Kazuo Ishiguro wint Nobelprijs voor de Literatuur 2017
Ishiguro's laatst vertaalde roman, Vergeten reus, werd door Hebban-recensent Inge Deutekom gewaardeerd met vijf sterren:
Al vanaf de eerste bladzijde trekken beeldende beschrijvingen je deze magische wereld in en merk je dat je een meditatieve leeservaring te wachten staat. Deze roman biedt niet alleen het avontuurlijke en sprookjesachtige van een goed jeugdboek, maar ook de diepgang en symboliek van een psychologische, spirituele roman met het oeroude queestemotief. Bovenal is Kazuo Ishiguro een getalenteerd schrijver die in een verfijnde stijl een sfeer neerzet, subtiel met het perspectief van ruimte en tijd speelt en de spanning erin weet te houden.
Hebbans Leesclubassistent Frank Hockx schreef een uitgebreide biografie over de prijswinnaar.
Kazuo Ishiguro werd op 8 november 1954 in Nagasaki geboren. Als jongetje van vijf kwam hij echter al met zijn ouders naar Engeland. In zijn hippiejaren trok hij kris-kras door Amerika, vervolgens studeerde hij literatuur en filosofie en werkte enige tijd in de hulpverlening aan daklozen. In het schrijven van songteksten 'à la Leonard Cohen' vond hij rond zijn 25ste geen voldoening meer. Hij studeerde vervolgens 'creative writing' aan de universiteit van East Anglia, waar onder anderen Malcolm Bradbury en Angela Carter lesgaven. Met Ian McEwan die daar ook studeerde, behoorde hij tot de meest getalenteerde leerlingen.
In een vraaggesprek dat in 1987 in de Haagse Post werd gepubliceerd, zei Ishiguro dat hij met name geboeid werd door 'de vergankelijkheid van idealen'. In zijn romans blikt dan ook meestal de hoofdpersoon terug op een leven waarin gedragingen en keuzes die goed leken, later discutabel bleken te zijn. Zo kijkt in zijn debuut A Pale View of Hills (1982, in vertaling Versluierde heuvels) een in Engeland wonende Japanse vrouw terug op gebeurtenissen net na de oorlog in Japan en op het leven met haar dochters van wie de oudste in Engeland zelfmoord pleegde. Schuldgevoel omtrent dit feit, leidt ertoe dat ze haar herinneringen kleurt, onbewust haar leven versluiert.
Toen hij na A Pale View of Hills zijn tweede roman eveneens in het Japan van net na de oorlog situeerde, werd Ishiguro een typisch Japanse schrijver genoemd. Zelf liet hij geen gelegenheid voorbijgaan om te stellen dat het in zijn boeken gaat om universele thema's. Die tweede roman, met de prachtige titel An Artist of the Floating World (in het Nederlands Een kunstenaar van het vlietende leven), verscheen in 1986 en werd bekroond met de Whitbread Book of the Year Award. Een oudere Japanse kunstschilder wordt in deze roman door de jongere generatie na de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd met het feit dat hij zich voor en tijdens de oorlog leende voor propagandadoeleinden.
Verkeerde keuzes in oorlogstijd maakt – onbewust – ook de butler Stevens, de hoofdpersoon in Ishiguro’s derde roman, die niet Engelser had kunnen zijn: The Remains of the Day (1988), vertaling De rest van de dag. In 1956 kijkt de butler terug op zijn dienende leven en met name op de periode net voor de Tweede Wereldoorlog toen hij in dienst was van Lord Darlington. Uit naïef idealisme verviel deze in de jaren dertig tot collaboratie met de Duitsers. Door zijn ver doorgevoerde loyaliteit en strikte taakopvatting heeft Stevens zijn eigen leven vergooid. Van een relatie met huishoudster Miss Kenton is niets gekomen. Beiden vermeden iets van gevoelens te tonen, de verborgen passie in hun formele gesprekken ten spijt. De prachtig geschreven roman werd bekroond met de belangrijke Engelse Booker Prize en kreeg extra bekendheid door de uitstekende verfilming.
Na dit grote succes duurde het zeven jaar voor Ishiguro weer een roman publiceerde. The Unconsoled (1995), in vertaling De troostelozen, is een zeer dikke roman waar de lezer moeilijk vat op krijgt. De wereldberoemde musicus Ryder komt aan in een stad in Midden-Europa en raakt daar verzeild in een soort schemerwereld waarin mensen die hij nooit gezien heeft alles van hem weten en van hem verwachten, afspraken voortdurend mislopen en mensen verdwalen. Het is een benauwende, Kafka-achtige wereld die Ishiguro in deze roman oproept die veel critici te machtig was.
Vijf jaar later volgde When We Were Orphans (Toen wij wezen waren), dat werd genomineerd voor de Booker Prize. Hierin kijkt de ikfiguur Christopher Banks terug op zijn jeugd in Shanghai, zijn vertrek naar Engeland toen zijn ouders kort na elkaar spoorloos verdwenen, zijn loopbaan als beroemd detective in de jaren twintig en dertig en zijn inspanningen om twintig jaar na dato in het door de strijd tegen de Japanners verwoeste Shanghai zijn ouders terug te vinden. Voor Banks geldt echter hetzelfde als voor eerdere hoofdpersonen in Ishiguro’s werk: hij is een onbetrouwbare verteller die uit overmatig plichtsbesef zijn maatschappelijk belang overschat en de gebeurtenissen van zijn tijd, als de wereld in brand staat, onjuist taxeert. De apocalyptische beschrijving van Shanghai als een soort labyrint, in een mengeling van herinneringen en droombeelden, herinnert aan de Midden-Europese stad in The Unconsoled, maar When We Were Orphans is een stuk toegankelijker. Voor Ishiguro kenmerkende thema’s als plichtsbesef, gemiste kansen, desillusie, ontheemdheid en verraad komen opnieuw aan de orde in een roman die, zoals ook Ishiguro’s voorgaande boeken, ondanks alle raadselachtigheid buitengewoon zorgvuldig en glashelder geschreven is.
Opnieuw duurde het vijf jaar voor Ishiguro met een nieuwe roman kwam. In 2005 verscheen Never Let Me Go (Laat me nooit alleen), waarin opnieuw de hoofdpersoon en verteller terugkijkt en herinneringen ophaalt. Die hoofdpersoon is de 31-jarige Kathy H. Zij vertelt over haar schooljaren op het instituut Hailsham en verdere opleiding in de zogenoemde ‘Cottages’, en over twee grote vriendschappen in haar leven: met Ruth en Tommy. Heel geleidelijk wordt de lezer duidelijk dat hij niet met echte mensen te maken heeft. Het is een bizarre, sciencefictionachtige fantasie die Ishiguro in deze roman uitwerkt, maar dat laat onverlet dat vertrouwde thema’s opnieuw centraal staan: verloren idealen, gemiste kansen en weemoedigheid over het verglijden van de tijd.
Met Nocturnes, Five Stories of Music and Nightfall (Nocturnes : vijf verhalen over muziek en het vallen van de avond) publiceerde Ishiguro in 2009 voor het eerst een verhalenbundel. Wel een bundel met voor de auteur vijf duidelijk samenhangende verhalen, waarin steeds een ik-verteller optreedt die ofwel musicus is zonder grote carrière ofwel muziekliefhebber. Deze ik-personen spelen in alle verhalen ook een (bij)rol in een liefdesrelatie van twee andere personages. De melancholie die al uit de titel spreekt, typeert de verhalen. En zoals vaker bij Ishiguro kan ook getwijfeld worden aan het waarnemings- en beoordelingsvermogen van de vertellers.
Begin 2015 liet Ishiguro opnieuw van zich horen met de roman Buried Giant (Vergeten reus). Een boek dat in veel opzichten nogal afwijkt van zijn voorgaande werk. Zo speelt het bijvoorbeeld in de vroege Middeleeuwen, een tijd dat de Britse en Saksische bewoners van wat nu Groot-Brittannië is, op gespannen voet naast elkaar leven, en komen er trollen, draken en kobolden in voor. Maar in het verhaal over een ouder echtpaar dat op reis gaat om hun zoon te bezoeken, blijkt opnieuw veel onder het oppervlak schuil te gaan. De mist die letterlijk over het verhaal hangt, blijkt de oorzaak te zijn voor het verlies van herinneringen. En daarmee is de lezer weer op vertrouwd Ishiguro-terrein.