‘Lost in generations’ met Hoogland en Van Amerongen
Lost in generations
Dramatis Personae:
Arthur van Amerongen (1959), columnist voor de Volkskrant en HP/De Tijd. Heeft gewoond en gewerkt in het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Vertoeft inmiddels in de Portugese Algarve.
Rob Hoogland (1950), al meer dan dertig jaar columnist bij de Telegraaf. Hij schreef al meer dan zevenduizend columns. Begon als sportjournalist.
Wilke Martens (1985), freelance journalist voor onder meer Hebban.nl en National Geographic Traveler. Giet interviews graag in afwijkende vorm.
Ruby, trouwe viervoeter van Rob Hoogland
Ober.
SCENE 1. Wilke zit aan een picknicktafel in het etablissement de Tolhuistuin in Amsterdam. De muren achter haar zijn behangen met plastic klimop. Aan de tafel naast haar zitten hipsters met Macbooks. Het Grote Foute Jongens Boek, een notitieboek, pen en voicerecorder liggen voor haar op tafel. Ernaast staat een glas bruiswater. Haar telefoon, in haar handtas, gaat over. Na drie keer neemt ze op.
WILKE: 'Hallo, met Wilke. (…) Nou, ik zit binnen aan een tafeltje, dus dicht is het niet. (…) Ja, Tolhuistuin, zo heet het. Er gaat een trap omhoog naar de ingang. (…) Oké, tot zo.'
SCENE 2. Arthur en Rob komen op. Wilke herkent de mannen van de portretjes op de achterflap van Het Grote Foute Jongens Boek. Ze zwaait naar hen. Met rechts, haar linkerpols zit in het gips. De mannen gaan tegenover haar zitten.
ARTHUR: 'Hoe is dat gebeurd?'
WILKE: 'Heel knullig. Ik zat bij iemand achterop de fiets, die reed te dicht langs een paaltje waardoor ik mijn evenwicht verloor en viel.'
ARTHUR: 'Maar er was geen drank in het spel?'
WILKE: 'Niet eens. Ik denk dat ik dan wel wat soepeler over de grond was gerold.'
ARTHUR: 'Ja, dan kom je er vaak beter van af. Zeg, jij doet toch vooral reisverhalen? Hoe betaal je dat? Je hebt het gelezen in ons boek, wij komen uit de goede oude tijd. En wat is je doel? Het magazine van de Volkskrant?'
Wilke trekt verbaasd gezicht.
ARTHUR: 'Voor mij was Vrij Nederland het hoogst haalbare.'
ROB: 'De Telegraaf.'
ARTHUR: 'Hij is heel rechts.'
ROB: 'Wij hadden ook een andere start. Ik begon als sportjournalist bij het Noordhollands Dagblad, de latere stap naar de Telegraaf was behoorlijk.'
ARTHUR: 'Je kreeg drie keer zoveel salaris.'
ROB: 'Het was niet alleen financieel een gouden stap, maar de Telegraaf deed ook veel meer aan sport.'
ARTHUR: 'Ja, allemaal B-sporten. Vrouwenbowling.'
ROB: 'Tennis, hockey. Ik kon de wijde wereld in. Het grote verschil tussen jouw tijd en de onze - en dan scheer ik mezelf en Arthur even over een kam, want ik ben zo’n tien jaar ouder - is dat journalisten in onze tijd gelijk in vaste dienst kwamen.'
ARTHUR: 'Nou, ik nooit. Mij wilde niemand hebben.'
SCENE 3. De ober komt op. Een koffie en een glas rode wijn worden op tafel gezet. Arthur kijkt vol ongeloof naar zijn glas.
ARTHUR: 'Rob, heb jij een vergrootglas bij je?'
ROB: 'Dit is heel normaal in Amsterdam.'
ARTHUR: 'Maar ik kom uit Portugal. En dit is geen Amsterdam, dit hier is gore hippieshit.'
ROB: 'Ik heb een huis in Amsterdam, een pied-à-terre. Ik sta voor alles wat fout is.'
ARTHUR: 'Een grachtengordeldier ben jij, Rob. Je wil niet weten wat een schoenendoos kost hier. Eigenlijk wilden we de boekpresentatie in Rotterdam doen, als statement van onze haat tegen Amsterdam.'
ROB: 'Maar ja, dan komt er niemand. De uitgever vond het niet zo’n goed idee.'
ARTHUR: 'Alleen Gerard Cox, Jules Deelder, Joke Bruis, Coen Moelijn. Nu gaan we naar een tent met van dat burlesk pluche, toch een beetje fout.'
WILKE: 'Wat is dat toch, die weerzin van jullie tegen Amsterdam?'
ROB: 'Die is nogal verschillend. Arthur vindt Amsterdam te truttig geworden.'
ARTHUR: 'Het is zo opgepimpt clean. De zwervers zijn weg, de psychiatrische gevallen, de junkies.'
ROB: 'Die zijn echt niet weg, hoor. Loop ’s avonds maar eens over het Frederiksplein.'
ARTHUR: 'Wat doe je daar dan?'
ROB: 'Mijn hondje uitlaten.'
ARTHUR: 'Ik ben gevormd door het Amsterdam van de jaren tachtig, het is geen magisch centrum meer. Ik heb in Rio de Janeiro gewoond, steden waar echt veel gebeurt. Steden als Parijs of Londen, die zijn allang niet meer hip.'
ROB: 'De voornaamste reden waarom je bent weggegaan uit Amsterdam is toch dat je buitenlandcorrespondent bent geworden? Je ging toch naar het Midden-Oosten?'
ARTHUR: 'Nou, ik had sowieso wel een hang naar iets exotisch: mooi weer, goedkoop en geen belasting betalen.'
WILKE: 'Zo heb ik een aantal jaar in Laos gewoond.'
ROB: 'Laos is geweldig, Luang Prabang is een prachtige stad.'
ARTHUR: 'Mijn broertje woont al vijftien jaar in Thailand. Hoe Bangkok twintig jaar geleden is, zo is Laos nu nog altijd.'
ROB: 'Ik ben in al die landen in Zuidoost-Azië geweest, zo’n vier keer wel.'
ARTHUR: 'Jij gaat alleen voor het eten.'
ROB: 'Ik ga vooral omdat het me gigantisch fascineert. Wat bijvoorbeeld in Cambodja allemaal gebeurd is: de opgestapelde schedels op de Killing Fields, de S-21, de school die door de Rode Khmer is omgebouwd tot gevangenis. Je weet niet wat je ziet.'
ARTHUR: 'Ik vond die spoorlijn het mooist, op de grens tussen Thailand en Birma. Wel toeristisch hoor.'
ROB: 'Jij vindt Aziaten dus niks?'
ARTHUR: 'Nee, ik val niet op Aziatische vrouwen. Mannen gaan voor maar één reden naar Azië: de vrouwen.'
ROB: 'Ik nam mijn vrouw mee.'
ARTHUR: 'Tja, dat is dom. Rob is zo’n type dat zijn eigen vrouw meeneemt naar het carnaval in Rio. Not done.'
ROB: 'Het is nog erger, zij nam mij mee.'
De twee heren schaterlachen. Een minuut lang. Dan wordt even het licht gedimd.
Lees verder op pagina 2