Voor Vrienden door het Vuur: een kort verhaal van Buddy Tegenbosch
Voor Vrienden door het Vuur
Lotte speelt met de gelukssteen in haar jaszak terwijl ze naar de twee jongens kijkt die voor haar lopen. Het vale maanlicht kleurt ze zwart-wit. Maikel in zijn afgezakte broek, zijn hoofd verborgen onder de capuchon van zijn sweater. En daarnaast Simon, een kop groter en ook in skatekleren, maar bij hem lijkt het alsof zijn moeder ze voor hem gekocht heeft.
De kerkklok slaat: Half twaalf. Lotte draait de steen in haar handpalm. Wat nou als ze te vroeg zijn?
‘Dat is toevallig,’ zegt ze als ze de rode bakstenen muur ziet. De wilgentakken die eroverheen hangen, raken op sommige plekken de grond.
Simon kijkt om. ‘Wat is toevallig?’
‘Mijn opa ligt hierachter.’
‘Hoezo? Jij komt hier toch niet vandaan?’
‘Ik niet, nee, maar mijn opa en oma wel. We zijn hier naartoe verhuisd, om op eh... oma te kunnen passen nu ze alleen is.’ Lotte moet opletten dat ze zich niet verspreekt.
‘O,’ reageert Simon. ‘De mijne zit gewoon in het bejaardentehuis.’
‘Stil,’ zegt Maikel op bevelende toon. ‘We zijn er.’
Ze staan voor een ijzeren poort. Begraafplaats de Roosten leest Lotte op het bordje ernaast. ‘En nu?’ vraagt ze. Ze probeert brutaal te klinken.
‘Klimmen natuurlijk. Jij eerst. We zijn hier voor jou,’ antwoordt Maikel.
Zonder te aarzelen pakt Lotte de spijlen vast. Koud. Ze trekt zich omhoog, zet een voet op de klink, zwaait haar benen een voor een over het hekwerk en laat zich vallen. ‘Easy!’ roept ze gesmoord.
Maikel is er ook zo overheen. Simon niet, met veel moeite hijst hij zijn logge lijf over de poort en met een kreun landt hij naast Lotte.
Lotte kijkt om zich heen. Bleke grafstenen weerkaatsen het zilvergrijze maanlicht. Ze huivert. Snel wrijft ze in haar handen om zichzelf een houding te geven. ‘En nu?’ vraagt ze weer.
‘Nu gaan we een goed graf uitzoeken, daar krijg je je opdracht,’ antwoordt Maikel.
‘Een opdracht, hier?’ Lotte hoort hoe haar stem de hoogte in schiet.
‘Ja natuurlijk, je mag niet zomaar bij de VVV.’
De VVV. Lotte denkt terug aan het gesprek op het schoolplein een paar dagen geleden. Het leek een briljant plan, een weddenschap die ze niet kon verliezen. Al in haar tweede week op haar nieuwe school zou ze toegelaten worden tot het clubje van Maikel en Simon, de VVV: Voor Vrienden door het Vuur.
Maar overdag op een schoolplein een plan bedenken, is iets anders dan het midden in de nacht op een kerkhof uitvoeren.
Maikel gaat voorop over het brede grindpad. ‘Waar ligt je opa?’ vraagt hij.
‘Mijn opa? O ja, eh... een eindje verderop, onder een grote eik.’
‘Hoorden jullie dat?’ Simon blijft met een ruk staan. ‘Daar, in de struiken. Wat was dat?’
‘Dat zijn gewoon dieren,’ antwoordt Maikel. ‘Konijnen, muizen, ratten. Het stikt er van, het is hier lekker rustig.’ Hij grijnst en loopt verder.
Simon schuifelt. Zijn voeten laten twee stippellijnen achter in het grind.
‘Wat bedoel je eigenlijk met een goed graf?’ vraagt Lotte nadat ze een tijdje zwijgend zijn verder gelopen.
‘Een vérs graf,’ antwoordt Maikel.
‘Vers?’ piept Simon.
‘Vers ja, dat graaft makkelijker.’
‘Moet ze een lijk opgraven dan?’
Maikel zucht. ‘Nee, ze moet checken hoe diep zo’n kist in de grond zit. Daarom moet het een vers graf zijn, anders is het hout weggerot.’
‘Ja, ja, tuurlijk,’ mompelt Simon.
Voor hen klinkt geknerp van grind. Nu hoort Lotte het ook.
‘Daar loopt iemand!’ roept Simon.
‘Maar dat kan niet,’ zegt Maikel. ‘De poort zat toch op slot?’
Dit is het moment waarop Lotte gewacht heeft. ‘Nou ja, het is bijna twaalf uur,’ begint ze. ‘Hij zal nu wel wakker zijn.’
Simons mond valt open.
Maikel bekijkt haar met ogen als spleetjes. ‘Wakker zijn? Wat bedoel je daarmee?’ vraagt hij traag.
‘O, dat zegt mijn oma altijd.’ Lotte laat een stilte vallen voordat ze verder gaat. ‘Ze zegt dat opa nog steeds zijn rondje maakt, net als vroeger. Alleen nu om middernacht in plaats van om twaalf uur ’s middags.’ Lotte maakt een wegwerpgebaar en lacht. ‘Maar dat is natuurlijk een grapje.’ Ze kijkt de jongens om de beurt aan. ‘Tenminste, dat denk ik.’
‘Weet je dat niet zeker dan?’ Simon friemelt aan zijn broekspijp.
‘Tuurlijk weet ze dat wel zeker,’ snauwt Maikel. ‘Haar opa is toch dood?’
‘O, kijk. Daar ligt hij.’ Lotte wijst. ‘Onder die eik.’
Simon doet een stap achteruit.
‘Kom, dan laat ik het jullie zien.’ Lotte loopt naar de boom. De jongens volgen haar op een afstandje. Voor het graf blijft ze staan. Zo onopvallend mogelijk tuurt Lotte in het duister. Niemand te zien. Hij zal er toch wel zijn? Dan richt ze zich tot Maikel. ‘Is dít eigenlijk geen goed graf?’ Lotte bukt. ‘Hartstikke vers, voel maar.’
Maikel verroert zich niet.
‘Voel nou even,’ dringt ze aan.
‘Dat kun je toch helemaal niet voelen,’ fluistert Simon.
Maikel lijkt hem niet gehoord te hebben, want hij gaat langzaam door zijn knieën en raakt met zijn vingertoppen de aarde aan.
‘Mijn opa is pas een paar maanden dood.’ Lotte haalt haar gelukssteen uit haar zak en legt die met een plechtige beweging op het graf.
‘Oef!’ Er klinkt een zware kreun.
Maikel springt overeind. ‘W-wat was dat?’ stamelt hij.
‘Hm, opa zal hem wel te zwaar vinden,’ antwoordt Lotte op serieuze toon en ze pakt de steen weer op.
‘Z-zeg, z-zullen we gaan?’ Simon is al een paar passen weggelopen, maar Maikel staart als bevroren naar het graf.
‘Zal ik dan maar?’ En zonder een antwoord af te wachten, begint Lotte met haar blote handen de aarde om te woelen.
‘Ik ga.’ Simon draait zich om en gaat er vandoor.
Lotte kijkt op naar Maikel. Hij lijkt op zo’n levend standbeeld dat je wel eens in het centrum ziet staan. Hij heeft zijn blik gericht op haar handen.
Opeens klink er gegrinnik, luid gegrinnik.
‘Ik denk dat het kietelt,’ zegt Lotte.
Maikels ogen worden groot. Zijn borstkas gaat op-en-neer.
‘Misschien heeft oma toch gelijk,’ gaat Lotte verder. ‘Volgens haar slaapt opa het liefst op zijn rug.’
‘Nee hoor, meisje.’ Vanachter de eik stapt een man tevoorschijn. Hij draagt een lange jas en heeft een hoed op.
Lotte springt verschrikt overeind, maar heeft zichzelf snel weer onder controle. ‘Opa!’ roept ze enthousiast.
Naast haar klinkt een kreet. Het is Maikel. Hij is gestruikeld. Met een wilde beweging veegt hij de capuchon van zijn hoofd, krabbelt overeind en verdwijnt in het donker.
Lotte loopt naar haar opa en geeft hem een knuffel. ‘Was het niet een beetje te?’ vraagt ze, en ze rilt. Ze weet niet of het van de kou of van de spanning is.
Haar opa schuift zijn hoed naar achteren. Zijn ogen glinsteren. ‘Het was toch hun idee?’ zegt hij.
Lotte knikt.
Ze denkt even na voordat ze haar volgende vraag stelt. ‘Denk je dat ik bij het clubje mag?’
‘Ha!’ Haar opa lacht luid. ‘Ik denk dat je nu zelf een clubje kunt beginnen.’ Met zijn voet strijkt hij de omgewoelde aarde weer glad.
Lotte kijkt ernaar. ‘Zou oma...’ maar ze weet niet goed hoe ze haar zin moet afmaken.
‘Oma heeft er vast van genoten,’ antwoordt opa. ‘Ze hield wel van een geintje.’ Hij geeft Lotte een knipoog. ‘En nu gaan we naar huis.’
‘Wacht even.’ Lotte voelt in haar zak, ze knielt en legt de gelukssteen op het graf.
Dit keer blijft het doodstil.
Dit verhaal is gebruikt in de lesmethode Nederlands van Plot26.