Martine Gosselink: 'O god, wat is mijn favoriete boek?'
Een vriend werd onlangs 50 en vroeg aan al zijn vrienden hun ‘absolute lievelingsboek’ als cadeau. Ik weet niet meer hoeveel gasten er op zijn feest aanwezig waren, het zullen er zo’n 50 zijn geweest. De jarige, een welbelezen en alles behalve wereldvreemde man, kende geen van de 50 boeken die hij die avond op een versierde tafel zag landen. Iedereen was met een titel gekomen die niet eerder op een of ander top 10-lijstje had geprijkt. We weten natuurlijk niet of de verjaarsgasten eerlijk zijn geweest en echt hun lievelingsboek voor de jarige hebben aangeschaft. Het is heel begrijpelijk om in dit geval niet eerlijk te zijn. Je wilt toch niet met al die anderen met de Ontdekking van de Hemel onder de arm verschijnen. Dan maar dat minder bekende boek op de derde, zesde of negende plek van je persoonlijke top 10. Het liefst iets erudiets of exotisch zodat je ook nog een mooie entree kunt maken op zo’n feest. Dat was de gasten van mijn vriend gelukt, grasduinend in hun literaire brein. Er viel genoeg te converseren bij de cadeautafel. Een van de vragen die bij herhaling terugkwam was: Hoeveel lievelingsboeken kan een mens hebben?
In die vraag raakte ook ik verstrikt, als één van de curatoren van de Verkiezing van het Belangrijkste boek voorafgaand aan de DWDD-uitzending op 22 april, de kick off van deze verkiezing. We waren voorbereid: ons curatoren kon de vraag ‘Wat is jouw lievelingsboek?’ zo maar gesteld worden. Voor mij was het antwoord hierop een eitje, snelle beslisser als ik doorgaans ben. Onomstotelijk is dat Midnight's children (Middernachtskinderen ), Rushdie, 1995. Verslonden, opgedronken, thuisgekomen. Of … toch A Bend in the River (Een bocht in de rivier ), Naipaul, 1979? Mysterieus, werelds. Twijfel sloeg toe. Wellicht A Prayer for Owen Meany (Bidden wij voor Owen Meany ), Irving, 1989. Hilarisch. Nooit zoveel gelachen.
Mijn antwoord, het eenvoudige eitje, was ineens een blubberig spiegelei geworden. Met Kousbroeks Kampsyndroom strooide ik er bittere kruiden in en Wolkers’ De Kus gaf hete peper aan het baksel (niet zijn beste boek maar ik voel nog mijn 15-jarige wangen tintelen). Het spiegelei werd een roerei. Het leven van Pi van Yann Martel maakte het zout en schuimig tegelijkertijd en Dave Eggers’ Zeitoun liet wonderlijke ingrediënten drijven in de pan. Hoe dieper ik groef hoe meer geuren er boven kwamen drijven. Lekker werd het overigens wel.
Focus, terug naar de basis. Ik moet nu toch met iets komen. Welke zinnen ken ik nog, welke titel gonst het vaakst, welk boek heeft mij het meest gebracht? O god, wat is mijn favoriete boek? Ik heb er geen, daar kwam ik al roerend en borrelend achter. Toe, mag het dan al het werk van één schrijver zijn, een heel oeuvre?
Dan kies ik onomstotelijk voor de boeken van Adriaan van Dis. Van Indische duinen tot Een barbaar in China, van Nathan Sid tot zijn laatste door mij als gulzig monster verslonden Ik kom terug. Voor elke letter ben ik hem dankbaar.
Martine Gosselink (1969) is hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum. Sinds 1995 realiseert zij tentoonstellingen, publicaties en culturele projecten voor musea in binnen- en buitenland. Eerst voor haar eigen bedrijf en vanaf 2009 voor het Rijks. Haar specialisme richt zich op de periode van de VOC en WIC, en dan met name de wederzijdse beïnvloeding en de koloniale beeldcultuur. Gosselink publiceerde meerdere boeken waaronder New York - Nieuw-Amsterdam. De Nederlandse oorsprong van Manhattan, Thuis in de Gouden Eeuw, Iran and the Netherlands en De Verdieping van Nederland en Land in Zicht! Vingboons tekent de wereld van de 17e eeuw. Nu bereidt zij een tentoonstelling voor over de relatie Zuid-Afrika en Nederland.
Stem op jouw belangrijkste boek op: www.belangrijksteboek.nl