Interview /
Op het nachtkastje van... Thomas van Aalten
Al ruim vijftien jaar publiceert journalist, docent en schrijver Thomas van Aalten (1978) artikelen en romans. Zijn roman De schuldigen (2011), over de gevolgen van megalomaan consumptiegedrag en doorgedraaid casinokapitalisme, stond op de longlist van de AKO Literatuurprijs en de Libris Literatuurprijs. Met Leeuwenstrijd (2014) volgde een verhaal over generatieconflicten binnen de Italiaanse familie Dona en sinds half februari ligt zijn nieuwe boek Henry! in de boekhandel. In deze roman schrijft Van Aalten over de even romantische als grillige hoogtijdagen van de Nederlandse tijdschriftenindustrie, van eind jaren vijftig tot begin jaren tachtig van de twintigste eeuw, en over de belangrijke rol die Henry Imholz hierin speelde.
'Thomas van Aalten lijkt een nieuw specialisme te ontwikkelen als schrijver van romans over de recente geschiedenis met een sterke psychologische verhaallijn, waarbij de lezer ongemerkt profiteert van een diepgaand onderzoek', schrijft zijn redacteur Janneke Louman. 'Bij Leeuwenstrijd ging het om vaders en zonen in een veranderd Nederland, zijn nieuwe roman Henry! beschrijft de meest geruchtmakende decennia uit de tijdschriftenwereld. Alle talenten van Thomas van Aalten komen hier samen, en dat merk je vanaf de eerste pagina!'
Hebban is benieuwd naar de totstandkoming van Henry! en naar Van Aaltens boekensmaak! Wat leest hij zelf op dit moment? En welk boek moet iedereen gelezen hebben?
Op het nachtkastje van... Thomas van Aalten
Welk boek ligt momenteel op jouw nachtkastje?
‘Ik sla op dit moment de boeken van Patricia Highsmith erop na (de film The Talented mr. Ripley uit 1999 was gebaseerd op een roman van Highsmith). Heel gek, maar ik heb jarenlang geworsteld om een vrouwelijk personage geloofwaardig neer te zetten, maar ik geloof dat ik het nu benader. Terwijl Highsmith koelbloedig velerlei scènes met mannen schrijft alsof het haar geen enkele moeite kostte. Pas toen ik de eerste honderd pagina’s van Vreemden in de trein had gelezen, besefte ik: verhip, dat is waar ook, dit is allemaal door een vrouw geschreven. Geen moment heb ik gedacht: o, o, o. Dit is typisch weer het idee van een vrouw die denkt te weten hoe een man handelt.’
Welk boek maakte recentelijk veel indruk op je?
‘Het is waarschijnlijk niet wat jullie bedoelen op deze site, maar ik ben een groot liefhebber van de boeken van Taschen. Dus toen het recent uitverkoop was in de Taschen-winkel in de P.C. Hooftstraat, heb ik schaamteloos een slag in de rondte gekocht. Een box met 5 boeken over de ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling van Playboy (tot eind jaren 70), een enorm boek over werkelijk álles uit voormalig Oost-Duitsland en een fotografieboek van Helmut Newton.
Fotografie, beeldcultuur en andere elementen op het snijvlak van kunst en journalistiek zijn grote inspiratiebronnen voor mij als auteur. Maar om toch een recente roman te noemen: Brussel van Basje Bender vond ik een mooi debuut. Ze maakt de stad tot een personage met slechte en goede eigenschappen. Ik las het vlak voordat Brussel zo’n beetje op slot ging na de aanslagen in Parijs. Toen moest ik er nog vaak aan denken.’
Welk boek maakte de hoge verwachtingen niet waar?
‘Stad in Brand van Garth Risk Hallberg is in wezen een mislukte roman, een gênante vertoning. Onbegrijpelijk dat zoveel recensenten daarmee wegliepen. Serieus, als ik zo’n omvangrijk werk zou inleveren bij mijn redacteur, zou ze het bijna ongezien heenzenden. Het idee van de roman is mooi – een verhaal rondom een grote stroomuitval in het New York van de jaren '70 – en de auteur kan prima schrijven. Maar alsjeblieft, dit is exhibitionisme! De postmoderne trucjes met handgeschreven fragmenten, die kennen we nu wel. Alleen Auke Hulst had in NRC het lef om het te omschrijven als literaire vetzucht. Begrijp me niet verkeerd, ik ben dol op pretenties en grote monden en elke auteur mag zich ervan bedienen, maar ik heb een fijne neus voor gebakken lucht. En dit is niet eens gebakken lucht. Die is gewoon koude lucht van een grauwe bergtop in Tsjechië, vermengd met bruinkooldamp. En zelfs die adem ik nog liever in. Maar ook het werk van de veelgeprezen Jonathan Franzen vind ik tegenvallen hoor. Er zit een personage in de serie Little Britain, een schrijvende diva die al liggend aan haar redacteur dicteert: ‘En toeeeeennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnn…’ Zo wordt een boek wel dik ja. Henry! was eerst veel dikker. Er kon zoveel uit. Met name Amerikaanse redacteuren moeten niet bang zijn om die auteurs kort te houden! Nog beter voor het milieu ook.’
Geef je jouw studenten vaak boekentips? Welk boek raadde je onlangs aan?
‘De particuliere tirade die ik hierboven afsteek, zou ik nooit als docent doen. Áls iemand al iets leest, dan is dat mooi meegenomen. En zodra het uitstijgt boven de reclamefolders van de Mediamarkt, moedig ik het aan. Dus mijn persoonlijke smaak blijft op de achtergrond. Voor de minor Creatief Schrijven laat ik ouderejaars wel eens interviews lezen met Truman Capote, omdat hij goed in staat was te formuleren hoe hij te werk ging. Dat is heel leerzaam. Maar als een studente zo’n module volgt om beter te schrijven voor een modeblad, probeer ik het zo nuttig mogelijk voor haar te maken. Je kunt mensen wel eens inspireren met iets dat je mooi vindt, maar niets zo demotiverend als een schrijfdocent die meent dat hij een goede smaak heeft, en of je daar even naar wil luisteren.
Dat is ook zo erg op veel middelbare scholen. De minzame, zuinige houding van veel docenten: “Dít boek, dit moet op de lijst. Maar dát boek, dat mag niet op de lijst.” Alsof het verdorie nog 1973 is! Als je me niet kunt uitleggen waarom niet (en dat kunnen veel docenten niet, of ze hebben rare argumenten waardoor ik niet luister), dan doe je niet aan literatuuronderwijs, dan doe je aan hobbyisme. Kom in opstand, scholieren. Eis bijvoorbeeld dat je ook vertaalde romans mag lezen. Behandel ook tv-series als Breaking Bad als literair fenomeen. Je kunt tegenwoordig zoveel leren over verhaallijnen en karakterontwikkeling aan de hand van een tv-serie. Niet alleen tv kijken, maar juist én én. Lees in godsnaam alles wat los en vast zit, maar schud de veren van de behoudzucht af. Zeg dat Van Aalten het gezegd heeft. Ik sta achter jullie!’
Welk boek moet iedereen absoluut gelezen hebben?
‘Ik vind dat aan iedereen zelf, maar een toppunt van hoge literaire kunst is voor mij The Great Gatsby van F. Scott Fitzgerald. Na bijna honderd jaar is het boek nog steeds snappy en fris. Talloze malen verfilmd, en dat is niet voor niets: goede verhalen kun je namelijk navertellen. Het is niet voor niets dat de meeste filmmakers het fijn vinden om met zo’n verhaal te werken: omdat het verhaal robuust is, met prikkelende karakters.
Als ik begin met de eerste scène, weet ik vaak al wat er in de laatste scène zou moeten gebeuren. Soms schuif ik dan wel eens een scène naar voren of naar achter, maar waarom zou je als auteur achter je laptop gaan zitten zonder te weten waar het naartoe gaat? Dat is toch een heel vreemde manier van werken? Als architect ga je toch ook niet beginnen met de brievenbus, zonder dat je weet dat er een plat dak of puntdak is?’
Wel eens moeten huilen om een boek? Zo ja, welke?
‘Nee, nee! Ook niet om een film. Tranen zijn namelijk vrij makkelijk te veroorzaken; verdriet is universeel en heeft altijd met vergankelijkheid of eindigheid te maken. Sentiment is verraderlijk. Dan zit je in de hoek van een aflevering van Hello Goodbye of een weerzien van oude geliefden bij KRO Memories. Het moet gaan om kippenvel. Dat je denkt: mijn god, wát briljant! Een foto van Helmut Newton, een gebouw van Berlage, een scène uit een serie of film, een compositie van Bowie, een clip van Eefje de Visser, een verhaal van John Cheever, ja zelfs een maaltijd van een goed restaurant. Ontroeren mag, maar tomeloos laten sidderen is veel belangrijker. Voor literatuur is dat niet anders. Tranen drogen op, siddering blijft.’
Welk genre lees je absoluut niet?
‘Sportliteratuur is niet aan mij besteed, hoewel er absoluut goede sportjournalisten zijn. Er wordt soms zuur gedaan over Michel van Egmond met zijn boeken Gijp en Kieft, maar die vent doet wel zijn werk, hoor. Van Egmond is een fan van de ‘new journalism’-stroming, zoals Gay Talese. Zo slaat hij een brug tussen twee werelden, want de gemiddelde voetballiefhebber zou daar normaal niet aan worden blootgesteld.
Verder houd ik niet van draken, ridders en koninkrijken. En ik heb nog een rare eigenschap: als er geen auto’s en/of telefoons voorkomen in het verhaal (omdat ze bijvoorbeeld nog niet bestonden), dan raak ik al snel vermoeid. De aanwezigheid van paard-en-wagen en bodes, plaggenhutten en een teveel aan natuur is niet aan mij besteed. Het zijn wat dat betreft net reisbestemmingen: voor een mooi uitzicht of een natuurfenomeen kun je je wenden tot Google, maar een cultuur van New York of Havana krijg je niet op een beeldscherm gepropt. Daar moet je verhalen over lezen.’
Je nieuwe boek Henry! is onlangs verschenen. Hoe kwam dit boek tot stand?
‘Het boek kwam tot stand vanwege een simpele reden: omdat ik tijdschriften zo graag lees. Ik wilde iets met het fenomeen doen.’
Kun je kort uitleggen waar de roman over gaat?
‘Het is de rise and fall van de beste hoofdredacteur die Nederland nooit gehad heeft: Henry Imholz. We volgen zijn persoonlijke tocht naar succes gedurende enkele decennia van de vorige eeuw.’
Heb je veel research gedaan voor dit boek? Hoe ging je te werk?
‘Het is het beste antropologisch onderzoek dat je kunt doen als je iets wil weten over de tijd waarin we leven: lees de publiekstijdschriften. Bij antiquariaten kocht ik stapels oude edities, maar ook nu nog graai ik de schappen leeg. Ik denk wel eens dat Sanoma nog bestaat omdat ik zoveel tijdschriften koop. En mind you, geen griezelige blaadjes als Men’s Health hè, dat is pervers. Dat Arie Boomsma en Waldemar Torenstra met elkaar kwebbelen over hoeveel kilo ze “droog” wegen, en hoe hard ze trainen – wat ís dat toch, die obsessie met het eigen lijf? Flair of Grazia is voor mij veel fascinerender. Hoe is het gemaakt, wat is de tone of voice, hoe bedienen ze de doelgroep? Terwijl ik de documentaire over de redactie van Libelle of het portret van Anna Wintour zit te kijken, zit mijn vriendin schouderophalend ernaast het tigste seizoen van Weeds op Netflix te kijken.’
Waarom koos je voor een romanvorm? Had het ook een non-fictie boek kunnen worden?
‘Nee, want dat was voor mij niet echt een uitdaging geweest. Dan had ik een overzicht van tijdschriften die opkomen en wegebben moeten optekenen, en op zijn best een paar bekende figuren moeten portretteren. Juist ook het eigenzinnige element van hoofdredacteur Henry Imholz vond ik zo fijn om zelf in te mogen vullen.’
Is het voor jou als schrijver en journalist een voorwaarde om fictie en non-fictie met elkaar te verweven in je eigen boeken?
‘Een voorwaarde niet, maar het werkte toevallig goed voor de laatste twee boeken. En ik denk dat ik er nog niet klaar mee ben.’
Waar ben je momenteel zoal mee bezig nu Henry! is verschenen?
‘Behalve mijn 15mb of fame halen in interviews zoals deze, ben ik aan het lesgeven, schrijf ik nog wat artikelen, columns, volg ik ook nog een master, probeer ik met de beste wil een goede vader te zijn… en volgende week ga ik maar eens op vakantie.’
Heb je al nieuwe schrijfplannen?
‘Ever forward, maar ik wil me wel blijven ontwikkelen. Mijn volgende boek heeft een vrouwelijke hoofdpersoon, dat voel ik aan alles. Afgelopen zomer heb ik al een nieuwe roman afgerond, maar die voelde niet goed genoeg, al heb ik wel met de vorm en met het decor geëxperimenteerd: alles was in de derde persoon opgeschreven, en dan speelde een deel van het verhaal zich af in Suriname na de onafhankelijkheid, waar ik heel weinig over wist. Het is prima geschreven, maar niet goed genoeg. Die 50.000 woorden die ik al heb geschreven zie ik als onderdeel van een proces, dus weggooien is niet erg. Het moet toch minstens zo goed zijn, of beter zijn dan Henry!’
(c) Auteursfoto: Marc Deurloo
Eerdere nachtkastjes