Leesclubs /
Leesclub Klassieker: 'Alleen in Berlijn' van Hans Fallada
Een nagenoeg vergeten Duitse roman werd in 2009 opnieuw ontdekt in de Verenigde Staten. Jeder stirbt für sich allein van Hans Fallada (1893-1947) kreeg daar juichende recensies. Riante verkoopcijfers waren het gevolg, de filmrechten werden verkocht en er begon een zegetocht voor het boek in Europa. De Nederlandse vertaling Ieder sterft in eenzaamheid uit 1949 van Arend Theodor Mooij, herzien door A. Habers, werd door Uitgeverij Cossee in 2010 opnieuw uitgebracht. Een boek dat al in 1947 een indrukwekkende analyse bood vanuit Duits perspectief van de wijze waarop het nazisme de Duitse samenleving vergiftigd had.
Gestapo-dossiers
‘Ooit heeft dit paar, Otto en Anna Quangel, geleefd. Hun protest is op dovemansoren gestuit, blijkbaar hebben ze voor niets hun leven gegeven voor een hopeloze strijd. Maar misschien toch niet helemaal hopeloos? Misschien toch niet helemaal voor niets? Ik, de auteur van een roman die nog geschreven moet worden, hoop dat hun strijd, hun lijden, hun dood niet helemaal voor niets zijn geweest.’
Aldus besloot Hans Fallada zijn al in november 1945 in het blad Aufbau verschenen beschouwing over de geschiedenis die ten grondslag ligt aan Jeder stirbt für sich allein. Fallada beschrijft hierin de inhoud van de Gestapo-dossiers over de zaak van Elise en Otto Hampel, die hij kort na de oorlog ontving van de bevriende dichter Johannes R. Becher. Het Berlijnse echtpaar Hampel, laaggeschoold en aanvankelijk niet politiek actief, begon nadat Elises broer aan het begin van de oorlog was omgekomen, een heel eigen vorm van verzet tegen de nazi’s. Op allerlei plaatsen in Berlijn legden ze kaarten neer met oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Gedurende drie jaar bleven de Hampels ongrijpbaar voor de autoriteiten.
Indringend
Het echtpaar Hampel (documenten over hun ‘zaak’ zijn in het boek te vinden) werd bij Fallada het paar Otto en Anna Quangel. In het eerste hoofdstuk krijgen zij van postbode Eva Kluge de brief met het overlijdensbericht van hun zoon. Dit persoonlijke verdriet brengt het teruggetrokken levende echtpaar, dat voorheen zoals zoveel Duitsers nog wel sympathie had voor Hitler, uiteindelijk tot hun daad van verzet. Het appartementencomplex waar de Quangels wonen, is bij Fallada een afspiegeling van die maatschappij. Het wordt bevolkt door een fanatiek pro-Hitler gezin, met zonen die pronken met hun SS-uniform, een sjacheraar die mensen voor geld aangeeft bij de Gestapo en een eerbiedwaardige rechter die het fatsoen hooghoudt door een medebewoonster, een belaagde Joodse weduwe, te helpen.
Fallada schakelt voortdurend tussen zijn hoofdpersonen, waartoe ook de Gestapo-commissaris Escherich behoort die onvermijdelijk de Quangels steeds dichter op de huid zit, en postbode Eva, die Berlijn ontvlucht door naar het platteland te trekken. Als enige wacht haar naoorlogs geluk. Voor de hedendaagse lezer is de nadrukkelijk aanwezige alwetende verteller mogelijk een wat storende factor, maar de roman is indringend in de beschrijving van de door angst en eigenbelang beheerste Duitse maatschappij. Het verzet van de Quangels is kansloos, laat Fallada zien, maar het belang ervan ligt op ethisch vlak: het individu dat zijn morele integriteit bewaart en daarmee het barbaarse regime verslaat.
Depressies en verslaving
Zelf heeft Hans Fallada (zijn echte naam was Rudolf Ditzen) met zijn houding tegenover de nazi’s geworsteld. Enerzijds nam hij opdrachten aan van de overheid, anderzijds wekte zijn literaire werk de ergernis op van de nazi’s. Een uitgebreid nawoord schetst Fallada’s roerige levensloop, mede bepaald door depressies, verslaving en gevangenisstraffen vanwege verduistering. Na moeizame jaren is er in 1932 plotseling het succes met zijn roman Kleiner Mann, was nun die zowel in Duitsland als in Hollywood verfilmd werd.
Nadat hij in 1933 is verhuisd naar Carwitz op het platteland (in zekere zin een vlucht voor de nazi’s) stort Fallada weer in en komt in 1944 terecht in een psychiatrische inrichting, waar hij het schrijven weer oppakt. Terug in Berlijn in 1945 krijgt Fallada met steun van Becher zijn leven weer wat op orde, al belandt hij in 1946 weer zeven maanden in het ziekenhuis. Eind september van dat jaar zet hij zich serieus aan het schrijven van Jeder stirbt für sich allein, en dan gaat het snel. Eind oktober voltooit hij de eerste versie en nog in november is het boek gereed. In december wordt hij opnieuw in het ziekenhuis opgenomen. In een brief aan zijn moeder vanuit het ziekenhuis meldt hij dat hij ‘een echt grote roman’ heeft voltooid. Het verschijnen daarvan maakt Fallada niet meer mee: hij overlijdt op 5 februari 1947. De Nederlandse Anne Folkertsma publiceerde in 2015 een biografie van de auteur: Hans Fallada : alles in mijn leven komt terecht in een boek.
Nieuwe versie
In 2011 werd in de kelder van de toenmalige Duitse uitgever een versie van de roman gevonden die afweek van de tot dan toe bekende tekst. Zowel qua taalgebruik als wat betreft seksualiteit bleek het boek vrijmoediger dan bekend en bovendien bleek deze oerversie in hoofdstuk zeventien passages te bevatten over het nazi-verleden van Anna Quangel die in de uiteindelijk gepubliceerde roman achterwege waren gelaten. Deze oorspronkelijke tekst vormt inmiddels de basis voor de Nederlandse uitgave.
Frank Hockx