Nieuws /
Olga Hoekstra schrijft vierde editie Moordspel
Iedere dag wordt een deel van het verhaal online gezet op www.hetmoordspel.nl en de Facebook-pagina van de Bibliotheek Fryslan. In totaal zijn er zeven delen, inclusief de proloog en ontknoping. Iedereen kan meedoen, hints oplossen en stemmen op wie het gedaan heeft.
Vanaf vandaag staat de proloog al online (zie ook hieronder) en kunnen deelnemers kennismaken met de karakters. Op 1 juni wordt deel 1 online gezet en begint het moordspel echt. De deelnemers krijgen daarnaast drie hints die helpen om de moord op te lossen. Raad wie de dader is en maak kans op mooie prijzen!
Het moordspel wordt georganiseerd door de Friese Bibliotheken in het kader van juni - de Maand van het Spannende Boek. Door het verhaal online te publiceren en interactief te maken via social media willen de Friese bibliotheken de lezers 'een nieuwe leesbeleving' bieden en nieuwe vormen van lezen onderzoeken.
Olga Hoekstra (1980) heeft strafrecht en journalistiek gestudeerd. Ze heeft zich ontwikkeld tot een allround journalist met een voorliefde voor verhalen over de 'mens achter de misdadiger'. Haar eerste thriller (2013) Dodenweg – een verhaal over rechercheur Thomas DeLohr en journaliste Fleur Benedictus – won de Coffee Company Book Award van Xander Uitgevers en behaalde ze een tweede plaats tijdens de Hebban/Crimezone verkiezing voor Beste Thrillerdebuut. Inmiddels is haar tweede thriller, Nevel, een feit. Het boek verschijnt tijdens de Maand van het Spannende Boek en is een vervolg op Dodenweg.
DE PROLOOG
'Ik moet hier uit! Alsjeblieft. Ik moet hier weg!'
De vrouw beukte al ruim een uur met haar vuisten tegen het onbreekbare glas. Haar stem brak eindelijk. Het was sowieso een wonder dat ze het zo lang had vol gehouden. 'Alsjeblieft. Alsjeblieft. Alsjeblieft. Ik moet hier weg! Nu!' Vuisten maakten plaats voor vlakke handen die niet meer sloegen maar zich tegen het glas aandrukten. Haar handen moesten inmiddels pijn doen.
Pieter Nijboer schudde zijn hoofd. Vanachter zijn rollator sloeg hij het tafereel al een tijdje gade. Hij had medelijden met haar, dacht aan de weken dat hij hier nu zelf opgesloten zat.
De bewaker aan de andere kant van de deur haalde zijn schouders op. 'Quarantaine.' Alsof dat alles verklaarde.
'Maar ik hoor hier niet,' probeerde de vrouw nog. 'En ik moet hier weg.'
Haar smeekbede had geen effect. De bewaker draaide zijn rug naar de deur. Pieter twijfelde. Moest hij iets zeggen? Haar geruststellen? In zijn tempo duurde het nog een kwartier voordat hij de deur bereikte en zijn stem was niet krachtig genoeg meer de afstand te overbruggen. Hij baalde van zijn gebrek aan kracht. Het maakte hem intens woedend. Niet verdrietig. Nee. Kwaad!
De vrouw draaide zich om en zakte met haar rug tegen de deur naar beneden. Haar dure, wollen jas raakte het linoleum.
Pieter zuchtte en duwde de rollator een paar centimeter vooruit. Hij dwong zijn benen hetzelfde te doen. Vooruit. Vooruit! Nu! Moeizaam kwam hij in beweging, de concentratie liet een druppeltje zweet langs zijn slaap naar beneden vloeien.
Hij schaamde zich, keek opzij en schaamde zich nog meer. Mevrouw De Jong was bezig hem in te halen. Een 68-jarige, dementerende vrouw liep sneller dan hij. Op dik gebreide wollen sokken nog wel! Eigenlijk mocht hij niet klagen. De afgelopen drie dagen had hij plat gelegen van het virus dat over de afdeling was geraasd. Buikkrampen, overgeven en alle ellende van dien. De enige die op de been was gebleven, was mevrouw De Jong. Een taaie tante, dat moest Pieter haar nageven. Het virus was waarschijnlijk de oorzaak van de quarantaine. Hij had laatst nog in het AD gelezen dat ook in het westen een ziekenhuisafdeling op slot was gegaan nadat de clostridiumbacterie had toegeslagen. Maar het kon voor hetzelfde geld Ebola zijn, daar stonden de kranten tegenwoordig ook vol van.
Mevrouw De Jong was hem inmiddels op gelijke hoogte genaderd. Ze stopte en keek verward om zich heen. 'Ik ben ze kwijt.'
Pieter zuchtte. Wat nu weer?
'Mijn breinaalden,' verduidelijkte ze. 'Ik ben ze kwijt. Ik had ze zojuist nog. Voor Liesjes truitje en een paar nieuwe sokken. Misschien wilt u ook wel een paar? En nu?' Ze maakte met haar armen een zwaaiende beweging. 'Poef. Weg. Heeft u ze misschien gezien, dokter?'
Vandaag dacht ze dat hij de dokter was. Gisteren had ze hem bijna in zijn gezicht gemept omdat ze hem aanzag voor haar overleden echtgenoot. En vorige week was ze aan het dwalen in de tuin. Annelieke Brongers, de verpleegkundige, had haar tussen het Ridderkruid en de Dotterbloemen vandaan gehaald. Althans, zo heetten de bloemen volgens Annelieke. Die leefde voor patiënten en voor planten, de gemeenschappelijke ruimte leek wel een kas, zo veel bloemen had de jonge verpleegkundige er inmiddels ingezet. Pieter schudde zijn hoofd. 'Waar heeft u ze voor het laatst gezien, mevrouw De Jong?'
Ze antwoordde niet, vestigde haar blik op de vrouw voor de deur. Een bevende vinger wees in haar richting. 'Zij! Zij zei dat ik moest ophouden met breien. Zij heeft ze vast gestolen.'
Pieter opende zijn mond om te zeggen dat de vrouw vast geen breinaaldendief was, maar een schreeuw overstemde de woorden.
Uit de kamer naast hem kwam een verpleegkundige rennen. Ze bleef staan en hield zichzelf overeind met haar hand tegen de muur. Ze werd gevolgd door een tweede persoon. Pieter herkende hem als dokter Tjerk Draaisma, de revalidatiearts en hoofd van de afdeling. Een groteske leugenaar, die man. Hij had Pieter immers verteld dat het wel goed zou komen. Dat hij alleen maar een beetje zijn best hoefde te doen.
Klootzak.
Draaisma zag er anders uit, zijn ogen stonden dof in zijn lijkbleke gezicht. 'Het is...' De arts schudde zijn hoofd. 'Het is...' Hij sloeg zijn handen voor zijn ogen.
De verpleegkundige was inmiddels opgehouden met overgeven. 'We moeten de politie inschakelen. We moeten...'
Pieter rechtte zijn rug. Er was iets op de kamer, iets aan de andere kant van de deur dat onnatuurlijk was. Iets dat niet paste in het revalidatiecentrum. Met een onmenselijke krachtsinspanning duwde hij de rollator en zijn lichaam voort over het linoleum, de deur door, de kamer in.
Het bloed zag hij als eerste. Dikke druppels die uiteen spatten op de groenige vloer en de grond glad hadden gemaakt. Pieter voelde zijn rollator glibberen toen hij zich naar het bed toe bewoog.
Meneer Ypkema lag levenloos boven de dekens, zijn gezicht verwrongen in een afgrijslijk doodsmasker. Uit meerdere kleine gaten in zijn lichaam sijpelde bloed.
'Ach, daar zijn ze.'
De stem van mevrouw De Jong kwam vanachter hem.
Ze had gelijk, haar breinaalden waren gevonden. De twee pennen staken uit het lichaam.