Lees en huiver... met Inge Ipenburg
Ik kan dit niet. Dat denk ik terwijl ik met mijn rug tegen de deur leun. Het moet anders. Ik loop de keuken in en pak een fles wijn uit de koelkast. Het kost me grote moeite om de kurk uit de al geopende fles te krijgen, omdat mijn vingers nog steeds stijf aanvoelen. Ik pak het glas wat nog op het aanrecht staat van eerder die avond en schenk een grote bel in. Zal ik alcoholist worden? Het lijkt een goede gedachte als de vloeistof moeiteloos een warm gevoel in mijn lijf teweeg brengt en zelfs mijn vingers ontspannen. Best een goed plan. Drinken kan ik steeds beter en iedereen ziet me sowieso al niet meer voor vol aan nu ik als een gemankeerde idioot door het leven strompel. Invalide ben ik, incompleet en doelloos heb ik nauwelijks een been om op te staan. Geen Bram meer om voor te zorgen, niet meer talentvol koorddansen om de balans in mijn leven, in ons leven te waarborgen alleen nog maar druk bezig met tamelijk overbodig te zijn. Want dat komt er ook nog eens bij. Niemand heeft me meer nodig. Mijn dochter heeft haar man, de buren hebben elkaar, vrienden bellen weliswaar zorgzaam op, maar laten me verder met rust, want daar zal ik wel behoefte aan hebben. Beetje schijnheilig ook, maar ik snap het wel. Niemand heeft graag verdriet om zich heen. En mij lastig vallen met hun eigen besognes doen ze ook niet meer. Stel je voor! Enorm begripvol zijn ze trouwens ook op mijn werk. Ik mag zo lang wegblijven als ik wil. Alle tijd nemen die ik nodig denk te hebben. Ook daar ben ik blijkbaar overbodig. Whisky komt de keuken binnen en loopt naar zijn voerbak. Hij likt een paar keer, schuift de bak voor zich uit en kijkt me verwijtend aan. Tenminste dat denk ik. Ik snap niet zoveel van honden. Whisky was van Bram. Ik neem nog een slok en pak de zak met hondenbrokken. Whisky knabbelt en smakt alsof hij uitgehongerd is. Wanneer heb ik die hond eigenlijk voor het laatst te eten gegeven. Wanneer heb ik zelf eigenlijk voor het laatst gegeten? Ik zit hele dagen voor de televisie en zap me een ongeluk. Van programma naar programma. Ik doe de was en maak het huis schoon. Een beetje dan. Dat is het zo ongeveer. Ik trek de voorraadkast open. Een zoete geur bedwelmt me bijna. Tomaten. Ik zie dat er een bak vol overrijpe tomaten staat. Wanneer heb ik die gekocht? Geen idee. Ik pak er eentje, leun tegen de deur en zet mijn tanden erin. Hij smaakt een beetje raar. En dan komt de gedachte van even eerder, toen ik ook met mijn rug tegen de deur stond terug. Het moet anders.
Weg, ik moet weg. Dan neem ik mezelf weliswaar mee, met al mijn verdriet en alle pijn en narigheid, maar tenminste niemand kijkt me meer medelijdend aan. En ik zie Bram niet meer doorlopend. Bram die in al zijn afwezigheid in huis zo aanwezig is in mijn leven dat ik zelf dreig te verdwijnen. Dan maar echt weg. Ik ga op reis.
De rest van de nacht zit ik achter mijn laptop en google allerlei opties bij elkaar. Een voetreis naar Santiago de Compostella valt eigenlijk meteen af als ik de eerste advertentie lees: Betekenisvol ontmoeten met jezelf, anderen en die ander. Ik wil juist graag betekenisvol ontlopen. Daarbij, de gedachte dat ik mijn eigen bagage op mijn rug draag en het ook mijn eigen schuld is als ik me een breuk sjouw, gaat ook niet helpen om er een betekenisvolle reis van te maken. Dus alle voettochten vallen eigenlijk meteen af.
Een paar maanden door Tasmanië, Brazilië of Argentinië trekken lijkt me op zich fantastisch, maar dat is misschien wat ambitieus. Simpelweg omdat ik nog nooit alleen op reis ben geweest. Eigenlijk ben ik helemaal nog nooit op reis geweest als ik eerlijk ben. We gingen altijd op vakantie, niet op reis. En uiteindelijk maak ik best een verstandige keuze vind ik zelf. Ik ga vier weken Mindfull Vinyassa Yoga doen in Sperlonga. Een beeldschoon dorp ergen tussen Rome en Napels.
Ik krijg er allerlei lessen waar ik nog nooit van gehoord heb en waar ik verre van gebleven ben tot nu toe. Ik ben nou eenmaal meer een type dat ter ontspanning graag een tegenstander van de tennisbaan af rost, maar dat is nu vermoedelijk niet de beste keuze. Daarbij de gedachte aan het medeleven op de tennisclub maakt me bijna agressief dus yoga, mindfullness, Reiki en Holistic Lomi Bodywork helpen me daar misschien wel vanaf. Ik kan er wandelen en fietsen en ga gezond eten. Ook niet onverstandig gezien mijn vanzelfsprekende wijninname van de laatste paar weken.
Maar dat alles geeft niet de doorslag. Het zijn de foto’s die mijn keus bepalen. Foto’s van leuke, vrolijke mensen. Niemand kijkt sereen, of serieus of zit in lotushouding in de verte te turen. En, ook niet onbelangrijk, ik kan meteen zondag beginnen. Dus ik boek zonder te aarzelen. Ongetwijfeld geholpen door de tweede fles wijn die ik heb opengeschroefd nadat de politieagenten zijn vertrokken. Die zorgt er vermoedelijk ook voor dat ik het besluit neem om niet te gaan vliegen, ik ga met de auto. Anders kun je het geen reis noemen.
Ik ga helemaal alleen met de auto naar dat kleine, prachtige plaatsje ver weg in Italië. Ik die eigenlijk nooit auto rijd want dat deed Bram altijd. Maar wat kan er gebeuren? Met de routeplanner, een creditcard en een mobieltje kom je de hele wereld rond. Toch? Ik ben een volwassen vrouw, ik loop niet in zeven sloten tegelijk.
‘Zou je dat wel doen?’ Vriendinnen, de buren, mijn dochter, ze zeggen allemaal hetzelfde. Ze bedoelen ‘Niet doen!’, maar ik zet door en laat me ook niet vermurwen door het betraande gezicht van Lex als ik Whisky woensdagavond bij haar aflever. ‘Mam, ik heb ook verdriet, wat moet ik zonder jou?’ Ik sla een arm om haar heen en begraaf mijn neus in haar krullenbol. Mazzel heeft ze dat ze het haar heeft gekregen van Bram en niet van mij. Anders stond ik nu dunnige piekjes te kussen. Dat denk ik en voor het eerst voel ik geen behoefte om in tranen uit te barsten bij de gedachte aan Bram. Dat is trouwens van korte duur, want de volgende ochtend laat ik weer een zeiknat kussensloop achter als ik uit mijn bed stap.
Anderhalf uur later rij ik de stad uit. De auto is nagekeken in de garage, de tank zit vol, naast me staat een tasje met proviand voor onderweg, spulletjes om te overnachten, mijn iPad en een boek. Achter in de auto ligt een enorme rolkoffer met alles wat ik eventueel ooit denk nodig te hebben, een EHBO koffertje en een reserveband. In het handschoenenkastje ligt een busje pepperspray dat de buurman me liefdevol in de hand drukte toen hij me samen met Mieke uitzwaaide en begeleid door de zakelijke stem de TomTom en de gevoelige klanken van Sam Smith lijkt mijn hart alleen maar leger te worden en komt er een enorm gat in mijn buik bij. Angst, verdriet, pijn, paniek, zelfmedelijden en boosheid, ze leveren onderling strijd om dat nieuwe gat op te vullen. Dit was niet wat ik als gemoedstoestand in gedachten had voor mijn grote reis en ik moet mijn uiterste best doen om de rotonde naar de snelweg niet helemaal te nemen en op topsnelheid terug te keren naar huis. Maar ik doe het niet. En naarmate ik verder kom, lijkt het wel alsof er in die lege plek in mijn buik een klein warm vonkje ontstaat dat zich langzaam door mijn lichaam verspreidt. Als ik de grens oversteek bij Oberhausen voel ik me voor het eerst in weken tijd zelfs een beetje blij.
Twee uur en een kwartier ben ik onderweg. Tijd voor de eerste stop. Ik twijfel waar ik met mijn auto heen moet op de Raststätte en beland uiteindelijk tussen de vrachtauto’s. Het voordeel is dat ik een lekker breed parkeervak in kan rijden en hoewel ik me steeds minder onzeker achter het stuur voel, is het toch wel fijn dat ik er ruim in kan draaien. Koffie ga ik halen, een sterke hete bak.
Ik pak mijn handtas en loop naar het gebouw. Een echtpaar met twee kleine kinderen aan een picknicktafel kijkt me nieuwsgierig na en ik bedenk dat ze een zelfstandige vrouw zien die blijkbaar helemaal alleen op pad is en niet de weduwe van een kankerpatiënt. Die gedachte zorgt ervoor dat ik ineens weer tranen in mijn ogen krijg. Tranen van opluchting deze keer.
Bij de koffieautomaat sta ik enorm te hannesen als er een jongen met een rugzak naar me toe komt. ‘Do you have some change?’ vraagt hij en hij laat me een briefje van vijf zien. ‘I don’t know,’ zeg ik en met een onverwacht gevoel van onbehagen kijk ik in mijn portemonnee. De jongen schiet in de lach. ‘U bent Nederlands?’ Hij herkent blijkbaar mijn accent. ‘Kunt u misschien wisselen. De automaat accepteert geen briefjes en ik snak naar een kop koffie.’ Terwijl ik in mijn portemonnee zoek vraagt hij waar ik naartoe ga. Ik aarzel. Het lijkt een normale vraag, maar is het verstandig om een wildvreemde te vertellen wat mijn bestemming is? ‘Italië, zeg ik zo ontwijkend mogelijk. ‘Ik was niet van plan u te achtervolgen hoor.’ Zijn stem klinkt serieus, maar als ik hem aankijk zie ik pretlichtjes in zijn ogen. En ik zie ook dat hij een stuk ouder is dan ik dacht. ‘Ik ben onderweg naar een plaatsje tussen Rome en Napels, en jij, waar ga jij naartoe?’ ‘Gaat u mij dan achtervolgen?’ hij lacht nu hardop. Shit, hij denkt toch niet dat ik een eenzame vrouw ben die hier mannen oppikt of zo? Of interpreteer ik dat verkeerd omdat ik al heel erg lang niet meer zomaar met een aantrekkelijke man heb staan kletsen. Want aantrekkelijk is-ie, dat heb ik al lang gezien. Ik besluit er niet verder op in te gaan en schud het losse geld uit mijn portemonnee in mijn hand. Het is beduidend minder dan vijf euro. ‘Hier, pak maar een euro’, ik steek mijn hand met de munten naar hem uit. Hij heeft zich omgedraaid en zwaait naar een man bij de deur die gehaast het parkeerterrein oploopt. ‘Dat is mijn lift,’ zegt hij. ‘Of beter, was mijn lift. Ik kan verder met hem mee hoor, maar hij rookt als een ketter, dus die auto stinkt genadeloos.’
Onderwijl heeft hij de losse munten uit mijn hand gepakt en het briefje van vijf in mijn portemonnee gestopt. ‘beschouw het als een geluksbriefje.’ En ik zie opnieuw de pretlichtjes in zijn ogen. ‘Altijd handig als je op reis bent.’
Op reis, denk ik. Ik ben op reis. En dat vervult me met een onverwacht trots gevoel. Helaas is dat van korte duur. Als ik bij mijn auto aankom is mijn Tomtom verdwenen en ook mijn tasje met overnachtingsspullen en mijn iPad. Eigen schuld dikke bult. Ik had de auto niet afgesloten. Nauwelijks de grens over en meteen al beroofd. Lex had gelijk, mijn vriendinnen hebben gelijk, ik kan dit helemaal niet alleen, ik kan helemaal niks alleen, ik ben hopeloos, ik ben een kluns.