Dossier /
Reisverslag Julie O'Yang
Julie O'Yang, archeologe en japanologe, is een insider. Ze groeide op in China en werd geselecteerd voor een bijzondere universiteit in Beijing, waar diplomaten en geheimagenten worden opgeleid. Ze sloeg het aanbod af en vertrok naar Londen en daarna naar Leiden. Julie O'Yang houdt van haar moederland en van het Westen. Met haar fascinatie voor geschiedenis was zij de aangewezen presentatrice voor de VPRO die in augustus een vijftal tv uitzendingen over China wil uitzenden. Genuanceerde programma´s, niet uitsluitend vanuit westerse ogen bekeken. De thema’s van de uitzendingen raken aan het Chinese leven, van geboorte tot dood. Over de 1-kind politiek, het liever willen krijgen van een zoon dan een dochter en verwende ‘kleine keizers’. Over schoonheid, borstvergrotingen, de Supergirl verkiezing en het verbod om op televisie vrouwelijk schoon te exploiteren. En dat alles aan de hand van fragmenten uit Chinese soaps, reality tv, documentaires en game-shows.
Voor de VPRO reisde Julie O'Yang naar China. Voor Crimezone.nl schreef zij een spannend dagboek dat zich laat lezen als een thriller.
Door Julie O'Yang
Vooraf, Pieter en ik sluiten een projectmatig huwelijk
Sommige schrijvers maken dingen mee die gelijk gepubliceerd kunnen worden zonder dramatische kunstgreep. Realiteit overstijgt de fantasie. Ik heb er echter altijd een hard hoofd in gehad. Tot mijn reis onlangs naar China, mijn geboorteland…
De reis kwam vrij plotseling. Filmregisseur Pieter Fleury (bekend van o.a. Ramses Shaffy) werd gevraagd een tv-reeks voor de VPRO te maken, die tijdens de Olympische Spelen uitgezonden zou worden. Een format zoals Zomergasten. En het programma heette aanvankelijk ook Chinagasten, maar nu China TV.
‘Hallo, Julie!’ zei Pieter door de telefoon. ‘Ik vertrek morgen naar China. Wil je nog even spreken, voor ik wegga.’
‘Waar zien we elkaar?’ Pieter en ik hebben een uitzonderlijk directe manier van communiceren, beiden zijn we ongevoelig voor formaliteit.
‘Restaurant Sereh, aan de Scheveningse haven. I’ll buy your lunch.’
Er ging een lichtje bij me branden. In China gaat men uitgebreid met elkaar lunchen of dineren, mits ze iets met elkaar te bepreken hebben. Een miljoenencontract of zoiets. Maar ik vroeg niet door.
In de milde junizon sloeg ik een paar glaasjes witte wijn achterover, terwijl ik het concept las van het tv-programma, dat Pieter in mijn hand duwde.
‘China door de ogen van de Chinese tv-makers. Interessant,’ zei ik, nog steeds niets vermoedend.
‘Interessant?! Wat wij gaan doen is avant-garde, Julie!’ Pieters stem galmde door de stille haven.
‘Wij?’
‘Ja, wij! Wat dacht je ervan het programma te presenteren!’
Ik slikte de halve slok witte wijn in mijn mond door en begon te hoesten. Twee dagen later belde ik Pieter op om hem het jawoord te geven. Nog geen maand later stonden we met een tv-ploeg van vier man op de Capital Airport of Beijing. En daar is mijn aan fantasie grenzende avontuur begonnen.
Dag 1, De lange vinger van de draak
6:00 uur, Beijing, Jade Garden Hotel. Buiten begon het net te schemeren. Ik kampte met jetlag en lag al uren in bed te woelen zonder te willen opstaan. Plotseling hoorde ik iets. Iemand stak de sleutelkaart in het slot. Piep!, de deur ging open - op een kier. Godzijdank had ik de deur vanbinnen beveiligd met het veiligheidskettinkje, vlak voor ik ging slapen.
‘Wie is daar?’ Ik schoot overeind en riep. Een moordenaar of een verkrachter? En welke heb ik liever? Jade Garden Hotel, het etablissement met vier sterren; dubieuze kamerservice wordt hier niet zomaar toegestaan. Toch voegde ik eraan toe: ‘Er logeert hier geen meneer.’
Muisstil, ik kon iemand horen ademen bij de deuropening. Na een paar tellen dacht ik eraan het licht aan te doen en mijn leven erop te wagen. Ik gooide een lang t-shirt over mijn lijf en graaide mijn mobiel van het nachtkastje, dat was het enige dat ik als verdedigingswapen kon bedenken op dat moment.
Ik sloop naar de deur. Ik hoorde geen ademhaling meer. Ik keek door de kier, hoorde alleen de opengaande lift. Stilte. Ik deed de deur achter me dicht. Pas nu zag ik het briefje op het grijze tapijt. ‘Call me immediately, Juul,’ las ik op het briefje. Mijn hart begon hard te bonzen, ik was overweldigd door de verrassing, en door angst, geluk en gevoelens die geen naam meer kennen. Hij had hier voor de deur gestaan! Hij heeft de lichtjaren tussen ons ingehaald en na zoveel jaren stonden we opnieuw op een armlengteafstand van elkaar! Gaan we elkaar vinden deze keer?
Plotseling werd ik erg boos. Waarom moest hij me de stuipen op het lijf jagen? Angst, dat was de reden waarom ik ooit dit land heb verlaten. Ik heb mijn geboorteland verlaten op zoek naar geborgenheid, naar vrijheid, naar een nieuw leven als een waardig mens…
Buiten begon de zon door de stapelwolken te breken. Een poos lang was ik zo gevuld met woede en haat en machteloosheid en paranoia, dat ik bang werd van mezelf. Niemand zou begrijpen wat door me heen ging op dat moment, behalve wanneer hij geleefd heeft onder een systeem dat China heet. Ik noem het systeem niet dictatuur, want ik heb een intuïtieve afkeer van dictatuur. China is voor mij “haat en liefde”. Hij, de man die me zomaar weer gevonden heeft en die me daardoor het gevoel gaf dat hij alles met me kon doen, hij is “haat en liefde”. Tijd helpt niet mijn wond te helen. Niets helpt.
Ik draaide het nummer op het briefje.
‘Hello,’ een satijnzachte stem, die ik meteen herkende.
‘Wat ben je nu?’ vroeg ik.
‘De lange vinger van de draak,’ antwoordde hij.
‘Je codenaam?’
‘Ik bedoel letterlijk.’
‘Aha.’ “De lange vinger van de draak” is het Chinese eufemisme voor censuur. Niet iedereen wordt de zware taak toevertrouwd de ‘geestelijke gezondheid’ van het volk te beschermen. ‘Je bent hoog in de boom geklommen. Jij bent mijn vijand,’ zei ik.
‘En jij bent nog steeds het type van snelle conclusies, Juul.’ Hij stopte even. ‘Ik heb gehoord dat je een “crime writer” ben geworden. Wat dacht je ervan om van je vier dagen in Beijing een pikante “crime novel” te maken?’ Hij lachte zacht, hij was charmant, pienter en speels, zoals ik hem kende.
‘Hoe dan?’ Ik ging mee in zijn spel.
‘Je gaat in Beijing vier gasten interviewen,’ antwoordde hij. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt, dacht ik. ‘Je gaat met ze praten over onderwerpen die je aan het hart gaan, je bent nog altijd bezig met het afrekenen met het verleden. Alsof dat ergens goed voor is. Maar over vier dagen, als je klaar bent, gaat er een moord plaatsvinden.’
‘Waar?’
‘In de Verboden Stad.’
Natuurlijk, de plek waar hij me voor het eerst kuste. ‘Wie is de moordenaar?’ vroeg ik.
‘Jij, Juul. Vanaf vandaag, elke avond als je terugkomt van de filmstudio, staat een pioenroos op je kamer. Aan de bloem hangt een letter. Je zult vier pioenrozen krijgen, en vier letters die samen een woord zullen vormen. Dat is de clue naar de exacte plek van de moord.’ Vier, het getal van de dood, dacht ik.
En hij hing op.
***
13:00. De filmstudio bevond zich op een legerbasis. De taxi stopte een paar honderd meter voorbij de poort met gewapende soldaten, en ik werd in een busje gesleurd met geblindeerde ramen. Hoeveel buitenlandse tv-ploegen worden per jaar binnengesmokkeld naar de filmstudio van de People’s Liberation Army, vroeg ik me af. Liggen hier staatsgeheimen voor het oprapen?
Mijn eerste gast heette Y., momenteel een van de bekendste presentatoren van de Chinese staatstelevisie. We spraken over “het geweten van de journalistiek”.
Journalistiek is de spreekbuis van de staat en de Partij, journalistiek is een onderdeel van de propagandamachine, aldus de officiële lezing sinds 1949, het jaar waarin Mao de oprichting van de Volksrepubliek aankondigde op de Poort van de Hemelse Vrede. Y. vertelde me echter dat deze stelling sinds kort is veranderd naar ‘journalistiek is in eerst instantie de spreekbuis van de Chinese staat en de Communistische Partij, en daarnaast vervult het de functie de stem van het volk te zijn.’
Mijn gast Y. was geroemd om zijn moed om de grens op te zoeken. Ik was benieuwd naar het kat-en-muis-spel tussen een Chinese journalist en zijn good old kameraad Censuur. Hoe kan Y. zijn plicht als vakman niet verwaarlozen en tegelijkertijd op de plek blijven zitten waar hij zit? Moet ik hem beschouwen als machthebber of een professional met geweten? Kortom, kan een mens die in zo’n systeem leeft, leven zonder zijn hart te verliezen?
Zijn antwoord: ‘Weet je, Julie. Ik ben een patriot. Dankzij onze regering en Partij mogen wij Chinezen eindelijk trots zijn op China.’
‘Ik ben geen patriot. Maakt dat mij tot een slechte mens?’
‘Alle Chinezen houden van hun land. Wij zullen ons moederland nooit zwart maken.’
Ineens realiseerde ik me wat censuur betekent. ‘De lange vinger van de draak’, deze draak is misschien niet altijd het almachtige wezen dat over alles heerst, maar een verzameling kleine draakjes die controle over elkaar houden. Zelfcensuur. De draakjes zijn slachtoffers van het systeem én de trouwste waakhonden van het systeem. Dit feit beangstigt mij, maakt me wanhopig en verdrietig.
China is China, China zal China blijven. Alleen de consumptie is toegenomen. La fatigue du Chine.
***
Terug op de hotelkamer vond ik de eerste pioenroos. Ze was vuurrood, met een letter op het papiertje aan de steel: L.
Dag 2, Richard Nixon, Tibet en de Chinese ziel
De tweede dag op de legerbasis. Alles begon vanzelfsprekend te worden.
Mijn gast vandaag is professor Z., verbonden aan Faculteit Arts & Media van een zekere universiteit in Beijing. Een aantrekkelijke man, in zijn ogen straalt iets, waar ik vertrouwen kon uit putten als medemens.
We keken naar een door hem uitgekozen fragment. Zwart-witte archievenbeelden van Richard Nixons bezoek aan China in 1972, middenin de Culturele Revolutie. Voorzitter Mao ontving de Amerikaan, en op het zicht zeggen dat Mao er slecht uitzag is een understatement. Hij zag er uit zoals een seniele oude man eruit ziet. Vier jaar later zou Mao sterven, en tijdens het bezoek van Nixon was Mao ernstig ziek, weten we nu ook.
‘Zo, de visagist van Mao heeft het na deze film zeker zwaar te verduren gehad?’ grapte ik. In mijn kindertijd heb ik altijd onthouden dat ‘stralend’, ‘gezond’, ‘scherpzinnig’ de vaste bijvoeglijke naamwoorden van de ‘Geliefde Voorzitter’ waren. Een zieke, stervende voorzitter was staatsgeheim. Dergelijke ‘geruchten’ rondstrooien kon je lot tekenen. Professor Z. begreep niet meteen wat ik bedoelde. ‘Waarom heb je dit fragment uitgekozen?’ vroeg ik verder.
‘Net als Prometheus die een vuurzaadje naar de mensenwereld bracht,’ antwoordde professor Z. ‘heeft Richard Nixon het eerste zaadje van democratie naar China gebracht. De Amerikaan heeft China de eerste stap doen zetten buiten de grens!’
Ik weet niet waarom, mijn ogen voelden ineens warm en vochtig.
Ik herstelde mezelf en deed opnieuw het masker op van een kritische interviewer. ‘Tibet,’ zei ik. ‘Zesendertig jaar na Nixon. Het is niet bepaald hoopgevend, de ontwikkeling van democratie in dit land…’ Tibet is taboe. Buitenlandse media in China mogen er niet over praten. Tot de ‘gevoelige onderwerpen’ behoren ook milieu, één-partijpolitiek, vrijheid van meningsuiting en religie. Ik wilde mijn gasten niet in moeilijkheden brengen, we lieten dit onderwerp voor wat het was. Schijnbaar. Want het is niet mijn karakter om netelige kwesties uit de weg te gaan.
We keken vervolgens naar een fragment van het drillen van de toekomstige Olympische sporthelden.
De kinderen werden geestelijk vernederd, fysiek mishandeld, waarbij hen een rooskleurige toekomst wordt voorgespiegeld. De ouders van de kinderen zaten erbij, de ene keek toe, de ander hing aan zijn mobiel, maar niemand die protesteerde. Welgestelde ouders, brave ouders, die hun kroost naar de elite sportschool hebben gebracht, waarschijnlijk in een Mercedes.
‘Het doel heiligt alles. Om het hoogste ideaal te halen moet je bereid zijn de hoogste prijs te betalen…’ becommentarieerde ik.
‘Dat is de filosofie van opvoeding die de eeuwenoude Chinese traditie ons na heeft gelaten,’ antwoordde Z., ironisch.
‘En volgens de Chinese traditie is de regering net zoals je ouders,’ vervolgde ik. ‘Betekent dat dat de Chinese staat alles met zijn burgers mag doen, als er maar een doel is, een ideologie?’
‘De geestesvader van China, Confucius, vond hiërarchie uit en plaatste gehoorzaamheid als een van de hoogste deugden. Zelfopoffering,’ - professor Z. keek me strak aan - ‘dat is de Chinese ziel.’
Inderdaad, zelfopoffering. Hierover heb ik een boek van ruim drie honderd pagina’s geschreven.
***
‘s Avonds vond ik de tweede pioenroos op het nachtkastje van mijn hotelkamer. Het kostte me enige tijd om de letter die verborgen zat tussen de slaphangende bladeren te vinden.
De tweede letter was: O.
Dag 3, De ontdekking van de “vuile was’
Al drie weken lang keek ik ernaar uit om H. te ontmoeten, mijn derde gast. Dat zij de enige vrouw was die ik zou interviewen was geen reden voor mij tot nieuwsgierigheid. In tegendeel. Ik heb altijd een argwaan gekoesterd ten opzichte van vrouwelijk intellect. Als ik als man geboren was, had ik een hoog risico gelopen misogyn te zijn: een vrouwenhater.
H. trok me aan vanwege haar baanbrekende documentaires. En bovendien was haar levensloop op zijn minst legendarisch te noemen.
Geboren in een van de armste gebieden in Zuid-China, leerde zij op haar twintigste het vak om kapper te worden. Ze vertrok vervolgens naar de stad, op zoek naar een droom.
H. opende haar eerste kapsalon in stad K., pas toen realiseerde zij zich in welke werkelijkheid ze terecht was gekomen. Sinds mensenheugenis hebben de kapsalons in China een tweede, maar niet minder belangrijke functie: een bordeel. H. weigerde echter vlees te verkopen en bleef halsstarrig erin geloven dat ze het kon redden met alleen knippen. Het duurde niet lang voor het kapsalon failliet ging. H. raakte ondertussen zwanger van de man, op wie ze hopeloos verliefd was. Negen maanden later beviel zij van een dochter. H. was nu niet alleen een kapster met twijfelachtige reputatie, zij was een ongetrouwde moeder op wie iedere gerespecteerde Chinees zou spugen.
De man bedroog haar, ontvoerde haar dochter. Sindsdien heeft H. haar dochter amper gezien. Op het moment dat ik haar interviewde was zij zelfs elk spoor van haar dochter kwijt.
‘Zij zijn verhuisd,’ vertelde H. ‘Ik weet niet waarheen. Haar vader en zijn familie zorgen ervoor dat elk contact tussen mij en mijn dochter verbroken wordt.’
H. ging op een zwerftocht, op zoek naar haar dochter. Bij toeval kwam zij de documentairemaker, Lee, uit Beijing tegen. Lee gaf haar een camera, H. bleek camera beter te kunnen hanteren dan tondeuse.
Eén van de thema’s van haar hartverscheurende docudrama’s, is geweld binnen de familie. Bloedig, gewelddadig, realistisch, bovenal pijnlijk. Maatschappelijke problematiek in de huidige Chinese samenleving wordt genadeloos naar voren gebracht, in confronterende beelden. Het is H. gelukt om met de camera in de donkerste hoeken van het leven te duiken. Ze raakte de zere plekken aan, zonder pardon. Je verbaasde je dat er zoveel wonden zijn. Na het zien van haar documentaires vraagt je je af hoe een mens zoveel pijn kan verdragen, maar vooral hoe een mens zoveel schijn kan verdragen. Want van buiten gezien is China harmonieus, en met de dag steeds meer één van de beschaafde, welvarende werelddelen aan het worden…
‘Je hangt de vuile was buiten, dat druist in tegen de traditionele houding. In China bewaakt men de vuile was van de familie met zijn leven, niet?’
‘Een vulkaan die al vijfduizend jaar onder druk staat, moet uitbarsten,’antwoordde H. kalm. ‘We hebben geen keus. Ook Chinezen zijn mensen.’
***
Na het gesprek met H. begon ik mijn moordzaak met pioenen en letters aardig infantiel te vinden. Ik wilde het hele gedoe afblazen. Alsof hij een tele-hersenhacker was, belde hij. Hij was een meester in verleiden, geen wonder dat ik stapel op hem was destijds. Hij overtuigde met de moordzaak voort te zetten. Dus vond ik de derde letter tussen het gebladerte van de pioenroos. Het kamermeisje had de bloem in de half met water gevulde wastafel op de badkamer gezet. Ik vond de letter V.
Voorspelde hij niet dat ik de moordenaar zou zijn? Ik begon vermoedens te krijgen...
Dag 4, Aardappel en pornografie
M., mijn laatste gast. Een Nederlandse ondernemer woonachtig in Shanghai. M. is de oprichter van Tudou, de Chinese Youtube, alleen vijf keer zo groot.
Tudou betekent aardappel in het Chinees.
In principe heb ik niets met mannen zoals M. Optimistische zakenlui, of je ze in China tegenkomt of op de Zuidpool, het maakt geen haar verschil. Ze zijn alleen maar geïnteresseerd in één ding: cijfers.
Na het gesprek met M. wist ik niet wat ik van hem moest vinden, en ik weet het nog steeds niet. Maar dat is zo negatief nog niet: mijn deur is niet dicht.
M. en ik spraken over…cijfers, die spoorloos uit mijn geheugen verdwijnen zonder dat ik er iets voor hoef te doen. Hoe meer nullen, hoe minder ik ze kan vatten en hoe sneller ik ze vergeet. We hebben vast over velerlei aspecten van China en Chinese cultuur gesproken, maar het enige dat ik me nog kan herinneren, is het volgende gespreksfragment:
‘Buitenlander en Chinese media, gaat dat samen?’ vroeg ik.
‘Nee,’ antwoordde M.
‘Hoe doe jij het dan?’
‘Door zelfcensuur op te leggen.’
‘Wat kan niet door de beugel?’
‘Politiek en pornografie.’
‘Waarom pornografie?’ vroeg ik, quasi naïef. ‘China is het meest kapitalistisch land ter wereld. Met porno kan je hier volgens mij de rijkste man van de wereld worden…’
Ik weet bij god niet meer wat M. hierop geantwoord heeft. Mijn gedachte bleef haken bij ‘zelfcensuur’. De lange vinger van de draak. Nee, van de kleine draakjes…
Yahoo, google en andere mediaondernemers zijn allen schuldig aan de ‘Great Chinese Firewall’. Op deze kortdurende China-reis heb ik gemerkt hoe moeilijk het is om te surfen naar buitenlandse sites. De krachtige filters van de geavanceerde technologie uit het Westen in samenwerking met de zogeheten internetpolitie. Die laatste haalt af wat hem niet zint, maar vooral wat hij niet kan lezen.
Kip en ei, de relatie tussen China en het Westen.
***
Ik wilde de moordzaak oplossen, maar het begon nu tot me door te dringen dat het een smoesje was. Ik wilde hem zien. Ik wist allang wat na de derde letter zou komen, en die vond ik aan de steel van de vurige pioenroos die zacht geurde op het strak opgemaakt hotelbed. E.
Ik legde alle vier letters op een rij:
L.O.V.E. , de plek van de moord die ik eigenhandig zou plegen of al heb gepleegd. Al vanaf het begin wist ik dat het om een symbolische moord ging.
Happy end?
Zijn silhouet had iets eeuwigs in de ondergaande zon. Hier hebben we hand in hand gelopen, ruim twintig jaar geleden, in deze doorgangen, geflankeerd door de imposante, purperen muren van de Verboden Stad.
We hadden elkaar leren kennen op het speciale zomerkamp, voor elite kinderen, voor wie de toekomst reeds bepaald was. Beide waren we geselecteerd voor een bijzondere universiteit in Beijing, waar we opgeleid zouden worden als diplomaten c.q. spionnen. Wat daarna volgde is geschiedenis. Ik sloeg het aanbod af en hij zou de koers volgen die door anderen uitgestippeld was. Dat verklaarde het tempo waarmee hij me vond, nadat we twintig jaar lang niets van elkaar hadden gehoord. Hij was me niet vergeten, ik hem evenmin.
We waren hevig verliefd op elkaar in die zomer van ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Hij nam me vaak mee naar de Verboden Stad. Hij kende de geheime doorgangen, die vroeger door de keizers gebruikt werden om hun concubines te bezoeken en die sinds de laatste renovatie dichtgemetseld waren.
Hij pakte mijn hand vast. Ik volgde hem. Een poosje lang veegde hij met zijn hand onderaan de paars-rode muur. Tot mijn verbazing zag ik de letters er langzaam uit springen:
L.O.V.E.
Hij had ze in de steen gekerfd, toen, tijdens het zomerkamp. Deze letters hebben de verschillende renovaties overleefd.
‘De moord?’ vroeg ik, lachend.
‘Is al gepleegd.’
‘Waar is het lijk? Wie heb ik dan vermoord?’
‘Jezelf. Ik ben je erg dankbaar, Juul.’
Ik keek hem vragend aan.
‘Sinds ons afscheid meer dan twintig jaar geleden, ging er geen dag voorbij zonder dat ik aan je dacht, al ben ik getrouwd en vader geworden van een dochter.’ Hij keek van me weg. ‘Pas nu durf ik in te zien dat de vrouw, van wie ik mijn hele leven heb gehouden, dood is.’
‘We waren toen nog kinderen…’ Gaat hij nu zeggen dat ik een landverraadster ben?
‘Je denkt dat je je de luxe kunt permitteren om te roepen dat Tibet en Taiwan onafhankelijk moeten zijn, omdat je een buitenlands paspoort hebt.’
‘Ik roep dat omdat ik dat echt denk, en ik denk als een individu. Maar je hebt gelijk, ik zou de moed misschien niet hebben gehad omdat te doen, zonder de luxe van een buitenlands paspoort.’
‘Individu bestaat niet. Mensen zien een Chinese vrouw. Je wilt een kosmopolitische geest zijn, Juul, maar het is de vraag of je dat ooit lukt. Het Westen, waar jij vandaan komt, staat dat niet toe. Het zijn ook maar een stel beperkte boerenpummels die niet verder willen kijken dan hun neus lang is.’
Ik wilde zeggen dat ik niet anders kon dan het met hem eens te zijn.
Hij keek me nu in de ogen. ‘Ik heb je vandaag willen ontmoeten, om afscheid van je te nemen. Je hebt een goede daad verricht met je zelfdoding, Juul. Zo kunnen we het verleden vergeten en opnieuw beginnen. China moet haar verleden vergeten, om te bouwen aan een volwassen leven.’
Hij kuste me. In zijn ogen glinsterde iets. Tranen? Hoop?