Interview /
Interview Sophie Hannah
Sophie Hannah is net als vele andere auteurs die ik in de loop der jaren sprak dol op Amsterdam. Dit is haar eerste bezoek “in functie”, als auteur zegmaar. Vijftien jaar geleden was ze voor het eerst in de onze hoofdstad.
Hannah: ‘Dat was alles behalve een relaxte vakantie. We kwamen hier met mijn vader en hij kent het woord “rust” niet en had alle dagen compleet vol gepland. We marcheerden, en dat bedoel ik letterlijk, van het ene museum naar het andere. Van de ene galerie naar de andere galerie. Het was fantastisch hoor, ik heb werkelijk alles gezien, maar we hadden daarna nog een vakantie nodig om ervan bij te komen (lacht).’
Maar ook nu wordt haar niet veel rust gegund. Ze is er twee dagen en ook nu is jaar agenda vol gepland.
Hannah: ‘September en oktober zijn voor mij enorm hectisch. Ik ben nu hier twee dagen met veel interviews. En daarna gaat mijn tournee verder naar nog een aantal landen. En in eigen land is net mijn nieuwste boek verschenen. Dus ook daar heb ik weinig tijd om even tot rust te komen.’
De andere helft leeft verscheen vorig jaar in Engeland en ligt sinds een week in de Nederlandse boekwinkel. Ik vraag haar of ze het niet gek vindt dat ze nu weer over een “oud” boek moet komen vertellen.
Hannah: ‘Nee hoor. Ik vind het eigenlijk heel erg leuk! Het hele jaar praat ik al over mijn vijfde, dus het is een verademing om weer eens over iets anders te kunnen praten, haha.’
Het idee om schrijfster te worden zat er ook bij Sophie Hannah al vroeg in.
Hannah: ‘Al toen ik zes of zeven was verslond ik de boeken van Blyton (De Vijf, red). Ik was verslaafd aan die spanning. Toen ik twaalf was stapte ik over naar Agatha Christie en later naar Ruth Rendell. Negentig procent van wat ik lees is crime fiction. Dat was ook de belangrijkste reden waarom ik zelf ook misdaadromans wilde gaan schrijven. Ik ben vreselijk dogmatisch. Ik denk dat ik overal alles vanaf weet, maar ik zit er vaak naast (haha). Maar toen ik halverwege de twintig was, toen dacht ik dat ik een expert was op het gebied van misdaadliteratuur. Ik wist precies wat een boek goed maakte, maar ook wat thrillerschrijvers vaak verkeerd deden. En toen dacht ik: nu is het mijn beurt om zelf een thriller te schrijven.’
Het werd Kleine meid. In Engeland verscheen het boek in 2006. Hierin gaat het over een verwisseling van baby’s in een ziekenhuis. Een van de moeders weet zeker dat het kind dat ze mee naar huis krijgt niet haar eigen kind is, maar niemand gelooft haar.
Hannah: ‘Mijn eerste agent vond het eigenlijk te subtiel. Te weinig actie, geen bloed, geen seriemoordenaars. In Kleine meid is het allemaal psychologisch, klein gehouden. Het verhaal speelt zich af in de hoofden van mensen en dat is juist wat mij zo bezighoudt. Toen werd het toch verkocht aan een grote uitgeverij, Hodder. Mijn redacteur daar vond het fantastisch maar zei me wel gelijk dat het “te klein” was nog voor een bestseller, maar “we gaan je geleidelijk die kant opbrengen”. Dat was tenminste helder. Mijn eerste gedachte was toch niet dat ik die bestseller zou gaan hebben, want hoeveel auteurs lukt dat nu eenmaal?’
Maar Kleine meid werd goed opgepakt. De recensies waren enorm enthousiast. De verkoop had wat meer tijd nodig.
Hannah: ‘Het was niet in één klap raak. Het ging heel geleidelijk. Kleine meid verscheen in augustus maar in december behaalde het de nummer 1 positie. Allemaal door mond-tot-mondreclame, want voor de uitgeverij was het een kleine titel waar natuurlijk niet veel advertentiebudget voor was. Nu zijn er, denk ik, wereldwijd een miljoen exemplaren van verkocht. Totaal onverwacht dus. Zeker omdat mijn agent mij weinig kans gaf op een buitenlandse verkoop. Het verhaal zou te Engels zijn. Maar dáár was ik het niet meer eens. De verwisseling van baby’s zou juist overal kunnen gebeuren. Hodder verkocht de rechten aan zeker twintig landen.’
Boek twee wordt door velen in het vak vaak gezien als “moeilijkste”. Na het succes van het eerste boek zijn de verwachtingen nog hoger gespannen. Ik vraag haar hoe zij dat ervoer.
Hannah: ‘Not at all! Nee, mijn tweede boek was zoveel makkelijker dan het eerste. Ik begon ermee toen Kleine meid door Hodder was aangekocht. Ik kreeg een two book deal dus ik hoefde me geen zorgen te maken. Ik ging schrijven met de wetenschap dat iemand het zeker wilde hebben. Voor Kleine meid was ik al een gevestigde naam als schrijfster van jeugdboeken en een paar romans. Mijn vorige agent vond het, zoals gezegd, allemaal maar niets dat thrillergedoe. “Daar ben je vast niet zo goed in,” zei ze me. Nou, dat vond ik nogal vooruitlopend op de zaken, nog voordat ik één letter op papier had gezet. Het voelde alsof de hele wereld niet wilde dat ik het zou doen, en ik wilde niets liever. Dus ik moest op zoek naar een andere agent. Het was daarom zo fijn dat toen ik werkte aan mijn tweede thriller, Gevarenzone, het voelde als een soort toestemming. Het viel allemaal op zijn plaats. Het tweede boek wordt in het vak ook wel gezien als belangrijkste boek. Het is je bewijs of je je kwaliteit kunt volhouden.’
En vindt Hannah dat ze daar zelf in is geslaagd?
Hannah: ‘Ik kan niet zomaar zeggen dat elk volgend boek beter is dan het vorige. Ze zijn allemaal anders. Wel denk ik dat De andere helft leeft het meest substantiële boek is, qua gelaagdheid. Op een bepaalde manier is het een commerciële thriller, maar het bevat ook veel literaire elementen. Ik vertel het verhaal als het ware verticaal. Je volgt de personages door elkaar heen en niet chronologisch. Het maakt het boek literair gezien misschien wel mijn beste, maar het is qua verhaal weer wat gecompliceerder dan de voorgangers. En wat ik fijn vind om te weten is dat mijn lezers verschillende boeken aanwijzen als “mijn beste”. Iedereen heeft een andere favoriet wat mij dan weer het idee geeft dat ik de kwaliteit hoog weet te houden.’
Dat deed Hannah. Al haar volgende boeken werden zonder uitzondering stuk voor stuk bestsellers.
Hannah: ‘Na het eerste verkoopsucces is dat dan ook veel eenvoudiger. De uitgever kon op het tweede boek met grote letters ‘bestselling author’ zetten. Ik heb een grote vaste lezersgroep en ben inmiddels ook een gevestigde naam in het genre. Maar nu staan we voor de uitdaging om nog groter te kunnen worden. Want hoe kun je in plaats van 150.000 naar 500.000 exemplaren gaan van ieder nieuw boek. A Room Swept White, mijn laatste boek, belandde direct op de derde plaats en dat is goed. Zeker als je weet dat alleen Dan Brown en Stieg Larsson boven je staan. Zij zijn niet alleen bestsellerauteurs, zij zijn wereldwijde fenomenen. Natuurlijk kan ik hen niet verslaan. Voor mij was die derde plek een eerste.’
Terug naar het boek dat zojuist hier verscheen, De andere helft leeft. Een van de hoofdpersonen, Aidan Seed, biecht aan zijn vriendin Ruth Bussey op dat hij jaren geleden een vrouw heeft gedood, Mary Trelease. Ruth is er zo van overtuigd dat het misdrijf waarover hij sprak niet gebeurd kan zijn, dat ze het haar missie maakt om te bewijzen dat Mary Trelease leeft. Een opmerkelijk begin van een zeer geslaagde en gelaagde thriller.
Hannah: ‘Ik probeer mijn boeken altijd te openen met iets heel ongebruikelijks. Ik vind thrillers vaak zo saai. Een lijk, een politieman, een paar verdachten. Ze zijn niet mysterieus genoeg. Als ik lees wil ik me continu dingen af moeten vragen.’
De andere helft leeft was mijn kennismaking met Sophie Hannah en pas verder in het verhaal kwam ik erachter dat detectives Simon Waterhouse en Charlie Zailer vast terugkerende personages zijn in al Hannah’s thrillers. Toch had ik geen idee dat ik een boek uit een reeks aan het lezen was. Een serie maar toch geen serie?
Hannah: ‘Je slaat de spijker precies op zijn kop. Dat is wat ik wilde. Ik ben zeer gevoelig voor structuur en ritme. In elk boek vind je dan ook twee hoofdplotlijnen. Een van het verhaal zelf, dat piekt en afloopt en een tweede die heel steady doorloopt op de achtergrond in alle boeken. Op die tweede lijn bewegen Simon en Charlie zich. Ze ontwikkelen zich rustig, zonder al te veel dramatiek en afleiding voor het eigenlijke verhaal. Ik wist al snel dat de politie een vast gegeven zou zijn voor mijn boeken. Want in elk verhaal moet iemand wel naar de politie toe. En ik had er geen zin in om in elk verhaal een nieuwe politieman of –vrouw te moeten bedenken en voorstellen. Maar ik wilde ook geen serie maken met het risico dat het allemaal ooit op elkaar zou gaan lijken, wat toch het risico is met een vaste hoofdpersoon. In de meeste boeken is die vaste hoofdpersoon het enige personage dat je echt leert kennen. In mijn boeken gaat het juist om die andere personages, de betrokkenen bij het mysterie zelf. Ik probeer de politie neer te zetten als mensen die gewoon hun werk doen. De uitgeverij en ik hebben samen besloten dat serie-element dus niet te gebruiken op de cover. Ik schrijf de boeken als stand alone en Charlie en Simon helpen me om de mysteries op te lossen. De combinatie van het beste uit twee werelden.’
Sophie Hannah is trouw gebleven aan de uitgever die haar de kans gaf door te breken.
Hannah: ‘Ik ben ervan overtuigd dat je er als auteur bijna nooit beter van wordt om te wisselen van uitgever. Vaak zijn auteurs ontevreden over hun uitgeverij. Voelen ze zich er niet belangrijk genoeg. Ze willen graag wat meer geld en meer boeken verkopen. Want als dat laatste niet lukt, dan is het vrijwel altijd de fout van de uitgever. Maar ook bij die nieuwe uitgeverij waar ze terecht komen belanden ze een keer op datzelfde niveau. Dan zijn ze gewoon één van de auteurs op de lijst en dan zullen ze zich weer niet belangrijk genoeg gevonden voelen. Het is een menselijke behoefte om af en toe te willen horen hoe fantastisch je bent. Als je met Dan Brown zou spreken, niet dat ik dat ooit heb gedaan hoor, dan durf ik te wedden dat hij niet zal zeggen: ik voel me fantastisch want ik ben de bestverkopende auteur ooit. Nee hij zal zeggen dat men zijn boeken onderwaardeert, critici lachen om hem, niemand waardeert hem. Het is verschrikkelijk… maar zo zijn wij mensen geprogrammeerd, om ons zo te voelen. Een soort ontevredenheid waar we tegenaan blijven vechten. Ik zie het bij mezelf ook. Ik verdien nu meer geld dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Maar als je mij zou vragen of ik dan nu genoeg heb, dan zou ik ook zeggen: nee, ik wil gewoon nog meer (lacht). Je verandert gewoon mee met de situatie. Als je meer hebt, dan wil je meer. Want het zal toch niet waar zijn dat je dat tweede huis niet kunt betalen… Zo gaat dat dan. Toen ik als achttienjarige werkte bij de lokale schouwburg en tienduizend pond per jaar verdiende toen voelde ik me ook rijk. Ik kon alles doen wat ik wilde. Uiteten, bier drinken. Meer had ik toen niet nodig. Als je maar weet dat het zo werkt, dan is het helemaal niet zo’n probleem.’