodige deuken had opgelopen. In haar debuutthriller Vogelman (2000) werden vijf jonge vrouwen ritueel afgeslacht en gedumpt op een braakliggend terrein. De jonge politieman Jack Caffery kreeg de schone taak op zich om de seksuele seriemoordenaar te pakken. “Het boek was voorbestemd om naargeestig van toonzetting te zijn, omdat ik vind dat de mensheid door en door slecht is. Gedurende lange tijd heb ik een hekel gehad aan alles wat ik in de wereld zag en meemaakte. De wereld is wreed en afschuwelijk. Ik heb lang geworsteld om daar mee om te kunnen gaan. Mijn eerste boek Birdman is dan ook vol haat en boosheid en teleurstelling. Birdman is de uiting van mijn boosheid op de wereld. Het is duidelijk dat ik al mijn emoties nog niet verwerkt had, anders had ik destijds op een afstandelijker manier kunnen schrijven. Maar ik zocht destijds een uitlaatklep om mijn woede kwijt te kunnen. En ik had geen voorbeelden van mensen die hun woede positief wisten om te zetten. Alles wat ik had gezien was onaangenaam, sterker nog, pure horror.
Pas nu ik een dochter heb, verandert mijn wereldbeeld. Zij dwingt me om opener te zijn en de leuke dingen te zien. Het zou ook volstrekt egoïstisch zijn om nu helemaal in mijn eigen gedachten en mijn werk terug te trekken. Zij dwingt mij niet langer de eenling te zijn die ik in wezen ben. Voor de eerste keer in mijn leven voel ik me ook een beetje normaal. Dat heeft ook een positieve weerslag op mijn schrijven. Ik word niet langer achtervolgd door demonen, door smerige, bloederige taferelen en horrorbeelden die ik in mijn verhalen vorm wil geven. Ik zou nu ook gewone romans kunnen schrijven waarin moorden en excessief geweld geen rol meer spelen.”

De dood als taboe
“Natuurlijk is het geweld in mijn boeken voor veel lezers een vorm van entertainment. Het is voor hen de fantasiewereld van een boek. Maar ik probeer wel de mensen aan te zetten om na te denken over bepaalde zaken. Ik probeer geen frivool entertainment te bieden. Zelfs niet in de zin van het bieden van goedkope “thrills” waar mensen behoefte aan blijken te hebben.
Mensen die spanning zoeken, zijn op een onbewust niveau bezig de grenzen van dood en leven te verkennen. Mijn boeken gaan over de donkere kant van het leven en ik hoop dat mensen erdoor gaan nadenken over dood en leven, over hun eigen sterfelijkheid. De dood is een volstrekt natuurlijk gegeven, maar het is een van de grootste taboes van onze tijd. Mensen praten er niet over. Mensen praten nooit over hun grootste angsten en dus ook niet over de dood. Waarom niet?

Geweld en seks
“Ik schrijf inderdaad gedetailleerd over geweld, dat moet ook zo. Gedetailleerd op dezelfde wijze als ik een theekransje zou beschrijven waaraan een aantal dames zouden deelnemen.
Ik probeer met woorden dingen te visualiseren. Waarom zou ik geweld op een andere manier beeldend proberen te maken dan andere zaken? Ik beschrijf ook de omgeving, de kleding, het uiterlijk van karakters. Lezers moeten dat wat ik beschrijf voor zich kunnen zien. Het is natuurlijk afhankelijk van de smaak, de stijl en de discretie van de schrijver hoe gedetailleerd het geweld wordt beschreven. Maar ik ga ver, omdat ik geweld een afspiegeling vind van de maatschappij waarin we leven. Kijk, als ik over seks schrijf, hoef ik niet alles expliciet te schrijven. Alle lezers hebben seks gehad en ik hoef maar summiere verwijzingen te geven om de lezer de gebeurtenissen in zijn/haar fantasie te laten invullen. Met geweld is dat anders. Het geweld dat politiemannen soms aantreffen, zal de gemiddelde lezer nooit onder ogen krijgen.
Daarom ben ik met geweld meer expliciet dan met seks. Niet dat het altijd nodig is: een voetafdruk van het monster kan angstaanjagender zijn dan het monster zelf. Maar het is gewoon mijn manier van schrijven, mijn handtekening. Geweld kan je op twee manier behandelen om een verhaal spannend te maken: door suggestie of door expliciete beschrijving. Tot op heden heb ik altijd gekozen voor de laatste optie.”

Britse misdaadroman
“Ik houd van realisme in misdaadromans. Zoals Wallander, diabeticus en gescheiden. Een mens onder de mensen, wat zijn functie ook is. In wezen is mijn hoofdpersoon Jack Caffery ook een dergelijke antiheld met veel privéproblemen in het heden en in het verleden. Zijn demonen zijn ook een beetje mijn demonen. Je kunt het verleden niet altijd zo maar achter je laten. De Scandinavische schrijvers van nu worden luid bejubeld, omdat ze iets nieuws zouden brengen, een sociaal commentaar, maar in wezen schrijven ze de Britse misdaadromans van zo’n dertig, veertig jaar geleden. Misschien is het uit nostalgische overwegingen dat lezers hun boeken zo graag lezen. Veel van de Britse schrijvers van nu zijn bezig met Tomas Harris-achtige misdaadromans. Directer, gewelddadiger, realistischer.”

Huid
De inspiratie voor Huid, het nieuwste boek van Mo Hayder, is gekomen in de vorm van een tweetrapsraket. “De allereerste inspiratie is inmiddels volledig verdwenen. Ik was erg geïnteresseerd in mensen die denken dat er iets mis is met hun uiterlijke verschijning. Ze denken dat ze te grote voeten of oren hebben en dat iedereen dat ogenblikkelijk ziet, terwijl er in werkelijkheid niets met hen aan de hand is. In hun hoofd neemt hun uiterlijke “afwijking” echter monsterlijke proporties aan. Een serieus mentaal probleem dat ertoe leidt dat mensen het huis uitvluchten, in zichzelf snijden om het probleem op te lossen of de ene na de andere cosmetische operatie ondergaan om hun zogenaamde afwijkende fysiek te herstellen. Maar geen enkele operatie helpt omdat hun probleem uitsluitend mentaal is. En ik dacht: hoe vreselijk moet het zijn om in een dergelijke geestelijke dwangbuis te zitten. Met name vrouwen hebben er last van en veel van hen gaan over tot zelfverminking. Dat was de oorspronkelijke opzet voor mijn boek Huid, maar de opzet is compleet veranderd. Ik ben overgestapt op een verhaal waarin de illegale handel in lichaamsdelen een rol speelt en zo kom ik alsnog in een schoonheidskliniek terecht waar allerlei operaties worden uitgevoerd. En natuurlijk spelen er, zoals gewoonlijk, meerdere verhaallijnen waarin ook demonen uit het verleden aan bod komen. Ik mag me nu dan wel verzoend hebben met het leven, maar dat wil niet zeggen dat het verleden ook voorgoed verleden tijd is. Het slachtoffer van mijn verleden is natuurlijk mijn hoofdpersoon Jack Caffery die met zijn pijn van het verleden moet zien om te gaan. Schrijven is niet alleen communiceren met mijn lezers, maar ook een goede therapie.”



Over de auteur

Kees de Bree

100 volgers
23 boeken
0 favorieten
Auteur


Reacties op: Interview Mo Hayder

 

Gerelateerd

Over