Interview /
Yann Martel: een schrijver kiest zijn interesses niet, de interesses kiezen hem
Of het etentje die avond van zeven uur naar half zes verplaatst kan worden, vraagt Yann Martel aan de Prometheus-redactrice die zijn drukke programma heeft samengesteld. Dan kunnen zijn vier jonge kinderen (en zijn vrouw, en de nanny) die hem naar Europa hebben vergezeld, ook mee-eten. Helaas, half zes blijkt toch echt te vroeg, en bovendien is het vegetarische restaurant dat speciaal voor hem is gereserveerd op dat tijdstip niet eens open. ‘O, maar ik ben helemaal geen vegetariër meer!’ roept Martel, maar later vertrouwt hij me toe dat hij nu toch wel erg benieuwd is naar het bijzondere restaurant dat is besproken.
Nee, Yann Martel (1963) is geen vegetariër meer (alhoewel hij niet veel vlees eet, en als hij het doet, dan zo bewust mogelijk). Maar dat wil niet zeggen dat zijn voorkeur voor dieren volledig is verdwenen. Martel werd wereldberoemd met Life of Pi (Het leven van Pi, 2001), een verhaal over een Indiase jongen die na een schipbreuk als enige mens terecht komt op een reddingsboot met een hyena, een zebra, een orang-oetan en een Bengaalse tijger. Uiteindelijk dobbert Pi 227 dagen lang samen met de tijger rond op zee (de andere beesten hebben elkaar inmiddels opgegeten) totdat hij gered wordt en de tijger ontsnapt — dat is althans het verhaal dat de voorkeur geniet van Pi, de mannen die hem na zijn redding ondervragen geloven liever de versie waarin de dieren zijn vervangen door mensen: zijn moeder, een gewonde zeeman en een kok.
Chimpansee
Ook in Martels nieuwste boek, The High Mountains of Portugal (De hoge bergen van Portugal ), is opnieuw een belangrijke rol weggelegd voor een dier: de chimpansee. In het eerste deel, dat zich afspeelt in 1904, figureert de chimpansee als Jezus-beeltenis op een crucifix uit de 16e eeuw; in het tweede deel pleegt een patholoog, 34 jaar later, autopsie op een man wiens kind (in het eerste deel) is doodgereden en treft een aapje aan in het lichaam; de hoofdpersoon uit het derde deel trekt zich in 1981 terug in de ‘hoge’ bergen van Portugal om samen te leven met een chimpansee.
‘Dieren zijn effectieve middelen om verhalen mee te vertellen,’ zegt Martel bij een kop thee (zonder cafeïne) en een stroopwafel. ‘We dichten hen gemakkelijk symbolische waarden toe en betekenissen. Een beest is wat het is, maar ook iets anders — iets waar we andere dingen op kunnen projecteren. En dat is nuttig, in het bijzonder voor een schrijver. Maar mijn dieren zijn wel altijd realistisch beschreven; dat werkt het beste. Als je pratende dieren opvoert, antropomorfiseer je ze. Dan kijk je niet meer naar een dier, maar in een spiegel.’
In De hoge bergen van Portugal gebruik je de chimpansee om een allegorie op het leven van Jezus te vertellen.
‘Dieren lenen zich zich uitstekend voor verhalen over religie. Ze hebben bovendien dezelfde eigenschappen als heiligen: net als profeten, boeddha’s en heilig verklaarden leven dieren in het hier en nu. In de meeste godsdiensten spelen dieren dan ook een belangrijke rol: in het hindoeïsme bijvoorbeeld, of het jodendom. Joden definiëren zichzelf ten opzichte van dieren: een Jood eet geen varkensvlees omdat hij zich strikt aan de regels houdt, of juist wel, om te laten zien dat zijn geloof onwrikbaar is, ook al eet hij varkensvlees. Maar opvallend genoeg zijn beesten grotendeels afwezig binnen het christendom.
Ook in de hedendaagse literaire fictie komen dieren nauwelijks voor. Je ziet ze alleen in kinderboeken. Waarom? Ik zie niet wat er kinderachtig is aan een duif, een adelaar of een olifant. We delen een planeet met hen, maar de gemiddelde stadsmens komt nooit met een dier in aanraking. Ja, huisdieren, een hond of een kat — dat is het.’
Oorspronkelijk zou het verhaal verteld worden vanuit het perspectief van een hond. Waar is die gebleven?
‘Toen ik begin twintig was en nog studeerde, bijna dertig jaar geleden, begon ik een verhaal dat zich afspeelde in Portugal. Dat was een zeer vroege versie van deze roman, met min of meer dezelfde elementen — hoge bergen, een crucifix, een dorpje en zijn bewoners en inderdaad een pratende hond — maar het werkte niet. Het was alsof je brooddeeg probeert te maken en je voegt gist toe, maar het gaat niet rijzen. Ik was blijkbaar te jong, als persoon, als schrijver, om het te kunnen schrijven. En dus legde ik het opzij. In de jaren negentig, toen ik naar India ging, pakte ik het verhaal opnieuw op; maar wéér lukte het niet. Pas de laatste vier, vijf jaar, na Beatrice and Virgil (Beatrice en Vergilius ), kwam het eindelijk bij elkaar.’
Hervertelling van de stichtingsmythe
Dertien jaar geleden zei je in een interview met NRC Handelsblad dat je kinderen wilde; je hebt er nu vier. Heeft dat er misschien voor gezorgd dat je dit boek, dat in de essentie om de dood van een zoon gaat, toch hebt kunnen schrijven?
‘Ik schrijf geen autobiografische boeken. En ik ben niet zozeer bang voor de dood van mijn kinderen. Natuurlijk zou ik het verschrikkelijk vinden, maar ik kan niet zeggen dat ik ’s nachts wakker word en me zorgen maak om hun veiligheid. Ik heb genoeg geleerd van lezen, schrijven, filosofie studeren en mijn algemene interesse in de dood om te beseffen: je kunt niet alles controleren. Als mijn zoon verdrinkt in een Amsterdamse gracht weet ik dat ik daar niets aan kan doen. Ik schrijf dus niet vanuit een persoonlijke perspectief; het is veel afstandelijker dan dat. Hoewel ik natuurlijk hoop dat het uiteindelijke effect dat mijn roman op mensen heeft dat niet is.
Maar nee, De hoge bergen van Portugal is in de eerste plaats een hervertelling van de stichtingsmythe van de christelijke beschaving: God hield zo van ons, de mensheid, dat hij zijn eigen zoon opgaf. En dat — die gebeurtenis, dat gegeven — wordt nog steeds beschouwd als het ergste wat een mens in zijn leven kan overkomen: niet de dood van een ouder, zus of broer, maar de dood van een zoon. De mythe rondom Jezus heeft de westerse wereld volkomen veranderd. Ik heb willen onderzoeken hoe zo’n verhaal ontstaat: in het eerste deel van mijn boek sterft een jongetje in een boerendorp na een aanrijding door een auto, in het derde deel is hij haast heilig verklaard en gelooft men dat hij wonderen verricht, net zoals met Jezus het geval was. Uit een kleine, individuele en doodgewone gebeurtenis is een religieuze traditie ontsproten. Ik leg niet uit waaróm dat gebeurt, ik observeer hóe zoiets gebeurt.’
Je bent atheïstisch opgevoed, maar na Het leven van Pi bent je christelijk geworden. Heeft het schrijven van dit boek je geloof opnieuw veranderd?
‘Niet echt. In Het leven van Pi heb ik onderzocht hoe geloof werkt, en kwam ik tot de conclusie dat het een subjectieve interpretatie is van de werkelijkheid die die werkelijkheid tegelijkertijd transformeert; in De hoge bergen van Portugal heb ik gekeken naar wat religie precies kan doen. Maar beide boeken hebben me laten zien dat geloof voorbij ratio gaat. Het is net als wanneer je op iemand verliefd wordt; waarom hou je van diegene, omdat ie de mooiste ogen of de de langste benen heeft? Nee, er zijn geen rationele redenen, enkel impulsen. Precies zo zit het met het geloof, en het gaat zelfs nog verder: je gelooft niet ondanks het tekort aan bewijs, je gelooft ondanks geen enkel bewijs. Maar de gedachte dat er een verhaal zit onder de materiële werkelijkheid die we om ons heen zien maakt het leven makkelijker, en rijker.
Toch zie je tegenwoordig een argwanende houding ten opzichte van religieus denken. We leven in zo’n sterk geseculariseerde maatschappij, dat het als ‘intellectueel’ moeilijk is om erover te praten zonder te worden bekeken als belachelijk, naïef en dogmatisch. Er zijn ook nauwelijks romans waarin het geloof, of spiritualiteit überhaupt, een rol speelt.’
Ik ben simpelweg van mening dat ons leven op de een of andere manier zin heeft, maar ik schrijf niet om te evangeliseren. Het boek staat op zichzelf — wat de auteur denkt is irrelevant.
Heb je het gevoel dat andere schrijvers en intellectuelen op je neerkijken, omdat jij wél over religie schrijft?
‘Nee, maar ik probeer er wel voor te zorgen dat ik niet verkeerd begrepen word wanneer ik over religie spreek en schrijf. Er zijn in de Verenigde Staten veel extreme geloofsgroepen en daar behoor ik zeker niet toe. Ik ben simpelweg van mening dat ons leven op de een of andere manier zin heeft, maar ik schrijf niet om te evangeliseren. Het boek staat op zichzelf — wat de auteur denkt is irrelevant.’
Je maakt veelvuldig gebruik van dieren, terwijl niemand dat doet, en jij schrijft als een van de weinigen romans over religie. Voel je je een outsider binnen het literaire landschap?
‘Ik denk niet in termen van insiders en outsiders. Wat ik leuk vind aan het schrijven is dat het zo ontzettend persoonlijk is — ik hou me niet bezig met de vraag of ik op anderen lijk of juist niet. Natuurlijk is het fijn dat ik niet in competitie ben met tien auteurs die óók over dieren schrijven, maar dat is niet de reden dat ik daar wél voor gekozen heb. Overigens heb ik dat niet bewust gedaan: een schrijver kiest zijn interesses niet, de interesses kiezen hem.’
Giveaway
We maken een aantal lezers blij met een exemplaar van De hoge bergen van Portugal ! Doe gauw mee met de giveaway!