Interview /
Özcan Akyol: Het was een zware bevalling
Özcan, je staat écht op het punt om vader te worden. Is het toeval dat je nieuwe roman op ongeveer hetzelfde moment verschijnt?
Het is een ongelukkige planning, voor zover je daarvan kan spreken. Met het boek was ik natuurlijk al lang bezig en het had eigenlijk in november moeten verschijnen. Ik was echter nog niet helemaal tevreden en heb daarom extra tijd genomen voor redactie. Toen bleek het opeens samen te vallen, het was vooral een wat ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Je nieuwe semi-autobiografische roman, Turis, gaat over je eigen vader. Je komt tot de conclusie dat je angstig veel op hem lijkt. Probeer je, nu je zelf op het punt staat vader te worden, er alles aan te doen om niet op hem te lijken?
Het is zeker niet zo dat ik me erin berust. Het is eerder zo dat ik me op een bijna obsessieve manier aan hem spiegel, bij alles vraag ik me af of het van hem af komt of dat het iets van mezelf is. Mijn vader heeft altijd een prominente rol in mijn leven gespeeld: tot tien jaar geleden was dat een fysieke rol, maar na die tijd een literaire rol. Ik ben me ervan bewust dat er sprake is van genetica, bijvoorbeeld karaktereigenschappen waar je nooit helemaal van af komt. Maar het is wel mijn ambitie om een leuk en mooi iemand te worden. Mijn vader was echter iemand die niet aardig was, dus ik zou nooit willen eindigen als hij. Juist omdat ik nu zelf vader word, kijk ik heel erg goed om me heen hoe andere mensen dat doen. Ik wil mezelf in de spiegel kunnen aankijken en zeggen: ‘Ik heb misschien verkeerde dingen gedaan, maar mijn intenties waren altijd goed.’
Dat observeren - kijken hoe andere mensen het vaderschap invullen, bijvoorbeeld - is vast niet alleen van de laatste tijd?
Tijdens het schrijven van deze roman ging ik flashbacks uit mijn jeugd terughalen. En ik realiseerde me dat ik altijd al sterk heb geobserveerd. Mijn broers en ik moesten vroeger altijd op onze hoede zijn, bij ons in huis liep die volslagen onberekenbare vader rond waardoor je nooit wist wat er kon gebeuren. Als ik bijvoorbeeld televisie keek, keek ik niet alleen televisie, maar vooral veel om me heen. Ik wilde niet verrast worden, immers kon alles wat ik deed uitdraaien op een nieuw conflict. Deze houding, van altijd op mijn hoede zijn, heeft in mijn latere leven in mijn voordeel gewerkt. Nu kijk ik als schrijver om me heen, ik probeer mensen te ontleden en te begrijpen en dat kan ik toepassen op mijn personages. Dus mijn ‘talent’ om te observeren, is eigenlijk noodgedwongen in mijn jeugd ontstaan.
Het interesseert me niet of ze geraakt zijn of niet, maar ik verwonder me over de dynamiek die rond de verschijning van het boek is ontstaan.
In Turis gaat de ik-figuur op reis naar Turkije om op onderzoek uit te gaan naar een geheim over zijn tirannieke vader: de waarheid zou zijn ouders voorgoed uit elkaar drijven. Zelf verbrak je tien jaar geleden het contact met je vader en de relatie met je moeder is moeizaam. Toch woon je nog altijd in dezelfde stad als je ouders, Deventer. Had je nooit de behoefte om de fysieke afstand te vergroten en totaal ergens anders te gaan wonen?
Dat heb ik geprobeerd, ik heb dertien maanden in Amsterdam gewoond. Maar ik kon niet goed tegen alle geluiden en drukte, ik vroeg me steeds af wie al die mensen toch waren die langs mijn huis liepen. Ik merkte dat ik iemand was die een vaste omgeving nodig heeft, ik ben niet echt een sociaal dier. Het liefste ben ik thuis in mijn eigen woonkamer, dan weet ik wat er buiten gebeurt, hoe de stad eruitziet, wie de mensen zijn. Hier in Deventer zijn er geen verrassingen.
Ook niet als je je vader onverhoopt tegen het lijf loopt?
Ik zie hem wel eens lopen, maar dat is bijna altijd op grote afstand. Ik duik dan meestal weg, ik heb geen zin in die confrontatie. En als hij me zou zien, zou hij me niet eens herkennen omdat mijn uiterlijk in die tien jaar sterk veranderd is. Sterker nog, hij weet niet eens dat ik in Deventer woon. Ik had bijvoorbeeld laatst een vriend gevraagd om te achterhalen of mijn ouders al iets van het boek hadden meegekregen. Hij ging langs bij mijn ouders en mijn moeder was kleertjes aan het breien voor de baby. Mijn vriend vroeg aan haar: ‘Wat ben je toch aan het maken?’ Ze antwoordde dat ze een trui voor zichzelf aan het breien was. Het was overduidelijk dat ze babykleertjes maakte, maar mijn vader reageerde niet eens. Hij is zo met zichzelf bezig, dat hij geen oog heeft voor wat anderen doen. Hij toont totaal geen interesse, niet eens als zijn eigen zoon vader wordt.
Je hebt dus duidelijk gebroken met je vader. Waarom wil je dan toch weten of hij en je moeder iets van het nieuwe boek hebben meegekregen?
Het interesseert me niet of ze geraakt zijn of niet, maar ik verwonder me over de dynamiek die rond de verschijning van het boek is ontstaan. De Turkse gemeenschap is een erg gesloten gemeenschap, met een enorme roddelcultuur. En ik was nieuwsgierig of die roddel het huis van mijn ouders al bereikt had.
Maar je hebt nog wel contact met je moeder, waarom heb je het niet gewoon aan haar gevraagd?
Mijn moeder zou ik het niet kunnen vragen, omdat ze het allemaal niet snapt. Ik zou haar nooit kunnen uitleggen wat een roman is en dat je een roman kan baseren op het echte leven. Dat gaat haar pet te boven.
In Turis is het ook een en al roddel en achterklap. Confronterende roddels worden echter gewoon genegeerd. Denk je niet dat deze ‘roddel’, over je nieuwe boek, ook gewoon genegeerd wordt in het ouderlijk huis?
Nee, mijn ouders zouden iedere mogelijkheid aangrijpen om te zeggen dat ik als kind het verkeerd doe. Ik vind het daarentegen heel vreemd dat zij nooit het idee hebben gehad dat zij iets verkeerd hebben gedaan, ze zullen nooit de schuld bij zichzelf zoeken. Waar ik me bij het schrijven van Eus nog bezwaard voelde - al had ik ze misschien nog wel gespaard - wilde ik nu vooral een verhaal vertellen. Het verhaal dat je een getroebleerde relatie met je ouders kan hebben, soms zo erg dat je in een bepaald stadium afstand van je ouders wil nemen. Maar daadwerkelijk breken met je ouders is echt een maatschappelijk taboe. Ik ben blij dat ik dit heb kunnen aankaarten, want uit de reacties die ik krijg blijkt dat het bij veel mensen speelt, in alle lagen van de samenleving.
Als schrijver wil ik een evolutie doormaken. Eus is een schelmenroman, een spannend jongensboek, grof en ongepolijst, dat voor veel ophef zorgde bij oudere lezers. Dit boek wilde ik juist veel bedachtzamer maken, met meer psychologie en zelfreflectie, in een totaal andere stijl.
Denk je dat je vader echt nooit door heeft gehad dat hij een klootzak is, of zou hij het wel weten en zelfs daar lak aan hebben?
Steeds weer word ik ermee geconfronteerd dat hij zich van geen kwaad bewust is. Hij zegt dat hij niets verkeerd heeft gedaan en dat hij best contact met me wil hebben, maar dat ík niet met hem wil praten. Hij is totaal niet zelfkritisch, als je het hem vraagt is hij de barmhartige Samaritaan.
Literair gezien was dat heel frustrerend, omdat hij totaal niet gelaagd is als personage. Door het schrijven over mijn ouders, wilde ik hun relatie beter begrijpen. Ik wilde het niet alleen voor de lezer begrijpelijk maken, maar vooral ook voor mezelf. Door een personage van hem te maken, wilde ik achterhalen of het wangedrag van mijn vader ergens vandaan kwam. Het was mijn intentie om een vaderboek te maken, maar omdat hij als personage niet interessant genoeg is, is het een heel ander genre geworden.
Het is ook een heel ander genre dan Eus. Wil je bewust verschillende genres proberen?
Als schrijver wil ik een evolutie doormaken. Eus is een schelmenroman, een spannend jongensboek, grof en ongepolijst, dat voor veel ophef zorgde bij oudere lezers. Dit boek wilde ik juist veel bedachtzamer maken, met meer psychologie en zelfreflectie, in een totaal andere stijl. Ik vond het vooral belangrijk om het stilistisch heel anders te maken, maar mijn romans zijn wel allebei semi-autobiografisch. Daarom wil ik voor mijn volgende boek iets totaal anders doen, om stilstand in mijn ontwikkeling als schrijver te voorkomen. Ik wil hierna een verhalenbundel schrijven, ik heb al een gemêleerd gezelschap aan verhalen in mijn hoofd. Ik wil lezers eens iets anders voorschotelen dan wat ze van me gewend zijn, maar vooral wil ik mezelf scherp houden.
Dus lezers kunnen straks iets totaal anders verwachten? Een klucht?
Nou, een klucht of absurdistische verhalen zal ik niet gauw schrijven. Maar ik voel wel de noodzaak om wat lichtere verhalen te schrijven. Ik heb nu twee romans met zware thema’s, als ik dat nu weer zou kiezen voelt de balans niet goed. Vooral de laatste roman was een ‘zware bevalling’, om in terminologie te blijven, dus het idee van een verhalenbundel bevalt me wel.
Lees je zelf op het moment nog veel literatuur, of liggen er vooral babyboeken op het nachtkastje?
Ik moet altijd literatuur lezen, het is voor mij een soort brandstof. Als ik niet lees, voelt het alsof ik leegloop. Ik heb me voorgenomen om nu weer veel literatuur uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw te gaan lezen. Ik vind dat er in die periode het mooiste Nederlands werd geschreven.
Heb je nog een literaire aanrader, welk boek zouden lezers volgens jou echt moeten lezen?
Tsjik, van Wolfgang Herrndorf, kan ik echt tippen.
(c) Auteursfoto Robin de Puy