Column /
Nicolet Steemers: 'Met de dader als slachtoffer hoef je niet meer aan te komen'
Column Nicolet Steemers
In de goede oude tijd, met als hoogtepunt de jaren zeventig van de vorige eeuw, leefde het idee dat daders vooral slachtoffers zijn. De neiging bestond om vermoorde, beroofde en/of anderszins opgelichte burgers als irrelevante bijkomstigheden te beschouwen, die het zicht op de ingegroeide teennagel van het door de maatschappij veronachtzaamde individu alleen maar belemmerden.
Wat dat betreft zijn de tijden niet alleen veranderd, voor het gemak zijn we maar gelijk helemaal doorgeslagen naar de andere kant. De dader als slachtoffer, je hoeft er niet meer mee aan te komen; sterker nog: voor je het weet word je van een linkse kerktoren gekieperd.
En wie blijft er weer in verwarring achter? Juist, de eenzame schrijver, van wie verwacht wordt in staat te zijn het politieke klimaat te duiden, zodat zowel de nurkse babyboomer als de aanstormende generatie warm loopt voor zijn personages.
Aangezien ik van huis uit een softe muzikant ben, woonachtig in een streek waar een te laat bezorgde krant al als een misstand van formaat wordt gezien, kampte ik met een schrijnend gebrek aan daderkennis. Tijd dus voor bijscholing. De advertentie in de huis-aan-huiskrant van vorige week bood dan ook uitkomst: een workshop Privédetective werd gegeven in wijkcentrum Het Anker. Aangezien het buurthuis zich bij mij om de hoek bevindt, spoedde ik me erheen op de aangegeven maandagavond. Tot mijn verbazing was ik de enige cursist.
Begrijp me niet verkeerd, het was een leerzame avond, waarin ik kennis opdeed over interceptie-apparatuur, parabole richtmicrofoons en kogelwerende aktekoffers, en ook kwam ik te weten dat het aanbeveling verdient de tank van je auto vol te hebben alvorens je een verdachte besluit te achtervolgen, maar na anderhalf uur onderricht overwoog ik sterk een winkeltje in borduurgarens te beginnen.
Gelukkig kwam op de valreep de dader alsnog aan bod. Ik rechtte mijn rug, nam de pen ter hand en boog me verwachtingsvol over mijn schrift. Nu zou het komen: de handleiding dader. Terwijl de man die de workshop gaf – zelf al meer dan twintig jaar werkzaam als privédetective – uitlegde wat primaire, secundaire en tertiaire kenmerken in de signalementsleer zijn, vormde zich in mijn gedachten als vanzelf een beeld van een mogelijk hoofdpersonage voor mijn volgende boek: een mollige, bejaarde Chinees in een rolstoel. Wellicht zou ik hem nog een extra kenmerk kunnen meegeven dat de identificatie nog soepeler zou doen verlopen: een leren motorjack met de tekst: 'War machine inside'. Net toen ik wilde vragen of ik zo genoeg kenmerken had verzameld om ook de privédetective met een IQ onder de 50 aan het werk te kunnen houden, merkte de cursusleider op dat daders er in het algemeen alles aan doen om herkenning te voorkomen. 'Bovendien', zo zei hij, 'schuilt het gevaar tegenwoordig meer in de onvoorspelbare gemoedstoestand van de gewone mens die het complexe leven van alledag niet meer aankan dan in acties van duidelijk herkenbare criminelen. Met andere woorden: ook jij en ik kunnen dader zijn of worden.'
Ik staarde de man aan. Hallo? Had ik hiervoor vijftig euro voor neergeteld? Luisterde ik al meer dan twee uur in een zuurstofarm zaaltje naar een man met een matig spreektalent om opnieuw een dader uit de jaren zeventig in de maag gesplitst te krijgen? Of zat ik soms in het verkeerde lokaal en was ik bij de workshop 'Psychologie van de koude grond' terecht gekomen? Wat volgde was een diepgaand en vooral enorm lang durend psychologisch portret van de gekwelde, moderne mens, en waarschijnlijk had ik nu nog steeds in Het Anker gezeten als ik niet die toevallig rondslingerende schroevendraaier had zien liggen.
Wel een uitkomst trouwens, om net geleerd te hebben hoe je effectief sporen wist.