Interview /
Robert Vuijsje: 'Wij zijn kaaskoppen, of we het willen of niet'
Kaaskoppen
De titel Kaaskoppen refereert aan de naam die Nederlanders nou eenmaal hebben. Wij zijn kaaskoppen, of we het willen of niet. ‘De meeste mensen hebben een traditioneel beeld van hoe Nederland eruit ziet, maar inmiddels zijn er miljoenen Nederlanders met een andere kleurtje of cultuur in Nederland geboren. Ik noem hen vanaf nu ook kaaskoppen. Want als je in Nederland geboren bent ben je een Nederlander.’ Niet iedereen denkt daar zo verlichtend over. Oude en nieuwe kaaskoppen blijven recht tegenover elkaar staan. Je hoeft alleen maar naar de hele Zwarte Pietendiscussie te kijken. ‘Mensen denken dat die er ineens gekomen is, maar onder de Surinamers leeft deze discussie al langer. Het is de huidige generatie – de generatieleden die hier geboren zijn, naar Nederlandse scholen zijn geweest, hun hele leven hier al wonen, belasting betalen – die daarover zijn mond opendoet. De eerste twee generaties kwamen hier en voelden zich te veel te gast in Nederland om er iets van te zeggen. 'Laten we niet zeuren', was de algemene gedachte. Maar de nieuwe generatie heeft daar net zoveel over te zeggen als iedere andere Nederlander en doet dat ook.’
Mijn hele leven heb ik doorgebracht tussen blanke kaaskoppen, ik weet hoe zij onderling met elkaar praten. Ik kan de redenering volgen van de kaaskop oude stijl die denkt: waarom moeten we luisteren naar het gezeur en geklaag van die buitenlanders, zij moeten zich aanpassen aan hoe wij het hier doen. Maar ik ken ook het gevoel van de nieuwe kaaskoppen: waarom wordt er altijd zo raar en agressief gereageerd wanneer wij iets zeggen dat afwijkt van wat de Hollander gewend is?
Er niet bij horen
Als jood weet auteur Robert Vuijsje (1970) hoe het is om er niet bij te horen. ‘Ik ben 25 jaar na de oorlog geboren. Op alle familiebijeenkomsten werd door de overlevenden maar over één ding gesproken en dat was over de oorlog. In die tijd wist iedereen welke winkels in de straat fout waren geweest in de oorlog. Die meed je. Nederland hielp goed mee aan de deportatie van joden naar vernietigingskampen. Als kind kreeg ik daardoor heel sterk het gevoel dat we wel Nederlanders waren, maar dat als het er op aan komt we niet hetzelfde zijn. Dat je dan meteen wordt afgevoerd. Dat gevoel zit heel diep in mij.’
Het begon ermee dat ik naar mijn zoon keek en dacht: jij weet dingen die ik niet weet. Ik ben 39 jaar ouder, maar jij hebt ervaringen die ik niet ken. Je hebt een donkere huidskleur en kroeshaar – door hoe je eruitziet, heb jij nu al kennis van zaken die ik nooit helemaal zal kunnen begrijpen.
Door naar zijn zoon te kijken, ging Vuijsje zich vragen stellen over het huidige Nederland. Het Nederland ‘dat er zoveel anders uitziet dan vijftig jaar geleden.’ Samuel is geboren en wordt getogen in Nederland, maar hoort hij er ook bij? Mag hij, later als hij groot is roepen, dat hij Zwarte Piet maar niets vindt? Wordt hij dan serieus genomen, zoals ieder ander blank kind, later als het groot is, serieus wordt genomen? Hoe is het in Nederland? En waarom is iemand Nederlands, of juist niet? Wat kun je leren van mensen die op een andere manier een kaaskop zijn dan jij?
Voor de Volkskrant begon ik iedere week een kaaskop te ondervragen over zijn of haar afkomst.
Maar het boek is nadrukkelijk geen indeling van oude interviews die door Vuijsje klakkeloos achter elkaar zijn gezet. ‘Ik heb veel nieuwe hoodfstukken geschreven. Het zijn de bouwstenen voor het verhaal dat ik wil vertellen.’ Vuijsje schuwt al sinds zijn debuut Alleen maar nette mensen heftige maatschappelijke onderwerpen niet. ‘De onderwerpen gaan me aan het hart. Ik schrijf ze op een toegankelijke manier met humor, waarbij een verhaal je soms in je gezicht kan slaan, maar ook waarom je moet lachen. Mijn eerste boek heeft een maatschappelijke impact gehad. Daar ligt mijn standaard.’
Nederlands elftal
‘Wanneer voel je je Nederlander? De meeste nieuwe kaaskoppen antwoorden dat ze zich Nederlander voelen als het Nederlands elftal speelt. Het voetbal is verbonden met alle Nederlanders. Als het elftal op een WK speelt, zie je de samenleving van heel Nederland. Het geeft een representatief beeld van onze samenleving. Bij voetbal gaat het om het voetballen. Kun je voetballen, dan kun je je kans grijpen. Bij rappers is dat net zo. Maar bijvoorbeeld het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse televisiewereld zijn witte bolwerken. Alles wat je op de tv ziet is een selectie aan vooraf gegaan. En die selectie heeft niet alleen te maken met je kennis en kunnen.’
Soundos El Ahmadi: ‘De redacties zijn helemaal blank en ze hanteren een soort quotum. Wanneer Ali B. in een programma is geweest, weet ik al dat ik daar voorlopig niet in zit.
‘Het is niet zo zeer bewust dat dit gebeurt. Het is meer een kwestie van gemakzucht. Je maakt gebruik van je eigen netwerk. Je hebt de neiging jezelf te selecteren. Daarin herken je iets. Dat is een menselijke reactie. Als je een buitenlandse naam ziet staan, denk je al snel dat die minder goed is dan jijzelf en dan kies je toch weer voor een soort versie van jezelf.
En dus is het zo dat het vooral witte televisie is, waar veel nieuwe kaaskoppen zich niet in herkennen. ‘Ook als je naar een Nederlandse film in de bioscoop kijkt, zie je vooral veel blanke Nederlanders. Maar zodra je buiten komt, is de werkelijkheid totaal anders. Het is een totaal andere samenstelling van het land. En dat wringt.’
Andere samenstelling
‘Ik zeg met mijn boek niet: alle witten zijn slecht en alle zwarten zijn goed. Ik wil alleen maar duidelijk maken dat Nederland een ander land is geworden en dat we er eerlijker naar moeten kijken. We zijn in Nederland met zestien miljoen Nederlanders, waarvan twee miljoen op een andere manier naar Nederland kijken.
Het platteland heeft een andere samenstelling dan die in de steden. Maar als je naar steden als Groningen of Leeuwarden kijkt, zie je dat het er ook daar radicaal anders uitziet dan vijftig jaar geleden, terwijl er veelal wordt gedaan alsof er niets veranderd is. Het is zoals het is. Daar moeten we open over praten. Het wordt allemaal anders dan het was. Dan kun je wel je handen voor je ogen blijven houden, maar daar schiet je niets mee op. Ik wil geen rel, maar we moeten ons beeld bijstellen.’