Karolien Berkvens: 'Weghalen van diversiteit haalt het leven uit de stad'
Je bent zweiheimisch, zo valt te lezen op de achterflap van Zoon van Berlijn. Wat versta je daar onder?
'Het is op twee manieren uit te leggen. Praktisch is het zo dat ik me tussen Amsterdam en Berlijn beweeg. Emotioneel is het zo dat ik me met beide plekken verbonden voel. Met Nederland, omdat ik hier geboren ben, meer specifiek met Amsterdam waar ik gestudeerd heb, maar langzaamaan begin ik Berlijn ook als een heimat te zien, een plek waar ik me thuis voel. Ik zou niet zo goed zonder de een of de ander kunnen.'
Hoe ben je ooit in Berlijn beland?
'Ik kwam er vaker voor vakantie met mijn man, die heeft in Berlijn gestudeerd. Het was verder vooral interesse. In de geschiedenis, de taal, de literatuur. Het leek ons fijn om er langer te kunnen zijn, er echt te wonen. Toen dat gebeurde, ben ik me steeds meer gaan verdiepen in de stad. Dat ging als vanzelf, het was niet zo dat ik van tevoren bedacht had dat ik een boek over Berlijn wilde schrijven. Het was wel fijn om als buitenstaander naar de stad te kunnen kijken, die afstand vond ik heel prettig.'
Het boek gaat goeddeels over gentrificatie van Berlijn. Moeten we het boek lezen als kritiek daarop?
'Ik ben niet het boek gaan schrijven om de hele stad te bekritiseren. Het was meer een onderzoek: Berlijn is het decor geweest van twee wereldoorlogen en een koude oorlog, maar hoe staat de stad er nu voor? Die vraag is ook door de stad zelf ingegeven. Berlijn is een hele geëngageerde stad, mensen zijn erg bezig met hoe hun stad eruit moet zien, wat er wel en niet moet komen. Er zijn veel protesten, veel burgerinitiatieven. Dat gebeurt niet alleen op lokaal niveau, dus of een bepaald gebouw er wel of niet moet komen, maar ook steeds meer op nationaal niveau, bijvoorbeeld met betrekking tot de woningnood. Tijdens mijn research ben ik op organische wijze in aanraking gekomen met het onderwerp gentrificatie en de rol van kunstenaars daarin. Natuurlijk zit er een kritische noot in mijn roman, maar ik vond het belangrijk om ook de politiek een stem te geven. Daarom heb ik van Jakob, de vader, een lokale politicus gemaakt.'
Woon je zelf in zo’n wijk, dat je het van dichtbij gezien hebt?
'Ik heb een tijd fulltime in Berlijn gewoond. Toen ben ik toevallig in Moabit terechtgekomen, waar het boek zich deels afspeelt. Ik heb het zien veranderen: hoe de huizen in de steigers stonden en daarna steeds mooier werden, hoe de hippe koffietentjes er kwamen. Het winkelcentrum, dat in het boek een grote rol speelt, is er daadwerkelijk gekomen, ondanks dat er veel weerstand was. Het was een hele mooie brouwerij, een vooroorlogs gebouw, waar veel mensen - ongeorganiseerd - bij elkaar kwamen. Daarna is het verkocht aan een investeerder, waardoor die hele ruimte een andere betekenis krijgt. Wat me het meest opviel tijdens mijn onderzoek, was dat er doordacht beleid achter dit soort ontwikkelingen zit. Als je kijkt naar Prenzlauer Berg, dan was dat na de val van de Muur in 1989 een slecht onderhouden wijk waar de gebouwen bijna uit elkaar vielen. Het was op het gevaarlijke af. Nu is het een van de mooiste en duurste wijken van Berlijn. Veel mensen denken dat die upgrade komt door vraag en aanbod, maar er zijn ook politici die daarvoor actief beleid hebben gevoerd om een buurt op te waarderen. De overheid kan daar wel degelijk invloed op uitoefenen.'
Dat heeft vast niet alleen maar voordelen.
'Van de andere kant is dat ook gevaarlijk. De overheid, in Berlijn is dat de senaat, voert beleid om bepaalde mensen aan te trekken. Dat zijn mensen met middeninkomens en hoger, om wijken waar het niet zo goed ging kapitaalkrachtiger te maken. Als gevolg daarvan wordt alles duurder en kunnen de armere mensen die er oorspronkelijk woonden het zich niet meer veroorloven om er te blijven. De overheid wil winst maken, met ruimte, terwijl juist de overheid plekken in de stad zou moeten reserveren die niets opleveren. Althans, niet in economische zin. Dat is dus niet wat ze in Berlijn hebben gedaan, integendeel. Historisch gezien is het te begrijpen. Rond de eeuwwisseling heeft de lokale overheid veel geprivatiseerd. De overheid had geld nodig en het idee was dat privatisering beter was. Er zijn vooral veel eigen gebouwen verkocht, waardoor de overheid minder invloed heeft op de woningmarkt en de huren steeds verder stegen. Veel politici zijn inmiddels niet meer blij met die ontwikkeling, er is flinke woningnood. Daarom koopt de senaat af en toe veel grote gebouwencomplexen terug, maar dat is inmiddels heel duur geworden. Het is interessant en leuk om te onderzoeken hoe die lokale politiek werkt om een personage vorm te geven.'
Hoeveel verschilt Berlijn van Amsterdam op dat vlak?
'In Amsterdam werden sinds de jaren negentig sociale woningen verkocht. Nederland heeft heel erg ingezet op woningbezit, daar is de hypotheekrenteaftrek een duidelijke stimulans voor. Daarbij heeft Amsterdam het puntensysteem aangepast, zodat men op de vrije markt zelf de hoogte van de huren kan bepalen. Ook in Amsterdam is gepoogd om wijken op te waarderen. Het resultaat daarvan dat ik zorgwekkend vind, is dat je de diversiteit in die wijken ziet afnemen. Een ruimte wordt gereserveerd voor een bepaalde groep mensen of toeristen, waardoor dat gebied voor de rest minder toegankelijk wordt. Dat is volgens mij niet iets wat je als stad moet nastreven. Het voelt niet alleen heel erg onrechtvaardig aan, maar het is ook gewoon heel erg saai. Het haalt het leven uit een stad.'
Vooral voor steden als Berlijn en Amsterdam, die van oudsher toch een vrij links karakter hebben, lijkt dat bijzonder?
'Dat is vrij bizar, zeker in Berlijn. Voor een ‘rode regering’ is daar heel erg geprivatiseerd. Ik vond het stuitend om te lezen dat juist de linkse politieke partijen daar op in gezet hebben. Maar het is ook een trend die groter is dan dat, zowel in Duitsland als in Nederland zijn de nationale regeringen de verzorgingsstaat aan het afbouwen. Er is steeds minder zekerheid vanuit de overheid en de ongelijkheid wordt steeds groter. De tendens is dat het je eigen schuld is, wanneer je leven ‘mislukt’.'
Aan de andere kant staat in het boek idealisme centraal.
'Dat hangt deels samen met het engagement van de Berlijnse bevolking. Er wordt veel gedemonstreerd, bijna iedere dag wordt er wel iets georganiseerd. Maar ook daar heerst in de politiek de teneur dat je realistisch moet zijn, waarmee veel punten worden afgedaan als onmogelijk. De politiek in Duitsland noemt de ‘Politik der Alternativlosigkeit’: er is geen alternatief, dit is het beste wat we hebben. Het is ook wel iets van deze tijd, los van de plek. Het feit is dat mensen die zich inzetten voor zoiets als het bestrijden van klimaatverandering en onweerlegbare feiten presenteren, worden weggezet al radicaal. Dat vind ik ongelooflijk. In de roman is Isa iemand die daar haar weg in vindt en duidelijke doelen heeft. Ik wilde laten zien hoe frustrerend het is dat zij als meisje met weinig macht, maar mét de juiste kennis, wordt gedwarsboomd door belangrijke, machtige mensen die zeggen dat iets niet kan.'
Daar tussenin zit Fabian, de vriend van Isa, met zijn onverschilligheid.
'Die is murw geslagen door zijn vader, Jakob. Voor Jakob was de val van de Muur een levensbepalend moment, die daar een vooruitgangsgeloof aan overgehouden heeft. Hij is er zeker van dat het beter wordt en dat de verschrikkingen tot het verleden behoren. Fabian heeft daar geen boodschap aan. Veel dingen vindt hij niet nuttig, zoals succesvol zijn op de maatschappelijke ladder. Hij heeft iets onverschilligs, maar ontwaakt in de loop van het boek. Het is juist de stad die hem weer in beweging brengt.'
De twee uitersten, die gerepresenteerd worden door Jakob en Isa, maken die de mens niet cynisch?
'Fabian is aanvankelijk een beetje cynisch, maar ik denk dat hij dat doorbreekt. Hij is zich aan het einde bewuster van de wereld en zijn positie daarin. Hij realiseert zich dat zijn leven gemakkelijker is dan dat van veel mensen om hem heen, puur door waar hij geboren is. Hij besluit dat ook het niet-mooie van een plek bewaard moet worden.'
Voor Hebban maakte je voorheen een interviewreeks met Duitstalige schrijvers, wier boeken ook in het Nederlands verschenen. Hebben deze schrijvers je beeld van Duitsland veranderd?
'Wat ik daar mooi aan vond was dat het mijn perspectief erg heeft veranderd. Veel van die schrijvers kwamen oorspronkelijk uit Oost-Europa, maar schreven wel in het Duits. Oost-Europa is een onderwerp waar we in Nederland niet zoveel mee te maken krijgen, althans niet in positieve zin. Ik vond het daarom heel interessant om die Oost-Europese schrijvers te spreken, die in het communistische systeem zijn opgegroeid en nu in een kapitalistisch systeem leven. Literatuur heeft in die zin de wereld geopend. Literatuur kan perspectief bieden op iets wat je helemaal niet kent.'
Welk boek van de schrijvers uit die reeks zou goed aansluiten op Zoon van Berlijn?
'Het boek Kersenhout en oude gevoelens van Marica Bodrožić vond ik heel mooi. Zij behandelt op een heel subtiele manier de vraag met welke plek je je verbonden voelt.'
Lees!
Benieuwd naar de nieuwe roman van Karolien Berkvens? Lees hier een fragment uit Zoon van Berlijn.
Win!
Heb je niet genoeg aan bovenstaand leesfragment? Doe dan mee met de winactie, we maken een aantal lezers blij met een exemplaar van Zoon van Berlijn!