Column /
Olga van der Meer: Mijn eerste X
De eerste X dat ik een BOEK schreef
Al vanaf dat ik het concept van letters, woorden en zinnen begreep schreef ik verhaaltjes. Soms van een half kantje, soms van een paar pagina’s. Zo rond mijn tiende besloot ik een boek te schrijven. Ik stopte een pak schrijfpapier met gaatjes in een ringband, waarna ik vast begon met het nummeren van de blaadjes. Honderd blaadjes, dat moest genoeg zijn. Vol goede moed begon ik. Zonder plot, zonder voorbereiding en niet gehinderd door enige kennis. De zinnen cirkelden rond in mijn hoofd, het enige wat ik hoefde te doen was ze op te schrijven. Zo schreef ik vel na vel vol, opgejut door de gedachte dat ik een paar maanden later mijn eigen boek in mijn handen zou houden. In die tijd had uitgeverij Kluitman de serie ‘tieners schrijven voor tieners’. Daar paste ik perfect tussen, had ik besloten.
Na een bladzij of vijftien staakte ik mijn poging, want in mijn hoofd had zich een nieuw, nog leuker verhaal gevormd. Dat moest het boek worden! Fanatiek begon ik weer de nog lege blaadjes te nummeren, want ik moest tijdens het schrijven wel bij kunnen houden hoe ver ik was. Daardoor weet ik dat poging twee, drie, vier en vijf ongeveer net zo lang waren als poging één. Het eerste hoofdstuk begon ik steeds heel gedreven, maar halverwege het tweede wist ik niet meer hoe ik verder moest. Gelukkig stond er steeds een nieuw verhaal in mijn hoofd te dringen om naar buiten te komen.
En eindelijk, op mijn twaalfde, was het dan zover. Ik had een heel BOEK geschreven! MIJN EERSTE BOEK! Na wekenlang ijverig typen stuurde ik een manuscript dat wemelde van de fouten op naar een uitgever. Die fouten zaten me wel dwars, maar typen was niet mijn sterkste kant en typ-ex bestond nog niet. Uitgeverij Kluitman stuurde de stapel blaadjes met een vriendelijk briefje retour. Geen nood, uitgevers genoeg, meende ik optimistisch. De volgende op mijn lijstje was De Bezige Bij. Dat die geen tienerromans uitgaven was iets waar ik niet bij stilstond. Zo heb ik talloze uitgeverijen benaderd met een stapel papier die ik trots mijn eerste boek noemde, maar wat daar waarschijnlijk werd bestempeld als rotzooi. Ik liet me niet ontmoedigen door de vele afwijzingen.
Tegen de tijd dat ik alle uitgeverijen had benaderd, had ik mijn volgende boek klaar en begon ik gewoon weer van voor af aan. En nog een keer. En nog een keer. Wat zullen ze bij al die uitgeverijen gelachen hebben, denk ik nu.
Jaren later kwam ik tijdens een verhuizing dat eerste boek weer tegen. Natuurlijk heb ik het gelezen. Wat een drama! Het was een liefdesverhaal wat absoluut niet bij mijn leeftijd paste en daardoor dus erg ongeloofwaardig overkwam. Met zwaar overdreven taalgebruik –waar overigens wel over na was gedacht- en personages die halverwege het verhaal op onverklaarbare wijze in het niets verdwenen en nooit meer terug keerden. Ik heb de tranen over mijn wangen gelachen tijdens het lezen en bij de herinnering aan mijn verontwaardiging omdat niemand dit boek wilde publiceren terwijl het zo goed was.
Overigens schreef ik in die tijd nog steeds, van dat virus ben ik nooit meer af gekomen. Korte tijd later werd mijn eerste korte verhaal gepubliceerd, in de Flair. Toen ik dat tijdschrift in mijn handen had en voor het eerst mijn naam gedrukt zag staan onder mijn werk, wist ik dat er ooit een boek van mijn hand zou uitkomen.
Inmiddels zijn er veertig jaar verstreken sinds dat eerste, mislukte manuscript. Met 43 titels op mijn naam kan ik zeggen dat dit is uitgekomen. En ik ben nog lang niet klaar! In mijn hoofd bevinden zich nog genoeg ideeën die naar buiten willen. Dat allereerste manuscript, wat ik zelf toch hardnekkig mijn eerste boek blijf noemen, zal ik echter nooit vergeten. Hoe slecht het ook was, uiteindelijk vormde het wel de basis voor mijn schrijversloopbaan.