Lees en huiver... met Rob Bakker
Geen antwoord
Hij zat in de trein naar Amsterdam, alleen in de donkere coupé terwijl de route van Rotterdam naar de hoofdstad aan hem voorbij flitste. Een kille en vochtige avond. In zijn binnenzak voelde hij de brief in de envelop.
Hij had 30 dagen lang gewacht op een antwoord dat nooit was gekomen. Dertig martelende dagen waarin de seconden, de minuten, de uren en de slapeloze nachten de tijd wegtikten. Tenslotte gaf hij het wachten op en besloot een laatste brief te schrijven. Een brief gevoed door de hartstocht van die wonderbaarlijke mooie maanden van de nazomer, waarin ze elkaar liefhadden zoals hij nog nooit iemand had liefgehad. Hij, de lyrische tenor die samen met haar op het podium had gestaan om de mooiste romantische liederen ten gehore te brengen. Hun stemmen kleurden wonderwel bij elkaar en op het podium vertelden hun blikken hetzelfde. Het publiek voelde de erotische uitstraling en werd bij ieder optreden dat het duo dichter op elkaars huid kwam, razend enthousiast. En haar man, de grote artiest werd razend jaloers. Haar man had eerder met haar opgetreden toen ze nog een prille schone was van achter in de twintig en hij, de oudere ster, viel als een blok voor haar. Binnen een jaar was hij gescheiden en baarde ze een dochter van hem. Ze hoefden niet te trouwen, wat kon hem gebeuren? Het kind zou het showbizz-paar voor eeuwig aan elkaar verbinden. Dus toen de man een jongere partner voor de liefdesliedjes zocht, hij was elf jaar ouder dan zij en getekend en doorgroefd als nog ouder, viel zijn blik op hem. Hij was een en lyrische tenor uit Groningen en wat was hij blij en gelukkig! Na afloop van zijn vorige contract had hij moeten afzien na diverse sollicitaties, afwijzende reacties en meestal geen antwoord. Geen antwoord, dat vond hij de grootste vernedering die hem werd aangedaan. Hij was opgeklommen als bescheiden kappersknecht die zijn spaarzame geld had besteed aan zangles, die wekelijks naar Den Haag reisde voor de lessen, en die tenslotte met een medeleerlinge optrad met gerenommeerde orkesten. Toen hij deze nieuwe kans kreeg aangeboden van de beroemde Amsterdamse artiest, had hij even geaarzeld. Hij was immers klassiek geschoold en nu moest hij aan een modern repertoire, de volkse zalen in plaats van de klassieke concertzalen. Maar die twijfel viel weg toen hij aan haar werd voorgesteld. Hun oogopslag raakte hem. Hun blikken bezegelden stilzwijgend als eerste het contract. Hier voelde hij zijn bestemming: glamour en geluk. De liefde volgde, heel vanzelfsprekend, hoe nieuw voor hem, en toch hoe vertrouwd. Alsof het jaren was voorbestemd. Woorden waren overbodig geweest, die wisselden ze uit op het podium voor het publiek, en voor haar man achter de coulissen, en iedereen hoorde hetzelfde. Zij stond tussen twee vuren en zij speelde ermee. Hun relatie werd stormachtig, haar man leed eronder, ruzies volgden. In een poging een einde te maken aan alle tweestrijd, besloot zij ten leste haar man op een mooie zomerdag voor de wet officieel te trouwen.
Tevergeefs.
In de nazomer gloeide de liefde tussen haar en de tenor door en brandde dieper in hun ziel. Zij nam een drastisch besluit, wilde alleen zijn, vroeg bedenktijd en vertrok uit huis.
Hij werd ontslagen door de woedende en verdrietige gezelschapsleider, maar hij zag een nieuwe toekomst voor zich, zoals zij al vaak hardop hadden gedroomd: zij zouden het nieuwe liefdespaar op het podium worden. Na elkaars hart, zouden ze samen de wereld veroveren. Mens, durf te leven!
‘Geef me even de ruimte’, had ze tegen haar nieuwe geliefde gezegd en hij had dat begrepen. Een moeder met een kind, ze kon niet lichtvaardig besluiten. Een gezin opofferen? Een goedlopende carriere?
Hij beloofde op haar antwoord te wachten in de volle overtuiging dat het positief zou uitpakken.
Er kwam geen antwoord.
De eerste dagen zonder contact was hij ongedurig en hij hield zich streng voor dat hij op haar kon vertrouwen, moest vertrouwen. Hij moest niet aan zijn eigen emoties denken, maar aan die van haar. Begrip en zachtheid. Hij bleef geduldig.
Tot hij hoorde dat ze weer terug zou zijn bij haar man.
Eerst geloofde hij dat niet, hij kende het roddelcircuit van het artiestenwereldje. Hij ging ervan uit dat ze bij haar man de zaken wilde afwikkelen. Daarna zou ze vrij zijn.
Hij schreef een bemoedigende brief naar het adres van haar tijdelijke pension. Hij hoopte dat ze iets zou terugschrijven, hem zou vragen nog even geduld te hebben, maar wel met de belofte dat ze zou komen.
Maar er kwam geen antwoord.
Zijn volgende brief was heftiger, onrust en een toon van aankomend verdriet.
Geen antwoord.
Hij schreef nogmaals, vol vertwijfeling, een regel van woede, maar hij zou altijd op haar wachten. Hij zou haar laten zien dat hij geduld had, hij zou de confrontatie aan gaan en haar zijn moed en vastberadenheid tonen. Iedere avond dat ze weer optrad met haar eigen man, kocht hij een kaartje, en keek vanaf de eerste rij zwijgend en met de armen over elkaar geslagen toe. De boodschap was duidelijk: hij zou niet opgeven.
Tot op een avond haar man zijn gitaar bij de hals beetpakte en op de grond stuksloeg uit woede.
‘Ik treed niet op voor een paljas’, had hij geroepen.
Vanaf die avond liet hij de artiest en haar met rust. Tevreden. Het voelde als een overwinning, de ander had het eerst toegegeven. Zij zou de boodschap wel begrijpen.
Maar na bijna dertig dagen wachten, wist hij dat er geen antwoord meer zou komen. Hij was weer terug bij af. Hij bestond niet meer. Hij schreef een brief alsof het zijn laatste brief aan haar zou zijn, zo voelde het en er was slechts een heel licht sprankje hoop dat deze brief beantwoord zou worden. Zonder hoop geen leven. Zonder hoop was hij dood. Hij zou deze brief persoonlijk bij haar afleveren, geen martelende uren of nachten van wachten, hij zou het antwoord direct van haar gezicht lezen. Zo goed kende hij haar. ‘Je kijkt in mijn ziel’, had ze hem eens toevertrouwd.
De zaterdagavond voor hij op de trein stapte dronk hij nog wat in een lokale kroeg. Een paar drankvrienden waren er ook voor hun traditionele borrel. Een kaartpartij.
‘Als ik nu verlies, schiet ik me voor mijn kop’, zei een van zijn kaartvrienden.
‘Wil je soms mijn pistool hebben?’ vroeg hij.
Ze hadden om hem gelachen. Ze namen hem niet serieus.
De zondagavond in de trein voelde hij de brief in zijn binnenzak. In zijn andere zak de harde kolf van het pistool dat hij de dag ervoor had aangeschaft.
Hij wist waar hij het echtpaar kon treffen: na de middagvoorstelling zouden ze zoals gebruikelijk wat eten in het restaurant tegenover het theater op het Rembrandtplein. Dan zouden ze na het diner het plein oversteken voor het avondoptreden.
Ruim voor acht uur kwam hij in Amsterdam aan op het Centraal Station en nam hij de tram naar het Rembrandtplein. Hij zou zich niet opdringen aan het dinerende stel, hij zou een portier vragen om zijn brief aan haar te overhandigen. Ze zou begrijpen dat hij op haar wachtte en dat ze niet kon volstaan met de hatelijke reactie van stilte. Hij gaf de portier een biljet en de brief. Zij was bekend genoeg. De portier beloofde de brief direct te overhandigen en hij zelf trok zich terug in de schaduw van het beeld van Rembrandt. Hier zou hij op haar wachten.
De seconden tikten voorbij. Hij wist wat seconden tellen was. Na lang wachten, alle seconden afgeteld, zag hij de portier naar buiten komen. De portier gaf hem de brief terug en wees op de envelop. Daar had zij op geschreven, in haar duidelijke en wat kinderlijke handschrift dat hem altijd vertederde. Met grote uitbundige letters stond op de envelop geschreven: ‘Geen antwoord’.
Hij bleef roerloos staan.
Hij stond er nog toen zij met haar echtgenoot het restaurant verliet en zij aanstalten maakten het plein over te steken naar het theater. Zij namen het pad dat langs hem zou leiden.
Op een paar meter afstand, hij was niet opgevallen, versperde hij ze de weg. Hij richtte het pistool op haar en de flitsen van het mondingsvuur vermengde zich met de flikkerende showlampen van het plein. Hij wilde alleen haar raken.
Maar haar man reageerde met de intuïtieve reactie van een artiest en wierp zich voor haar, in de baan van de schoten. Drie zware kogels raakten hem voluit en hij viel neer. De ogen van de schutter waren op haar gericht en hij zag de schrik toen de twee volgende schoten knalden, dwars door haar ziel en zo snel, alsof er geen seconde tussen zat. Zij viel neer en hij wist dat dit het einde was. Hij richtte op zijn hart en drukte de laatste kogel af.
Agenten kwamen als uit het niets aanstormen. Niet veel later stopte een politieauto waarvan de sirene langzaam gillend wegstierf. Inspecteurs stapten uit, bogen zich over de drie slachtoffers. Een ambulance naderde reeds. Men herkende een van de slachtoffers.
De grote Jean-Louis Pisuisse neergeschoten!
De inspecteur boog zich over de schutter. Voor hem zou het te laat zijn.
Hij raapte het pistool op met zijn zakdoek en gaf het aan zijn assistent.
Geroutineerd gingen zijn handen door de zakken van de man. Niets. Toch… in zijn binnenzaak, een prop papier. Het was een envelop, nog gesloten, maar verkreukeld en gehavend, de kogel die voor het hart was bedoeld had ook de brief doorboord. Het bloed had de brief rood gekleurd en het papier was doordrenkt, de inkt niet meer zichtbaar.
De inspecteur bleef met de brief in gedachten staan. Een pistool en een brief.
Zijn assistent keek hem aan.
‘Zegt die brief iets? Waarom hij dit deed?’
De inspecteur bekeek het bebloede en gescheurde papier. Het bloed had alles onleesbaar gemaakt en zou zijn geheimen niet meer onthullen. De inspecteur vermoedde iets, meer dan hij kon weten… niet zomaar een brief.
Daar had je als politieman niets aan.
‘Nee’, zei hij. ‘Geen antwoord.’
(Met dank aan Leo Lauer, Het Drama Pisuisse, 1927)
Rob Bakker
Rob Bakker (1949) is een Nederlandse journalist, auteur en historicus uit Baarn. Bakker schreef romans, waaronder Graven, Een Pad Voorbij over vrijwillige euthanasie en De Toespraakschrijver. Hij maakte zijn thrillerdebuut met FE! Vanaf 2015 verschenen de Vierdaagsethrillers De dood wandelt mee en Het Mysterie van de 100... Op latere leeftijd studeerde Rob Bakker Geschiedenis met als masterscriptie De boekhouders van de holocaust. Hierin werd het werk van de ambtenaren beschreven die in de oorlog de gedeporteerde Joden registreerden.