Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Interview /

Louise Millar: ‘Schrijvers zijn niet voor niets schrijvers’

Na dagen van regen schijnt eindelijk de zon. Hoewel auteur Louise Millar jaren geleden een paar maanden in Amsterdam gewerkt heeft, en dus moet weten dat het lang niet altijd zonnig is in onze hoofdstad, heeft ze het gevoel dat de stad er altijd zo zomers en luchtig uitziet. ‘Het is heerlijk om terug te zijn,’ vertelt ze in het restaurant van Hotel Americain op het Leidseplein. ‘Ik heb me in Amsterdam verloofd met mijn man; na onze studies hadden we hier allebei een baantje als vertegenwoordiger. We verkochten Engelse kinderboeken aan internationale scholen. Zo hebben we elkaar leren kennen, en nu zijn we voor het eerst terug, met de kinderen.’

Het is een kort bezoek, waarin tussen het Anne Frank-huis, het Van Gogh-museum en het Vondelpark, ook nog activiteiten voor haar Nederlandse uitgeverij gepland staan. Het zijn een paar volle dagen, want later in de week reist Millar met haar gezin verder naar Scandinavië. Vorig jaar bezochten ze Zweden, dit jaar staan Kopenhagen, Oslo en de westkust van Noorwegen op het programma. ‘Dat komt allemaal door Wallander, en de andere Scandinavische misdaadschrijvers. Ik had de boeken van Henning Mankell al gelezen, en toen kwam de serie op tv. Wallander heeft een huisje in Skåne en toen ik die omgeving zag, bedacht ik dat ik daar graag heen wilde. Vorig jaar gingen we dus op vakantie naar Zweden, en dit jaar gaan we naar Denemarken en Noorwegen; The Killing en Jo Nesbø achterna. Ik ben gek op Scandinavische misdaadauteurs, het is nu ook echt een groot genre in Engeland. Ik heb me laten vertellen dat veel Britten door de verschillende boeken en dvd-series naar Scandinavië op vakantie gaan. En wij dus ook. Het is er prachtig en het weer bevalt me daar ook beter, het is niet zo warm. En dat allemaal door de Scandi-crime.’

DEEL UITMAKEN VAN EEN TRADITIE

Toch leest Louise Millar niet alleen maar Scandinavische thrillers. Zeker nu haar eerste boek, Kom je spelen? verschenen is, vindt ze het belangrijk veel Britse psychologische thrillers te lezen. ‘Toen ik aan het schrijven was, was ik me niet bewust van het genre waarin ik schreef of de doelgroep waarop ik me richtte. Toen mijn boek verscheen, realiseerde ik me echter dat ik onderdeel was van een groter geheel. Sophie Hannah, Erin Kelly, Jane Casey… Allemaal schrijven ze psychologische thrillers die zich voor een belangrijk deel in het gewone leven, van gewone vrouwen afspelen. Het is geweldig, ik kom er nu pas achter dat er een heel genre is van titels die vergelijkbaar zijn, dus die ben ik nu aan het lezen.’

‘Het is natuurlijk ook belangrijk om de boeken van je collega-auteurs gelezen te hebben. Je wordt uitgenodigd voor evenementen, zoals het Wimbledon Book Fest, en als je daar in een panel zit met iemand, is het natuurlijk van belang dat je hun werk ook kent. Het is wel bijzonder hoor, je schrijft je eerste boek, voor je gevoel los van alles, en dan verschijnt het en dan blijkt het auteurschap nog een heel andere kant te hebben, waarbij je eigenlijk vertegenwoordiger van een heel genre wordt. Je maakt ineens deel uit van een groter geheel, van een soort traditie. Ik vind het wel fijn dat ik voordat ik Kom je spelen? schreef, en tijdens het schrijven, niet te veel vergelijkbare boeken heb gelezen. Voordat ik het weet neem ik dan iemands stijl over. Ik merkte het al als ik een leuke chicklit las, dan ging ik de volgende dag achter mijn bureau zitten en dan schreef ik ineens veel meer grapjes en gezellige woorden – ik pik een bepaalde toon heel snel op.’

‘Het gekke is, als je begint te schrijven, denk je dat wat jij schrijft echt jouw idee is, en je wilt niet de indruk wekken dat je iets van anderen gebruikt in je boek. Maar tegelijkertijd worden alle schrijvers, of in elk geval die van thrillers, beïnvloed door dezelfde omgeving. We delen dezelfde angsten, lezen over wat er gebeurt in de samenleving, over criminaliteit. Die invloeden komen terug in ieders werk, en zeker als je dat dan in een huiselijke omgeving verwerkt, die dicht bij je is, zie je parallellen. Maar ook verschillen. Iedereen heeft een andere toon, een andere schrijfstijl. De een gebruikt overwegend detectives of agenten als karakters, ik doe dat weer niet… Uiteindelijk moet je je eigen boek willen schrijven, maar je moet je tegelijkertijd realiseren dat je, als je gepubliceerd wordt, deel uitmaakt van een community van schrijvers, en van een groter genre.’


BLACK-OUT OP HET PODIUM
Op haar weblog, schrijft Millar over het leven van een auteur. In een van haar blogs vertelt ze over die evenementen met auteurs, en hoe ze bij haar eerste optreden als auteur op het podium een black-out kreeg. ‘Ik stelde mezelf voor, en halverwege was ik het ineens kwijt. Wat kwam ik daar doen? Wie was ik ook alweer?’ Natuurlijk viel het uiteindelijk mee, en wist ze weer waar haar boeken over gingen. Je zou toch verwachten dat iemand die als journalist en redacteur bij MarieClaire werkte, wel vaker spannende situaties meegemaakt heeft?

‘Dat is wel zo, maar auteur zijn is wel gewoon een nieuwe baan! Een heel andere baan ook. Als journalist interviewde ik altijd anderen, mocht ik me in hen verplaatsen en hoefde ik alleen maar vragen te stellen en te luisteren. En nu moet ik ineens op een podium gaan staan en over mezelf vertellen. Dat is heel gek! Gelukkig ontdek je al doende wel wat het publiek van je verwacht, op zo’n evenement, en wat voor vragen mensen hebben. Weet je, schrijvers zijn niet voor niets schrijvers. Schrijven is voor hen een plezierige manier om zich uit te drukken, meer dan spreken. En wat moet je op zo’n evenement doen? Spreken! Dat gaat dan niet vanzelf.’

‘Ik begin er wel beter in te worden. Hoewel, laatst was ik bij een leesgroep, waar twintig mensen zaten en het leek wel of ik examen deed over mijn eigen boek. Ze wilden echt van alles weten: of ik aan bepaalde details had gedacht, waarom ik bepaalde keuzes had gemaakt… Het is ondertussen drie jaar geleden dat ik Kom je spelen? schreef, dus dat was nog best lastig. Verder willen mensen graag praten over jouw werk in vergelijking met andere boeken in het genre. Daarom is het goed dat ik momenteel zo veel Britse psychologische thrillers lees, dat helpt me ook weer bij dit soort activiteiten.’

‘Toch kunnen bepaalde situaties je ook wel verrassen. Zo vroeg laatst iemand me hoe ik het schrijven aanpak. Ik begon uit te leggen dat ik eerst een korte synopsis schrijf. Dat doe ik, zoals journalisten het noemen, op zo’n manier dat het ‘oprolbaar’ is. Dat wil zeggen: je moet steeds de laatste alinea kunnen schrappen, bijvoorbeeld vanwege ruimtegebrek in de krant, en dan moet je boodschap toch overeind blijven. Ik begin dus met een alinea waarin ik het verhaal uitleg. En dan breid ik het uit, als een piramide, eigenlijk, tot ik een volledige beschrijving heb van wat er gaat gebeuren. Dat is fijn op het moment dat het verhaal met me op de loop gaat en allerlei zijpaden in lijkt te slaan. Toen ik dat vertelde, werd er gevraagd naar een voorbeeld van een moment bij het schrijven waarop ik terug moest naar die synopsis; wat stond daar dan dat me hielp? Maar er zaten ook mensen in het publiek die Kom je spelen? nog niet gelezen hadden, en dus kon ik daar eigenlijk geen antwoord op geven. Dat bedacht ik pas halverwege mijn antwoord, en dat verraste me. Volgens mij klonk ik als een idioot die niet wist waar haar eigen boek over ging…’

ANDERE MENSEN SCHRIJVEN
‘Verder vragen mensen meestal hoe ik schrijver ben geworden. Je hoort soms van mensen die altijd geweten hebben dat ze schrijver waren, dat ze moesten schrijven. Nou, ik niet hoor. Ik dacht altijd dat andere mensen schrijven. Ik niet. Ik wilde vooral iets doen met muziek. Toen ik opgroeide, in Schotland, had ik namelijk een neef die popster was, en op mijn verjaardag droeg hij op de radio een liedje aan mij op. Ik woonde in een buitenwijk van Glasgow in de jaren 70 – daar gebeurde echt helemaal niets. Dus dat liedje, dat was echt een superspannende gebeurtenis, en vanaf dat moment was ik helemaal geobsedeerd door muziek. Toen ik zestien was begon ik een band, en ook toen ik ging studeren bleef ik muziek maken. Ik speelde fluit en schreef hopeloos slechte liedjes, waarin alles op Sky moest rijmen. Ik deed een uitgeefopleiding in Oxford, en toen ik daar klaar mee was ben ik dat gaan combineren met muziek, door voor een heavy metal magazine te gaan werken, in Londen. Wat een geweldige tijd was dat! Ik werkte vooral als tekstredacteur: teksten inkorten, fotobijschriften maken, koppen verzinnen, teksten corrigeren – dat soort werk. Schrijven, dat deden anderen.’

‘Ondertussen had ik mijn man leren kennen, en op een gegeven moment moest hij voor zijn promotieonderzoek op reis naar Amerika. Ik ben met hem meegegaan en zes maanden lang trokken we door de Verenigde Staten. Tijdens die reis hield ik een dagboek bij, een reisverslag, en dat vond ik zo ontzettend leuk. Uiteindelijk is dat reisverslag de basis geweest voor een aantal tijdschriftartikelen. Ik kwam bijvoorbeeld in contact met een oude man die ooit de gitaarleraar van Elvis Presley was. Ik heb een hele middag met hem in zo’n Amerikaanse diner gezeten, waar hij vertelde over het kleine jongetje Elvis, hoe hij hem gitaar leerde spelen en dat hij het uiteindelijk op afstand zo mis zag gaan met dat kleine jongetje van toen. Een fascinerend gesprek en een bijzondere man. Uiteindelijk leidde dat tot een artikel dat aangekocht werd door Mojo Magazine. Dus eigenlijk heeft die reis gemaakt dat ik ben gaan schrijven.’

‘Weer thuis had ik enorm veel geluk, want ik kreeg een baan bij het tijdschrift MarieClaire. Een van de dingen die ik daar deed was interviewen. Ik heb zoveel bijzondere vrouwen gesproken, die zulke bijzondere dingen meemaakten. Achteraf kan ik wel zeggen dat ik daar heel veel aan gehad heb bij het schrijven van fictie: in al die interviews heb ik wel ontdekt dat mensen vaak heel anders reageren op heftige omstandigheden dan je wellicht zou verwachten. Dat is iets dat ik meeneem voor de personages in mijn boeken. Die reageren ook anders dan je zou denken.’

‘Iets anders dat ik bij MarieClaire deed, was zorgen dat je de eigenheid van mensen vasthoudt in het artikel, door de juiste toon neer te zetten en vast te houden. Je wilt als het ware hun eigen stem laten horen. Daar moet een redacteur bij het schrijven en corrigeren goed op letten, en uiteindelijk heeft dat me getraind om verschillende ‘stemmen’ in een tekst te brengen. Dat helpt als je dialogen schrijft, goed letten op de ‘stem’ van een personage. Uiteindelijk bleken meerdere collega’s bij MarieClaire te denken over het schrijven van een boek, en op een gegeven moment wist ik dat ik dat ook zou willen. Ik ben toen een filmscript gaan schrijven. Veel dialoog en plot, en verder niets. Gewoon als oefening, om te kijken of ik een verhaal van A tot Z kon bedenken en opschrijven. Dat lukte en ik heb dat naar verschillende agenten gestuurd. Niemand zag het zitten om dat uit te geven, maar ik kreeg wel positieve feedback op mijn schrijven en dat maakte dat ik ben begonnen met Kom je spelen?

NIEUWE VRIENDEN MAKEN
‘Niet alleen bij MarieClaire kwam ik mensen tegen die een boek wilden schrijven, ook in mijn eigen omgeving waren veel mensen daarmee bezig. Alleen al op de school van mijn kinderen, in Noord-Londen, waren iets van zes ouders tegelijk bezig met een boek schrijven. Het is ook een creatieve omgeving, met acteurs, kunstenaars, mensen die allemaal met creatieve beroepen bezig zijn. En heel wat vrouwen die naar Londen kwamen voor een uitdagende baan, en die toen de kinderen kwamen minder zijn gaan werken.’

In Kom je spelen? is dat een belangrijk thema. Het boek speelt in op de angst van elke ouder dat er iets met je kind gebeurt terwijl jij er niet bij bent, of dat je je kind aan de verkeerde persoon toevertrouwt. Maar daaronder ligt een ander thema, dat Millar helemaal aan het eind van het boek, in een brief aan de lezer, toelicht. Ze schrijft daarin dat ze ‘geïnteresseerd is in de manier waarop we vrienden maken als we eenmaal volwassen zijn.’ Blijkbaar is het erg belangrijk voor haar dat de lezer dit thema herkent, als ze er een brief aan de lezer aan wijdt?
‘Dat thema is wat ik zelf het meest interessant aan mijn boek vind. Het is het idee dat vrouwen tegenwoordig allerlei kansen hebben die hun moeders of grootmoeders niet kregen. Ze kunnen verhuizen naar een wereldstad als Londen om hun droom na te jagen, een carrière te beginnen. Vervolgens leren ze een man kennen, die vaak ook van buiten de stad komt, ze beginnen een gezin… In feite zie je een hele generatie ‘ontwortelde’ ouders ontstaan in de stad, van mensen die tussen vreemden wonen, geen familie in de buurt hebben.’

‘Wat ik interessant vind is hoe we dan een nieuwe gemeenschap om ons heen bouwen. Hoe ga je nieuwe vriendschappen aan, waar baseer je die op? Je hebt eigenlijk niet veel meer dan je intuïtie, om op af te gaan. Als je opgroeit, dan ken je mensen al vanaf dat je op school zat, je kent hun ouders, je kent hun achtergrond. Wanneer je als volwassene in een nieuwe stad komt, heb je dat niet en dan moet je op je gevoel af gaan. Ik heb vrienden in Londen die ik al vijf, tien jaar ken, met wie ik vaak afspreek en leuke dingen doe, maar bij wie ik bijvoorbeeld nooit thuis geweest ben, of wiens achternaam ik helemaal niet ken. Dat is eigenlijk heel vreemd, als je het goed beschouwt. Je hebt geen gezamenlijk ijkpunt in je verleden, je moet op je instinct over mensen afgaan. Maar wat als je daarmee fout zit, in een situatie waarin je een beroep op iemand moet doen? Dat wilde ik onderzoeken in Kom je spelen? Ik hoop dat dat is gelukt, maar ik denk het wel. Het boek wordt nu ook vertaald in acht andere landen, dus blijkbaar herkennen mensen in steden over de hele wereld er iets in.’



Over de auteur

Rose Leighton

30 volgers
96 boeken
17 favoriet


Reacties op: Louise Millar: ‘Schrijvers zijn niet voor niets schrijvers’

 

Gerelateerd

Over

Louise Millar

Louise Millar

Louise Millar (1965) is een Schotse auteur van psychologische thrillers. Na...