Leesclubs /
Leesclubboek: Tonic
Over het boek:
Arthur Poolman is alcoholist. Hij leeft in een wereld waarin drank de baas is. Het begint met de weekends: de teugels los, alle zorgen voor even vergeten. Maar het kan niet altijd vrijdagavond zijn. De werkweek schudt hem wakker, en steeds meer heeft hij diezelfde drank nodig om nog te kunnen functioneren op de middelbare school waar hij lesgeeft. Steeds vaker verliest hij de controle over de angst en de schaamte vanbinnen, die hem alleen maar meer, meer, méér laat drinken om te vergeten, te verdringen. Arthur valt steeds dieper, onbereikbaar voor zijn dierbaren, tot hij de bodem raakt. Daar rest hem nog maar één keuze: nooit meer drinken of alles verliezen. In rauw en eerlijk proza beschrijft Mohren in Tonic hoe Arthur vecht tegen zijn alcoholverslaving. En hoe hij uiteindelijk bij de AA de steun en herkenning vindt die hij nodig heeft om iedere dag weer op te kunnen staan met de zekerheid: vandaag drink ik niet.
Hoe is Tonic ontstaan?
Zes jaar nadat hij zijn laatste biertje dronk besloot Ralf Mohren dat hij die donkere periode van zijn verslaving voor iets goeds en positiefs wilde aanwenden. Hij begon te schrijven aan wat uiteindelijk Tonic zou worden: een roman over de neerwaartse spiraal die ervoor zorgde dat hij van een gezellige drinker veranderde in een alcoholist, de strijd met de leegte die er achterbleef toen hij de verslaving stopzette en uiteindelijke zijn volmondige keuze voor het leven. Het resultaat is een uniek verhaal. In rauw en eerlijk proza beschrijft Mohren in Tonic hoe Arthur vecht tegen zijn alcoholverslaving. Hij schept begrip voor Arthurs alcoholisme, waarmee hij meteen de vinger op de zere plek legt: het had, bij wijze van spreken, iedereen kunnen overkomen.
Mohren is erin geslaagd de aanstekelijkheid, verleiding, overtuiging, charme en humor van zijn alter ego Arthur te vangen in zijn roman. Tegelijkertijd schuwt hij de ontbering niet en sleept hij de lezer genadeloos mee in de onvermijdelijke val van Arthur. Ook beschrijft hij de voor buitenstaanders gesloten wereld van de AA, waar hij uiteindelijk de steun en herkenning vindt die hij nodig heeft om iedere dag weer op te kunnen staan met de zekerheid: vandaag drink ik niet.
Ralf Mohren:
Ralf Mohren (1970) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Utrecht en geeft les op een middelbare school. Eerder schreef hij een boek over Jack Poels en Tren van Enckevort van onder andere Rowwen Hèze en Herberg de Troost. Hij woont met zijn gezin in Eindhoven.
Leesclubvragen
1. ‘Een verslaving is een ziekte,’ zegt Arthurs behandelaar. Die uitspraak impliceert dat een verslaving iets is wat een mens overkomt. Ben je het daar na lezing van het boek mee eens? Zou het iedereen kunnen overkomen?
2. Ralf Mohren baseert zijn verhaal op persoonlijke ervaringen. Toch staat er ‘roman’ op het boek, en niet ‘autobiografie’. Waarom denk je dat die keuze is gemaakt, en vind je het een terechte keuze?
3. Meerdere keren komen Arthurs angsten ter sprake. Waar is hij vooral bang voor, en welke rol speelt alcohol daarin: helpt het hem of maakt het de angsten juist erger? Hoe verandert dat naarmate hij dieper wegzinkt in zijn verslaving?
4. Waar ligt volgens jou de grens tussen een sociale drinker en een alcoholist? Wordt die bepaald door de hoeveelheid drank, de motivatie om te drinken, de mate van ‘normaal’ functioneren in het dagelijks leven, of door nog iets anders?
5. ‘De Val’ is voor Arthur het begin van het einde. Waardoor wordt de Val ingezet, en had er in die week nog een weg terug kunnen zijn? Welke rol speelt het boek van August Willemsen met die titel in de gebeurtenissen?
6. Wat vind je van de rol van Maite? Had zij krachtiger moeten ingrijpen, of heeft ze er goed aan gedaan om het zo ver te laten komen met Arthur? En vind je dat Arthur voldoende beseft wat zijn daden voor gevolgen hebben (gehad) voor haar? Komt daar in de loop van het verhaal verandering in?
7. Waarom zou Arthur zo gefascineerd zijn door prostituees en meisjes in online chatboxen, terwijl hij niet op seks uit is?
8. Aanvankelijk voelt Arthur een enorme weerzin tegen de AA. Waarom? Wat is jouw beeld van de AA, en is dat na het lezen van dit boek veranderd? Denk je dat lotgenotencontact een goede manier is om een verslaving onder controle te krijgen, of zijn er betere methodes?
9. Wat wordt er bedoeld met ‘droog drinken’? Waarom is dat niet wenselijk voor een ex-alcoholist? Vind je het begrijpelijk dat Arthur ook dierbare herinneringen heeft aan zijn alcoholverslaving?
10. Waar loopt Arthur tegenaan nadat hij is gestopt met drinken? Wat kost hem moeite, en zijn er ook dingen die hem juist makkelijker afgaan dan hij had verwacht?
11. Waarom wil Arthur aan het einde van het boek zo graag nog eens terug naar Amsterdam om zijn ‘redder’, zoals hij hem ziet, te spreken?