‘Lost in generations’ met Hoogland en Van Amerongen
Pagina 2 van 3
ARTHUR: 'Vind je ons al fout of niet?'
WILKE: 'Nou, niet echt.'
ARTHUR: 'Rob, we gaan. Ik ben er helemaal klaar mee. Ze vindt ons twee lieve ouwe kerels.'
WILKE: 'Vertel eens, hoe zijn die twee lieve ouwe kerels eigenlijk bij elkaar gekomen?'
ROB: 'We hebben elkaar via social media leren kennen. Ik was altijd al fan van Arthurs columns en daarom volgde ik hem via Facebook en Twitter. Op een gegeven moment raakten we met elkaar in contact, ook al hebben we twee verschillende bloedgroepen.'
ARTHUR: 'We hebben elkaar gevonden in de literatuur.'
ROB: 'Arthur zat mij aanvankelijk vooral te jennen, dus toen heb ik hem maar opgezocht.'
ARTHUR: 'Was dat die keer op het naaktstrand?'
ROB: 'Nee, pas later is het idee voor dit boek ontstaan.'
WILKE: 'Waar niemand minder dan Mark Rutte uiteindelijk een voorwoord bij schreef.'
ROB: 'We hebben hem gewoon gevraagd een voorwoord te schrijven en tot onze verrassing zei hij ja.'
ARTHUR: 'Hij vindt jou nogal knap, Rob. Hij zei dat je mooie, lekkere wenkbrauwen hebt. Wel raar dat we in onze zwembroek naar het Torentje moeten komen.'
ROB: 'In onze reetveter.'
ARTHUR: 'We zijn heel vertederend, je ziet het. We zijn teddyberen.'
ROB: 'Ik denk dat ik ook maar een wijntje neem.'
SCENE 4. Arthur wenkt de ober. De ober komt op en loopt naar het gezelschap.
ARTHUR: 'Mogen we nog wat bestellen? Ik wil nog wel een rode wijn, maar niet in zo’n nat glas. Ik kom uit Portugal, weet je. En je schonk zulke kleine glaasjes dat we een fles moeten bestellen. Laat dat niet meer gebeuren.'
ROB: 'Heb je misschien ook een bakje water voor de hond?'
ARTHUR: 'Wel bronwater graag. Welk merk moet het ook weer zijn, oom Rob?'
OBER: 'Ik loop zo even naar onze bron hierachter. Willen jullie ook nog wat eten?'
ARTHUR: 'Nee! Ik heb gelezen wat Johannes van Dam geschreven heeft hierover, dodelijk! Zie je wel dat we meevallen, lieverd? Ga je vanavond mee naar de parenclub?'
Wilke negeert de vraag. De ober doet net alsof hij niets gehoord heeft. Ober af. Het licht wordt gedimd en dan weer fel.
ARTHUR: 'Vond je iets irritant aan het boek? Dat je dacht: Nou, met die mannen ga ik niet mee naar de parenclub?'
WILKE: 'Ik moest er wel om lachen.'
ARTHUR: 'Wel? Waarom zeg je wel? Wij zijn taalnazi’s. In een stuk mag je nooit ‘wel’ gebruiken. Of ‘maar’.'
ROB: 'Zo weinig mogelijk. ‘Echter’ is ook zo’n woord.'
ARTHUR: 'Is het je wel opgevallen hoe mooi wij schrijven?'
WILKE: 'Ja. En dat jullie een goede literatuursmaak hebben. Zelf kan ik Nescio ook zeer waarderen.'
ARTHUR: 'Dat is onze held. Net als A.L Snijders, A.L Snijders en A.L Snijders. Weet je wat het is: een column moet goed geschreven zijn, de inhoud maakt niet uit.'
ROB: 'We zijn allebei van de school dat de stijl belangrijker is dan het onderwerp.'
ARTHUR: 'Wie zijn jouw favoriete schrijvers? Kluun zeker?'
WILKE: 'Nooit gelezen. Willem Elsschot, Marguerite Duras, Italo Svevo.'
ARTHUR: 'Geweldig.'
WILKE: 'Houden jullie ook de huidige literatuur bij?'
ARTHUR: 'Ja, Simone van Saarloos, Asha ten Broeke, Stella Bergsma, de nieuwe roman van Sylvana.'
ROB: 'Ik ben wel beetje blijven hangen in de schrijvers van vroeger.'
ARTHUR: 'Ik heb laatst Au Pair gekocht, van Hermans. Heel slecht geschreven. Het enige grappige is dat die roomblanke dochter wordt verkracht. En Mulisch dan, die dacht dat hij de eeuwigheid had, maar ga hier maar eens aan een Marokkaan vragen wie Mulisch is.'
WILKE: 'Maar zouden Nederlandse jongeren dat wel weten?'
ROB: 'Nee, dat denk ik ook niet. Dat weet jij misschien beter, jij bent iets jonger?'
WILKE: 'Ik ben 31.'
ARTHUR: 'Dat is niet zo heel jong, nee.'
Wilke trekt gepikeerd gezicht.
Lees verder op pagina 3