Interview /
Interview René Appel
De bibliografie van René Appel (1945) telt inmiddels het respectabele aantal van 16 misdaadromans, naast twee verhalenbundels en twee kinderboeken. De auteur zag het levenslicht in het Noord Hollandse plaatsje Hoogkarspel. De liefde voor taal en boeken zat er al vroeg in. Na zijn studie aan de HBS, koos hij dan ook voor de universitaire studie Nederlands. De drang om een boek te schrijven begon toen steeds duidelijkere vormen aan te nemen. “Ik was altijd een gretig lezer en op een gegeven moment groeide het idee dat ik niet alleen verhalen wilde lezen, maar ze zelf ook wilde gaan bedenken. Misschien werd dat versterkt omdat ik Nederlands studeerde en in een vriendengroepje zat, met nogal wat mensen die ‘iets in de literatuur wilden doen’”.
De boeken van Appel kenmerken zich door een dreigende sfeer en herkenbare ‘dicht bij huis’ situaties. Zijn hoofdpersonen zijn altijd gewone mensen die in een uitzonderlijke situatie terechtkomen en moeten proberen hun hoofd boven water te houden. Daar slagen ze lang niet altijd goed in. Dit zet een reeks gebeurtenissen in werking waardoor alles uit de hand loopt. Dit levert spanning op. Voeg daar nog wat onverwachte situaties en wendingen aan toe en je gaat als lezer een paar verrassende uurtjes tegemoet.
Regelmatig vind je in de boeken van Appel ook verwijzingen naar misstanden in de maatschappij die het nieuws hebben gehaald. “Ik laat mijn boeken graag afspelen in de alledaagse werkelijkheid met herkenbare politieke en maatschappelijke problemen. Het draagt volgens mij bij aan de geloofwaardigheid van de verhalen. Op enkele uitzonderingen na leven mensen nu eenmaal in het hier en nu. Als ze geen kluizenaars zijn, nemen ze daar iets van mee en verschijnt het dus ook in het verhaal dat ik vertel.”
'Gewoon' interessant
Door Appels directe, vlotte schrijfstijl lezen zijn boeken als een trein en kun je je als lezer uitstekend verplaatsen in zijn hoofdpersonen. “Ik probeer lezers meteen het verhaal in te trekken, zodat ze soms bijna medeplichtig worden, of in ieder geval met de personages mee kunnen leven, of ze soms zouden willen waarschuwen voor ondoordachte of desastreuze daden.” Ultieme slechteriken zul je in zijn boeken niet tegenkomen. “Ik las graag boeken van o.a Patricia Highsmith en Ruth Rendell. Die schrijven vaak over ‘gewone’ mensen aan wie soms een steekje loszit. Ik wilde ook dat soort boeken gaan schrijven. Ik vind ‘gewone mensen’ (met een deel ‘goed’ en een misschien kleiner deel ‘slecht’) veel interessanter dan pakweg een seriemoordenaar.”
De achtergrond van zijn personages vindt Appel erg belangrijk. “Ik kies vaak voor personages die zich bevinden in een werkkring waar mensen eigenlijk weinig van af weten. De lezer krijgt zo een inkijkje in een wereld die voor hen anders min of meer gesloten zou blijven.” Om dit op een geloofwaardige manier te doen, verricht Appel veel onderzoek naar achtergronden van mensen, beroepen, juridische procedures etc. “Mijn bronnen zijn mensen/deskundigen die bijvoorbeeld het beroep hebben van mijn hoofdpersoon. Ik lees er zoveel mogelijk over, kijk op internet, enz. Tenslotte laat ik de eerste versie altijd lezen aan een ‘deskundige’, die er altijd wel weer één of twee kleine foutjes uithaalt.”
‘Karakterman’
Appel is typisch zo’n auteur die zich laat meevoeren door zijn karakters en het verhaal. Voordat hij begint met schrijven heeft hij dan ook nog geen flauw idee hoe de ontknoping van de plot zal zijn. “Het hele verhaal zit zeker nog niet in mijn hoofd, nog niet eens het halve. Ik begin met enkele personages die in een conflictsituatie zitten en die daarin min of meer ontsporen. Maar hoe die ontsporing zich ontwikkelt en waar die uiteindelijk op uitloopt, dat weet ik in het begin zeker nog niet. Ik herken veel in wat Ruth Rendell wel eens heeft gezegd: ‘Bij mij komen de karakters niet voort uit de plot, maar komt de plot voort uit de karakters.’ Verder is voor mij ook heel belangrijk de ‘arena’ waarin iets zich afspeelt: het milieu, het soort plaats (grote stad, kleine stad, platteland), het beroep van de personages, enz. Overigens, als ik aan een verhaal begin, weet ik over het algemeen wel dat er ongeveer halverwege het verhaal een harde, gewelddadige scène moet komen, een soort uitbarsting. Maar wie precies welke andere persoon iets aandoet, dat moet ik vaak al schrijvende uitvinden.”
Het belang van een goed plot is Appel meer dan duidelijk, maar toch blijft hij meer een ‘karakterman’. “In boeken die vooral plot-driven zijn, zijn de karakters vaak zo plat, zo tweedimensionaal, alsof ze door de schrijver alleen maar opgevoerd worden als een soort marionetten om de plot uit te voeren. Voor mij moeten de karakters interessant zijn, hun relaties, c.q. onderlinge problemen moeten goed invoelbaar zijn.” Naast boeiende hoofdpersonen hecht Appel grote waarde aan spanning en plotwendingen. “Een verhaal moet liefst een onverwachte ontwikkeling doormaken met spannende momenten. Het boek moet goed geschreven zijn, in een directe stijl, zonder pseudo-literaire versieringen, met levensechte dialogen. Als lezer moet je geïntrigeerd zijn door de vraag: hoe moet dit in godsnaam aflopen?”
Loverboy
Zichzelf blijven vernieuwen en verbeteren vindt Appel erg belangrijk. In zijn nieuwste boek, Loverboy, wijkt hij dan ook af van de gebaande paden. “In Loverboy heb ik weer eens iets nieuws geprobeerd, namelijk een verhaal in een verhaal en ik heb het idee dat dat goed gelukt is.” Een vier sterren recensie op Crimezone.nl kan dat alleen maar beamen. In Loverboy speelt de schrijfster van privé-detectives Yoka Kamphuys de hoofdrol. Zij ontdekt dat haar man een minnares heeft en gaat daar op haar geheel eigen manier mee om. Door het boek heen zijn stukjes opgenomen van het boek dat Yoka schrijft over privé-detective Anouk Akkermans. Appel weet de twee totaal verschillende verhalen uiteindelijk naadloos naar elkaar toe te schrijven. Het werken met twee verhaallijnen vond hij lastig, maar ook heel leuk om te doen. “Een uitdaging, om die veel misbruikte term te hanteren. Lastig was het vooral dat de twee verhaallijnen wel op elkaar betrokken moesten zijn, maar niet te nadrukkelijk, omdat het anders zo’n geconstrueerde indruk maakt. Ik moest dus een geschikte middenweg zien te vinden. Het was vooral ook leuk om in twee ‘stijlen’ te schrijven. Het zogenaamde kaderverhaal - dus dat van de schrijfster Yoka, die ontdekt dat haar man een minnares heeft - moest de stijl van een echte psychologische thriller hebben, terwijl het ‘binnenverhaal’, het door Yoka geschreven verhaal over de privé-detective Anouk Akkerman, meer het karakter van een snel, dynamisch Kate Brannigan-achtig (Val Mc Dermid red.) boek moest krijgen. Het was met name leuk om een keer stukken te schrijven in zo’n soort stijl.” Loverboy is het boek waar Appel tot nu toe het meest trots op is, maar ook de eerder verschenen titel Geweten scoort hoog in zijn favorietenlijstje. “Geweten is een boek dat ik vanaf het begin van mijn ‘schrijverscarrière’ (of wat daarvoor door moet gaan) wilde schrijven. Bovendien heeft het boek ook een enigszins gewaagde opzet, zeker voor een thriller, omdat ik per hoofdstuk in dat boek heen en weer spring van heden naar verleden.”
Maand van het spannende boek
De maand juni is voor René Appel elk jaar heel belangrijk omdat dan meestal een nieuw boek van zijn hand verschijnt en de uitreiking van de Gouden strop plaatsvindt. Dit jaar heeft juni een extra gouden randje, omdat hij het traditionele cadeauboekje van de CPNB heeft geschreven. Appel voelde zich enorm thuis bij het thema dat ‘de maand’ dit jaar heeft. Thrillers waarin de misdadiger uit de directe omgeving komt, staan namelijk centraal. “Het kwam natuurlijk wel mooi uit dat het thema van dit jaar in feite te zien is als het overkoepelende thema van al mijn boeken. Ik schrijf nu eenmaal over misdaad dicht bij huis, soms zelfs binnenshuis. En het onderwerp waar ik Als broer en zus (het cadeauboekje) over heb geschreven, had ik al klaar liggen. Dat onderwerp is deels gebaseerd op een concrete moord, waarvan ik een rechtszaak heb bijgewoond.”
Juni is ook de maand waarin met name Nederlandstalige misdaadauteurs in het zonnetje worden gezet met ‘beloningen’ als de Schaduwprijs (beste Nederlandstalige misdaaddebuut) en de Gouden Strop (beste Nederlandstalige misdaadroman). Volgens René is dat beetje extra aandacht ook nodig. “Ik denk dat Nederlandse auteurs toch nog een beetje worden ondergewaardeerd. Wat van ver komt, vinden mensen nu eenmaal vaak lekkerder. Een kritische houding tegenover veel buitenlands (vertaald) werk ontbreekt soms, terwijl bij Nederlandse boeken op elke slak zout wordt gelegd.” Toch bewijzen de verkoopcijfers van bijvoorbeeld Saskia Noort dat die vlieger niet altijd opgaat. Saskia Noort is dan ook een van de collega’s in den landen die Appel naast Thomas Ross het meest benijdt. “Tomas Ross vanwege het ogenschijnlijke gemak waarmee hij steeds maar weer een onderwerp weet te selecteren dat de aandacht trekt, en Saskia Noort, omdat zij zomaar, vanuit het niets, een ongelooflijk succes heeft met haar boeken die net als die van mij ook min of meer in het subgenre van de psychologische thriller passen. Bij het woord ‘benijden’ moet je overigens denken aan een gezonde vorm van jalousie de metier.”
Appel zelf heeft echter ook niet te klagen over zijn verkoopcijfers. “Het is me gebleken dat ik echte fans heb, die soms in de winter al informeren wanneer mijn volgende boek uitkomt, omdat ze er eigenlijk niet op kunnen wachten. Na één zo’n e-mail is mijn hele dag weer goed.”
Toekomstplannen
Sinds anderhalfjaar is René gestopt met zijn universitaire werk en mag hij zich ‘vutter’ noemen. Rustig achteroverleunen is er echter niet bij. Plannen om te stoppen met schrijven heeft hij zeker niet. “Maar hoe lang ik nog blijf schrijven, weet ik niet. Misschien totdat mensen me beleefd maar dringend te kennen geven dat mijn boeken echt niet meer kunnen. Misschien totdat ik qua onderwerpen uitgeput ben (maar ik heb nog een stevig gevuld mapje). Misschien tot ik de toetsen op mijn toetsenbord niet meer goed kan vinden…? Wie zal het zeggen.” Naast voldoende inspiratie voor zijn verhalen heeft René ook nog andere plannen met zijn toekomst: “Ik ben nu bezig voor IdtV-film met een scenario op basis van mijn boek Tweestrijd. Met dat soort werk zou ik graag doorgaan en verder wil ik uitgebreid genieten van mijn vrije tijd, bijvoorbeeld door met mijn vrouw veel wandeltochten te maken. Maar tijdens die tochten denk ik dan weer aan verhalen en zo komt het toch weer op schrijven neer…”