Interview /
Michael Koryta: ‘Mijn verleden als journalist speelt af en toe op’
Michael Koryta (1982) leek even van het rechte pad afgeweken. Althans, dat vonden de vele diehard fans van de jonge thrillerauteur, die 21 lentes jong al op de shortlist van de Edgar Awards belandde. De Amerikaan schreef in de afgelopen jaren drie bovennatuurlijke suspense-romans, met veel geesten en ander onverklaarbaar gespuis. Iedereen kan opgelucht ademhalen, want met zijn negende boek De profeet keert hij met beide voeten terug op aarde.
Op het eerste gezicht een keiharde wraakthriller, voor wie verder kijkt een hartverscheurende familieroman. De broers Adam en Kent worden hardhandig aan de moord op hun tienerzusje Marie herinnerd, als er in hun dorp decennia later weer een pubermeisje wordt afgeslacht. Adam voelt zich nog steeds schuldig, omdat hij destijds Marie naar huis had moeten brengen maar ervoor koos bij de lekkerste chick van zijn high school zijn maagdelijkheid te verliezen. Inmiddels werkt hij als borgsteller en privédetective die tussen zijn zuippartijen door een ander tienermeisje in fatale problemen brengt. Adam besluit wraak te nemen namens haar en zijn overleden zus en de moordenaar te vermoorden. Religieuze broer Kent is footballcoach op de plaatselijke high school geworden en kiest het pad der vergeving.
Michael Koryta voert in De profeet de spanning onverdraaglijk hoog op: de clash der twee bloedverwanten is onvermijdelijk. Al krijgt die een totaal andere vorm dan de lezer verwacht.
Je bent gestopt met bovennatuurlijke suspense-romans. Wat trok je aan in het genre?
‘Ik wilde mezelf uitdagen en iets nieuws proberen. Comfortabel je ding doen is niets voor mij. Ik heb geen bijzondere band met geesten en aanverwante artikelen. Als journalist bezocht ik ooit met onderzoekers een spookhuis. Ze waren helemaal opgewonden, want hun apparatuur pikte een onverklaarbaar geluid op. Het bleek een ijskast te zijn. Daarna heb ik nooit meer iets van ze gehoord.
Nu kom je met De profeet, meer een familiedrama dan een thriller. Wilde je een ‘echte’ roman schrijven?
‘Al mijn boeken zijn echte romans. In De profeet komt duidelijk een moordenaar voor en een privédetective die naar hem op zoek gaat, dus dan heb je het echt wel over een thriller. Je hebt gelijk dat de relatie tussen twee broers centraal staat. Hoe gaan zij om met verlies, met rouw? Het idee voor dit verhaal stamt uit mijn eigen familiegeschiedenis. Mijn tante werd op haar zesde doodgereden door een dronken automobilist. Mijn oom was ooggetuige en raakte totaal getraumatiseerd, hij wilde er nooit over praten. Ik groeide op met het verhaal van een gebeurtenis die een familie heeft verscheurd. Eén moment staat me nog helder bij: ik had weer eens ruzie met mijn moeder, ik was nogal rebels als kind en wilde het huis uit stormen naar school. Ze hield me tegen en vertelde over haar overleden zuster. “Laten we nooit afscheid nemen met ruzie. Je weet nooit of dit de laatste keer is dat we elkaar zien.” Dat hakte er wel in. Dat beeld van een doodgewone dag, die opeens in iets gruwelijks kan veranderen, is me altijd bijgebleven. Hoe kom je daarover heen? Mijn oom kon het niet, Adam vlucht in de alcohol en blijft zijn dode zusje vereren, Kent probeert verder te gaan met zijn geloof en zijn sport.’
Je hebt weinig bloed nodig in dit boek om de suspense hoog op te jagen.
‘Spanning zit niet in de vraag hoeveel liter bloed een seriemoordenaar bij zijn slachtoffers aftapt. Spanning zit hem in de situatie dat twee broers worden geconfronteerd met een nieuwe moord, die hun oude wonden heropent. Ze moeten met elkaar en met hun verleden in het reine komen en de moordenaar vinden. Adam gaat zelf op zoek, Kent kijkt naar de politie. Beiden falen en winnen. Aanvankelijk kunnen ze elkaar wel uitkotsen, maar de band des bloeds is niet zo makkelijk weg te poetsen.’
Is dit jouw literaire variant van de Clint Eastwoods Dirty Harry-wraakfilms?
‘Neenee! Het gaat wel over wraak, maar ik wilde juist laten zien dat elke wraakactie zijn prijs vraagt. Je denkt iets terug te winnen dat je hebt verloren. Adam hunkert naar geweld, hij wil zijn zus terug en zich wreken op haar moordenaar, die buiten zijn bereik in de gevangenis belandde en daar overleed. Hij heeft zijn kans gemist maar gaat nu voor de herkansing. Een illusie, want niet alleen krijgt hij Marie niet terug, zijn huidige relatie wil hem dumpen vanwege zijn obsessies. Ik wilde Adams wereldbeeld laten clashen met dat van zijn broer, die gelooft in schuld en boetedoening. Kent zoekt moordenaars op in de gevangenis om met ze te praten. In De profeet moeten Kent en Adam elkaar in de ogen kijken en erkennen dat niemand gelijk heeft. Ik houd van die grijze tinten in fictie, de werkelijkheid is niet zwart-wit.’
Adam en Kent zijn vreemden voor elkaar geworden, terwijl ze in hetzelfde dorp wonen. Hoe kan dat?
‘Het zou vreemd zijn als mensen in twintig jaar amper veranderen. Bij deze extreme situatie wordt dat versterkt. Als in een boek de karakters geen ontwikkeling doormaken, vind ik het saai worden. Uiteindelijk beseffen Kent en Adam dat ze meer op elkaar lijken, dan ze willen. Allebei koesteren ze de illusie hun wereldje te controleren. Kent beschermt de jonge spelers van zijn football-team tegen de verwachtingen van de buitenwereld, Adam sluit zich af voor alles en iedereen in zijn alcoholroes. Dat kan niet goed gaan. Ik zeg niet dat we ons aan de boze buitenwereld moeten overleveren, maar geweren en een inbraakalarm om je kids te beschermen zijn geen ultieme oplossing. We zijn beesten die onze kroost willen beschermen, dat zit heel diep, maar een geweer of een hek kost ook iets: vrijheid en spontaniteit. Zelf doe ik niet aan dat soort dingen, mijn ergste nachtmerries zet ik al op papier. Ik slaap fantastisch sinds ik schrijf.’
Voor dit boek ben je een jaar meegelopen met een footballteam van Bloomington High School North. Waarom dat veldwerk? Je hebt toch je fantasie?
‘Mijn verleden als journalist speelt af en toe op. Ik ga liever op pad dan dat ik telefoontjes pleeg. Ik haat het om mijn boeken met Google bij elkaar te researchen. Door mijn romans heb ik me in allerlei werelden begeven, die ik anders nooit had leren kennen. Zoals de opvang van roofdieren. Of het Bloomington-team. Fascinerend om de vriendschap en solidariteit tussen die spelers te zien. De vaderrol van die coaches. Ze leren hun pupillen de technieken van het spel, maar ook hoe ze met succes en verlies moeten omgaan. Zeker in zo’n plattelandsgemeenschap zitten pubers met elk denkbare achtergrond in zo’n team. Je bent als coach psycholoog en pedagoog tegelijk. Bloomington-coach Scott Bless maakt zich niet druk over winst of verlies, hij wil dat zijn jongens betere mensen worden. Dat is uitzonderlijk in een sportwereld waarin de sport voorop staat. Die jongens zijn de helden van hun gemeenschap. In zo’n dorp heb je als inwoner niet veel anders om trots op te zijn, dus je gaat je team toejuichen. Dat levert een druk op, die de coaches in goede banen moeten leiden. Zelf zat ik in die tijd al te veel met mijn neus in de boeken, ik heb nooit op dat niveau gespeeld. Ik kon meedoen met alle sporten, ik was geen nerd, maar ik wist toen al dat mijn toekomst elders lag. Gefrustreerd dat ik geen sportheld was in die jaren? Ok, een beetje. Daarom heeft De profeet wel erg veel pagina’s met football. Dat is het enige dat ik aan dit boek zou willen wijzigen.’