Column /
Jet (her)leest klassiekers: Het huis met de geesten
Isabel Allende komt naar Nederland. En dat is bijzonder, want de 73-jarige Chileense schrijfster doet nauwelijks meer aan promotie voor haar boeken. Het is ook niet echt nodig: met 21 boeken heeft ze wereldwijd meer dan 65 miljoen exemplaren verkocht. Maar naar aanleiding van het dit voorjaar verschenen De Japanse minnaar doet ze een Europese tour, waarbij ook Nederland en België worden aangedaan — en ik ga haar zondagmiddag interviewen, in de Bijenkorf in Amsterdam.
Ik moest een Allende-inhaalslag maken, want om eerlijk te zijn had ik nog nooit iets van haar gelezen. Dus begon ik met De Japanse minnaar, waarin de levenslange liefde tussen een Poolse emigré en een Japanse tuinman wordt beschreven. Daarna Ripper, de thrillerpastiche die ze in 2014 publiceerde en waarmee ze de verwachtingen overtrof van de literaire kritiek, die haar normaal gesproken afschildert als een schrijfster van sentimentele vrouwenboeken en bovendien als een minderwaardige na-aper van Gabriel García Márquez. Maar ik las natuurlijk ook haar debuutroman Het huis met de geesten, die in 1982 verscheen en waarmee ze in één klap wereldberoemd werd.
Het huis met de geesten is een magisch-realistische familiekroniek tegen de achtergrond van het 20e-eeuwse Chili. Want hoewel er geen namen worden genoemd, is het duidelijk dat de stad waar het grote, labyrintische familiehuis (‘het huis met de geesten’) staat Santiago is, dat de President die na de overwinning van de socialisten aan de macht komt verwijst naar de in 1973 om het leven gebrachte Salvador Allende (de oom van Isabel), en dat de Chileense Paulo Neruda model heeft gestaan voor de Dichter. Het verhaal is gebouwd rondom de levens van drie, of eigenlijk vier vrouwen: Rosa de Schone, die op jonge leeftijd sterft door vergif dat eigenlijk voor haar vader bedoeld was, haar helderziende zusje Clara, die zal trouwen met Rosa’s verloofde, Clara’s dochter Blanca en dier dochter Alba. En er is een vijfde, mannelijk personage dat in elke generatie weer een belangrijke rol speelt: de tirannieke grootgrondbezitter Esteban Trueba, Clara’s man, Blanca’s vader en Alba’s grootvader.
Sympathiek is deze Esteban niet. Hij is een man met driftbuien, die op het landgoed waar hij de scepter zwaait zijn lust en woede botviert op jonge meisjes en zo ontelbare bastaarden verwekt. Die merkt dat hij oud is geworden wanneer hij ‘niet meer voldoende kracht [heeft] om een stevig meisje bij haar middel te pakken en […] haar de kleren van het lijf te scheuren en haar tegen haar wil te nemen’. Die de grote liefde van zijn dochter drie vingers afhakt (en de radio kort en klein slaat wanneer hij deze jongen, een linkse protestzanger, een nummer hoort spelen), en zijn eigen vrouw de tanden uit haar mond slaat.
De passages over Esteban wekten bij mij vaak walging op. Maar even gruwelijk zijn de scènes waarin beschreven wordt hoe de slachtoffers van de militaire dictatuur behandeld (lees: gemarteld en gedood) worden. Want Het huis met de geesten gaat niet alleen over familieverhoudingen en onmogelijke liefdes, het laat ook op indringende wijze zien hoe Chili van de ene op de andere dag verviel in een rechtse terreur — en hoeveel doden en verdwijningen, en vooral angst, die met zich meebracht.
Het zal zondag natuurlijk niet gaan over Het huis met de geesten; maar ik ben blij dat ik het boek waarmee haar succescarrière begon — en waarmee ze bovendien een trend van vlot leesbare, magisch-realistische vrouwenromans zette — eindelijk gelezen heb.