Column /
Jacob Vis: 'Er gaat niets boven eigen ervaring.'
Geloofwaardigheid
Kort nadat Tandem, mijn roman over de avonturen van mijn grootvader, de tabaksplanter Dirk Sanders, was verschenen kreeg ik een telefoontje van een andere oud-Deliplanter.
‘Meneerrr (de heerlijke rollende r van de oud-Indischgasten), ik heb uw boek twee keer gelezen en ik ga het nu voor de derde keer lezen. Hoe kan het dat ik jou daar nooit ben tegengekomen?’ (‘daar’ was Deli, in de buurt van Medan op Noordoost Sumatra)
‘Ik ben er nooit geweest,’ zei ik.
Het was even stil. ‘Dat bestaat niet!’ riep hij uit. ‘Je hebt verdomme precies opgeschreven zoals het was. Jij moet daar jaren gewoond hebben.’
‘Was het maar waar,’ zei ik. ‘Maar ik ben er echt nog nooit geweest.’
‘Dat bestaat niet,’ herhaalde hij. Hij sputterde nog wat en gaf me het grootste compliment dat je als schrijver van een historisch boek kunt krijgen: ‘Je hebt een stuk van onze historie geschreven. Zo was het. Verdomd ja, zo was het!’
Hoewel ik dus nooit in Indonesië ben geweest kon ik er geloofwaardig over schrijven omdat ik jarenlang research had gedaan. Natuurlijk niet permanent, daar zou je gek van worden, maar wel vaak. Elk snippertje informatie in boeken, kranten, tijdschriften, films, tentoonstellingen en vooral in gesprekken met mensen die er wél geweest waren, waaronder de bijna honderdjarige laatste bewoonster van het plantershuis waar de roman zich afspeelt, gaven me stukje bij beetje de kennis die ik nodig had om een geloofwaardig verhaal te schrijven.
Ik heb die oud-planter later gesproken. Een gesprek waarin hij met een stem die trilde van heimwee over zijn belevenissen in dat fascinerende land vertelde. Ik heb een deel van zijn verhaal gebruikt in mijn volgende boek dat ook over het oude Nederlands-Indië ging, nu met mijn Javaanse grootmoeder Moerta als hoofdpersoon. Haar heb ik nooit gekend, want ze stierf lang voor mijn geboorte, dus heb ik bijna alles wat ik over haar schreef verzonnen, maar voor de entourage en de historische context heb ik net zoveel onderzoek gedaan als voor Tandem. En ook dat leverde een boek op dat de goedkeuring kon wegdragen van de kenners.
Ik doe research voor al mijn boeken. Voor het ene boek meer dan voor het andere, dat hangt van het onderwerp af en vooral van wat ik er zelf van weet. Het enige boek waarvoor ik geen onderzoek hoefde te doen was de thriller Wetland, waarvoor ik kon putten uit mijn turbulente ervaringen als bewindvoerder in De Weerribben, een groot Staatsnatuurreservaat waar in 1987 van alles mis was gegaan dat ik weer recht moest breien. Ik heb nog nooit zo hard gewerkt als in dat halfjaar en ik had het voor geen goud willen missen. Er gaat niets boven eigen ervaring. Dan weet je niet alleen hoe het eruit ziet, maar ook hoe het voelt, hoe het ruikt, hoe het klinkt en wat het met je doet. Dat blijven uitzonderingen en dus ben je voor een goed beeld van een onderwerp dat je niet kent aangewezen op de ervaring van anderen. Ik praat veel met mensen die verstand hebben van het thema van mijn boek – en steeds blijkt dat mensen die ergens verstand van hebben daar graag over willen vertellen. En naast boeken, films, kranten etc.is er het onvolprezen internet: een goudmijn voor schrijvers.
Geloofwaardigheid, daar draait het om. Het hóeft niet waar te zijn, het moet waar kúnnen zijn. Daarvoor moet je onderzoek doen. Geen ramp, integendeel. Research is een van de mooie dingen van het schrijverschap.