Ademloos: een kort verhaal van Eveline Karman
Ademloos
Ik krijg geen lucht. De schoft heeft me hier gewoon achtergelaten. Een paar seconden houd ik mijn adem in om te luisteren naar wat er om me heen gebeurt. Het is stil. Akelig stil. In de feestzaal ver weg hoor ik het orkest spelen. De gasten hossen en springen nu door de ruimte, de meesten ladderzat. Ze vieren mijn bruiloft. En dat terwijl ik, het feestvarken, opgesloten zit in een oude, ongebruikte diepvrieskist in de bijkeuken van dit kloterige partycentrum. Nu snap ik waarom Thijn per se hier wilde trouwen. Het ging hem helemaal niet om de geblokte tafelkleedjes en de zogenaamd karakteristieke oubolligheid. Dit plattelandsgedrocht is waarschijnlijk de enige zaak in het hele land waar geen bewakingscamera's hangen.
Verdorie. Het wordt steeds benauwder in dit bakbeest. Waarom mist niemand mij? Ik ben tenslotte de bruid. Ik moet het buffet openen, mijn boeket wegslingeren, desnoods van de zenuwen het toilet onderkotsen. Er zal toch wel iemand naar me vragen? Mij zoeken? Voor de zoveelste keer bonk ik in paniek tegen de plastic binnenwand. 'Laat me eruit!'
Gedachten schieten door me heen. Ineens vallen alle puzzelstukjes op hun plek. Thijns recente korzeligheid die ik weet aan bruiloftsstress. De keer dat ik dacht dat mijn bankpas andersom in mijn portemonnee zat. En waarom er toen ik in Google Key West intikte voor onze huwelijksreis naar Florida, automatisch Key Logger verscheen in de historie. Hij heeft er gewoon een geïnstalleerd. Met zo'n spionageprogramma was het voor hem een koud kunstje om na mijn bankbetalingen alle inloggegevens te achterhalen. Oké. Hij weet het dus. Van de erfenis. Ik heb hem nooit verteld dat ik rijk ben. Dat was mijn verdriet. Ik zou al mijn geld direct inleveren om mijn ouders terug te krijgen. Zit ik hier opgesloten om dat rotgeld? Wil hij dat ik stik? Ik kan het niet geloven, voel de warmte van zijn armen nog om me heen. ‘Ik hou van je’, had hij gefluisterd toen we daarnet onze ringen uitwisselden. Langzaam adem ik uit. Zou hij serieus op mijn geld uit zijn? Het verklaart wel zijn plotselinge omslag van nooit willen trouwen naar ineens 'de grote stap zetten'.
Waar blijft iedereen? Iris? Chantal? Die moeten zich toch afvragen waarom ik niet meefeest? Is het soms een flauwe grap? Zit iedereen zich nu gezellig vol te vreten aan het buffet waarvoor Thijn per se zalmbonbons wilde hebben omdat ik daar zo dol op ben? De hufter.
Toen ik me een paar uur geleden schreeuwend verzette en hem vroeg waarom hij me in de kist duwde, lachte Thijn alleen maar. Hij had mijn met parels versierde trouwtas kort afgepakt en er een envelop in gepropt. 'Komt uit jouw printer', had hij gemompeld. Het was een zelfmoordbrief die hij geschreven had. Met mijn naam eronder. Een brief vol drama over de keren dat ik weggekropen op de bank had zitten janken om het gemis. De eenzaamheid. Maar door een huwelijk had ik nu alles goed geregeld voor de wet en kon ik in vrede gaan. Hij had het blijkbaar allemaal uitgedacht. Sinds wanneer al? Het enige wat ik de afgelopen uren heb kunnen verzinnen was mijn daad van verzet door de nepbrief in duizend stukken te scheuren. De snippers had ik op de donkere bodem laten dwarrelen. Weer terug aan elkaar lijmen wordt lastig, want ik heb daarnet mijn trouwjapon onder geplast. Zweetlucht kringelt in mijn neus. Het is warm met die petticoat onder mijn jurk. Inademen gaat steeds zwaarder. Ik merk dat ik kleinere happen lucht binnenkrijg. Ik moet rustiger ademen. Hoe heeft dit in hemelsnaam kunnen gebeuren? Is dit wel echt gebeurd? En wat ruikt het hier muf. Opeens hoor ik mijn zus Iris. Ze roept me. Wild bons ik tegen de binnenwand, maar het geluid van haar stem zwakt af. Steeds zachter hoor ik nog vier keer mijn naam. Dan voel ik de eerste tranen over mijn wangen biggelen.
Achteraf voelde ik al langer dat hij niet meer van me hield. Maar ik ontkende het. Een grappigere, attentere en zorgzamere man dan Thijn zou ik nooit kunnen vinden. We deelden al zoveel jaren samen. Hij had me destijds opgeraapt in de kliniek, na het ongeluk. Thijn was mijn redder in nood geweest. Mijn lichtje. Ook Chantal was dol op hem, ik zag ze vaak smiespelen en giebelen. Een hevige pijnscheut trekt door mijn maag. Had ik maar beter naar mezelf geluisterd. Hoe lang zou mijn beste vriendin al iets met hem hebben? Toen ik hoorde dat ze samen gezien waren in Antwerpen had ik mijn onderbuikgevoelens weggedrukt. Ik geloofde het niet. Ik kende Chantal al langer dan dat ik Thijn kende. Ook zij wist van mijn ouders' erfenis. Zou het een vooropgezet plan zijn? Nu pas begrijp ik de betekenis van de knipoog die ze Thijn vanmiddag gaf. We zouden mijn sluier wegleggen in de niet meer gebruikte bijkeuken. Tegen de politie zouden ze straks allebei vast zeggen dat ik hoofdpijn had en even wilde gaan liggen. Ze waren elkaars perfecte alibi!
De muziek is al uren geleden verstomd. Mijn lichaam gloeit van de hitte. Loomheid overmeestert me en ik hap naar lucht. Dan schrik ik wakker omdat ik een lichtflits zie. Hoe lang was ik buiten bewustzijn? Lucht, ik heb lucht nodig. Wat is het hier ondraaglijk warm. Ik voel mijn blaas drukken. Ik moet weer plassen.
Opnieuw luister ik geconcentreerd, maar het partycentrum is door God en alleman verlaten. Het enige wat ik keer op keer hoor als ik mijn ogen sluit, is de demonische lach van Thijn toen hij de vrieskist dichtklapte en vergrendelde. Weer die felle lichtbundel. Ik zie gras. Hallucineer ik? Ik moet rustiger ademen, de zuurstof is bijna op. Nadenken moet ik. Wat zit er in mijn tasje? Dan herinner ik me het oogpotlood. 'Hou dat maar bij je voor wanneer je hebt gehuild', had Iris gezegd. Ik gris het potlood uit het satijn en druk de punt tegen de binnenkant van het deksel. Alles wat ik de afgelopen middag en nacht heb bedacht, schrijf ik op. Mijn testament op een stuk kunststof. Het geld gaat naar mijn zus, en naar niemand anders.
Daar is het licht weer. Het is fel. Het is mooi. Ik zie mama. Haar krullen, zo zacht. Ik kan ze voelen. Net als de sterke arm van pa die me optilt. 'Je bent weer bij ons,' fluisteren ze. Ik heb zo naar ze verlangd. Ik sla mijn armen om ze heen en knuffel ze. Wat is het warm. Het licht is zo mooi. Ik lach naar ze, laat me omhelzen, en tegelijkertijd inhaleer ik diepe, lange teugen verse lucht.