Interview /
Jussi Adler-Olsen: Carl Mørck is iets ouder geworden, iets milder, iets luier.
‘Ik wil scherp blijven en de kwaliteit optimaal bewaken. Ik ben nu halverwege mijn grote project: een achttal boeken, met in het totaal circa vijfduizend pagina’s, rond afdeling Q. Het is een afdeling van de Deense politie, gespecialiseerd in cold cases. Het team bestaat uit Carl Mørck, een inspecteur die op een zijspoor is gerangeerd, de mysterieuze Syrische moslim Assad en een eigenzinnig punkmeisje Rose.’
Met dit team heeft Jussi Adler-Olsen een van de meest krankzinnige politieteams uit de geschiedenis van het misdaadverhaal bedacht. Het laatst verschenen boek in de serie, Het Marco-effect, zal dit succes alleen maar vergroten. En zo hoort het ook, vindt Adler-Olsen: ‘Ik heb nog enkele boeken te gaan, maar ik zal het project goed afronden. Ik haat het om te falen.’
Dank aan Crimezone en VN
Ongevraagd benadrukt de Deense auteur nogmaals het feit dat hij veel aan Nederland te danken heeft, en met name aan Crimezone en Vrij Nederland. ‘Toen ik in de jaren tachtig in Nederland woonde en begon met het schrijven van misdaadromans, heb ik vaak aan mijzelf getwijfeld. Zozeer zelfs dat het nog twintig jaar heeft geduurd voor ik een persklare thriller af had, die in tal van landen uitgegeven werd. Mijn thrillerdebuut, Het Alfabethuis, kreeg toen op Crimezone. nl en in Vrij Nederland lovende kritieken. Het gaf me houvast. Daardoor wist ik waarvoor ik het deed. Bovendien was Nederland het enige land waar mijn boek goed verkocht. Dankzij de verkopen hier kon ik van het schrijven leven.’
Groucho Marx
Niet dat Jussi Adler-Olsen al die tijd stilzat. In de jaren tachtig en negentig was hij uitgever bij onder andere Semic Press en zijn eigen uitgeverij Donna. Af en toe schreef hij non-fictieboeken, zoals in 1985 het boek over Groucho Marx, waarin hij de grappigste uitspraken van de beroemde komiek op een rij zette. Adler-Olsen: ‘Er was een periode waarin ik dol was op de Marx Brothers. Hun gevoel voor humor was zo zwart, gek en absurd dat het regelrecht naar het hart ging. Geweldig. Zij zeiden en deden foute dingen op de verkeerde momenten. Ik heb het er nooit met iemand over gehad, maar de goede lezer van mijn afdeling Q-verhalen kan moeiteloos de invloed van de Marx Brothers herkennen. Kijk maar naar de assistenten van mijn hoofdpersoon Carl Mørck. Personages als de curieuze Syriër Assad en de volledig haar eigen gang gaande Rose. Ze hebben hetzelfde anarchistische gedrag als de Marx Brothers.’
Hitchcock
Maar ook aan alle goede dingen komt een einde. Jussi Adler-Olsen vond het vak van uitgever leuk, maar hij was vastbesloten misdaadromans te gaan schrijven. Na zijn eerste proeve van bekwaamheid, bedacht hij ‘Serie Q’, een reeks boeken met vaste hoofdpersonen. Adler-Olsen zegt: ‘De verhalen rond afdeling Q vormen eigenlijk één verhaal dat uitgesmeerd is over meerdere boeken. Elk boek is als het ware een nieuw hoofdstuk in een doorlopend verhaal van vijfduizend pagina’s waarbij de personages zich in elk volgend boek zullen ontwikkelen. Om de aandacht van de lezers gevangen te houden, baseer ik me op de principes van de master of suspense, Alfred Hitchcock. Hij zei altijd: “Besteed de grootste zorg aan de gezichtspunten van je personages. Kruip in hun hoofden. Bekijk de gebeurtenissen door hun ogen, beleef hun angsten mee vanuit hun gevoel. Zorg ervoor dat de lezers één worden met je personages. Dan zullen ze geboeid blijven en begrip krijgen voor de daden van je hoofdrolspelers, of ze nu goed of slecht zijn”.’
Verminkte kinderen
In Het Marco-effect laat Jussi Adler-Olsen traditiegetrouw meerdere verhaallijnen naast en door elkaar lopen, waarbij hij stevig op de actualiteit leunt. Zo maakt hij voor zijn verhaallijnen gebruik van het gegeven dat er veel ontwikkelingsgeld door corrupte ambtenaren naar verkeerde bankrekeningen wordt gesluisd, neemt hij de onbeschaamd graaiende bankiers onder de loep en laat hij zien dat bedelende zigeunerkinderen onderdeel zijn van een streng geleide organisatie. De baas van de organisatie wil Marco laten verminken omdat hij dan als bedelaar meer geld in het laatje kan brengen. Een realistisch gegeven volgens Jussi Adler-Olsen: ‘Weet je, ik woon enkele maanden per jaar in Barcelona en daar zie je dat soort jongetjes. Ze worden geslagen, krijgen slecht te eten en moeten verplicht bedelen. En ja, ook worden hun benen gebroken of wordt een arm afgehakt. Daardoor kunnen ze als bedelaar medelijden wekken en meer geld ophalen. Straatarme jochies. Zij zijn de inspiratiebron voor Marco geweest.’
Populaire hoofdpersoon
De hoofdpersoon in ‘Serie Q’ is Carl Mørck, die door de bezoekers van Crimezone werd uitgeroepen tot de op een na populairste seriepersonage. Langzaam verandert zijn karakter in de serie. In Het Marco-effect heeft Carl onenigheid met zijn nieuwe chef en wordt hij gedumpt door zijn vriendin Mona. Hij heeft dus problemen thuis en op zijn werk. Jussi Adler-Olsen: ‘Problemen maken een romanpersonage menselijk en maken het aannemelijk dat hij steken laat vallen. Dat gebeurt ook en de lezer begrijpt het. Carl is ook maar een mens. De belangrijkste ontwikkeling is dat hij volwassener in het leven gaat staan. Hij beseft nu ook dat het tijd wordt om eens uit te zoeken wie zijn mysterieuze Syrische assistent Assad precies is. Wat ook anders is dan in de voorgaande boeken is dat Carl meer en meer toestaat. Dat zijn assistente Rose hem in het openbaar betitelt als haar assistent bijvoorbeeld en dat zij op het politiebureau met een stagiair de liefde bedrijft. Dat zou Carl in een eerder boek nooit hebben toegestaan. Carl is iets ouder geworden, iets milder, iets luier.’
Sjöwall & Wahlöö
De verhaallijnen van Jussi Adler-Olsen zijn altijd bijzonder origineel. De gebruikelijke clichés uit het misdaadgenre kom je in zijn boeken niet tegen. Hij laat zich inspireren door de maatschappij en zijn onuitputtelijke fantasie, maar niet door andere auteurs.
Jussi Adler-Olsen: ‘Als schrijver van misdaadromans kan ik geen boeken van mijn collega’s lezen. Ik heb al in zeven jaar geen thriller meer gelezen. Dat wil niet zeggen dat ik door niemand beïnvloed ben. Net als elke andere Scandinavische schrijver van mijn generatie heb ik Sjöwall en Wahlöö verslonden. Met name door hun combinatie van politieonderzoek en maatschappelijk commentaar. En door hun vernieuwende manier van dialogen schrijven. Met name dat laatste was uniek.’
Dialogen
‘Ik heb van Sjöwall en Wahlöö geleerd hoe je een verhaal kunt vertellen door middel van dialogen, zodat je niet elke handeling en elke gebeurtenis hoeft te beschrijven. Het betekent wel dat de lezer een grotere inbreng heeft. De lezer zelf moet in gedachten de interactie invullen. Ik, als schrijver, geef daarna de missing links zodat er geen gaten in het verhaal vallen. Dat is vele malen interessanter dan alles voor te kauwen. Ik ben dol op dialogen. Je kunt iemands karakter aezen aan de manier waarop hij praat en de dingen die hij zegt. Daar schuilt overigens wel een gevaar in. Ik maak in mijn dialogen gebruik van satire en ironie. Dat is aan Nederlanders goed besteed, maar dat geldt niet voor alle lezers in andere landen.’
Jussi Adler-Olsen is nu 63 jaar en de energie straalt van hem af. De pensioengerechtigde leeftijd die nadert, is niet aan hem besteed. Ik wil niet met pensioen. Ik wil geen golf spelen. Ik wil gewoon lekker doorwerken. Trouwens, ‘Serie Q’ moet af. Voor die tijd heb ik sowieso geen rust.’