Column /
René Appel over research: Je kunt op vier manieren informatie verzamelen
Een stagiair van de Kinderbescherming
‘En gebeuren er ook wel eens leuke of gekke dingen?’ vraag ik.
‘O ja, heel vaak. Ik zou er wel een boek over kunnen schrijven.’
‘Kunt u dan eens wat vertellen?’ Ik ben vaak op zoek naar een aardige anekdote. Een lach is nooit weg en bovendien doorbreekt het mooi de spanning, die je – als het goed is – later weer op kunt laten lopen.
‘Tsja… even denken, hoor… wat was er laatst ook alweer? Marieke, weet jij het nog?’
Dit gesprekje vond plaats toen ik bezig was materiaal te verzamelen voor een thriller met als hoofdpersoon een vrouw die eigenares was van een stomerij annex wasserette. En nu wilde het toeval juist (het toeval wil vaak verdomd veel) dat er zo’n zaak was enkele honderden meters bij mijn woonhuis vandaan, in de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, ‘de Bol’ voor de buurtgenoten. Ik deed dat voor mijn boek ‘Vlekkeloos’. Tot mijn grote genoegen zag ik jaren nadat het boek was verschenen ergens in Amsterdam-Oost een wasserette met de naam ‘Vlekkeloos’.
Mensen blijken vaak bereid iets te vertellen over hun werk of hun leefomgeving als je hen raadpleegt voor een boek. Die medewerking heb je ook hard nodig. In principe kan je volgens mij op vier manieren informatie verzamelen. Ten eerste door te lezen over een bepaalde (werk-)situatie. Dat kan gaan via boeken, folders, tijdschriften enz. Zo heb ik voor mijn boek ‘De echtbreker’ met als hoofdpersoon een dominee allerlei kerkblaadjes zitten doorvlooien (saaie lectuur!). En het dagblad ‘Trouw’ natuurlijk, hoewel de pagina ‘Geestelijk leven’ vaak over boeddhisme en andere niet-christelijke geloven ging – tot aan het ietsisme toe.
De tweede manier om informatie te verzamelen gaat via de computer. Internet is uiteraard een fantastische bron voor allerlei soorten weetjes.
De derde manier is door met mensen te praten die de situatie goed kennen, zoals met de eigenares van de stomerij/wasserette hierboven, die ik ook allerlei vragen stelde over de normale gang van zaken in het bedrijf en over verschillende procedures, bijvoorbeeld: wat deden ze als er kleding was zoekgeraakt of gescheurd tijdens de behandeling? Eén keer overkwam het me dat iemand weigerde om mee te werken. Dat was in een bruin- en witgoedzaak, waar ik een van mijn personages winkelbediende wilde laten zijn (in het geschenkboekje voor de Maand van het Spannende Boek ‘Als broer en zus’). Ik werd daar naar een man verwezen die er al meer dan dertig jaar werkte. Hij zou mij van alles kunnen vertellen, want hij had zoveel meegemaakt in al die jaren! Goed, ik naar die man toe, hij was kennelijk al gewaarschuwd door een collega, want hij zei: ‘Ik weet waarvoor je komt, maar ik zeg niks.’ Ik stond perplex, maar vroeg toch waarom niet. ‘Nou,’ zei de man, ‘over een half jaar ga ik met pensioen en dan ga ik zelf een boek schrijven.’ Het ontroerende en diep menselijke boek ‘Wit- en bruingoed; herinneringen van een winkelbediende’ zult u tevergeefs zoeken in de boekhandel en op internet.
De vierde en in principe beste manier waarop de schrijver research kan doen is door ‘er’ gewoon bij te zijn en het liefst via participerende observatie. Dat laatste is heel moeilijk. Had ik zelf bijvoorbeeld moeten gaan werken in de stomerij/wasserette? Nog lastiger zou het geweest zijn bij mijn laatste boek ‘De advocaat’, met als hoofdpersoon – hoe raadt u het? – een advocaat die gevaarlijke betrekkingen onderhoudt met een crimineel. Als schrijver kan je niet zomaar een tijdje gaan werken op een advocatenkantoor. Laat staan dat je enkele dagen met een crimineel mag meelopen om de fijne kneepjes en alle ins and outs van zijn vak te leren kennen. Het is vaak al heel wat als je in de gelegenheid bent om te observeren. Dat deed ik bijvoorbeeld ook voor mijn roman ‘De echtbreker’. Zo zat ik zondagmorgen bij kerkdiensten. Dat was hard nodig want als onkerkelijk opgevoed schrijver had ik weinig kennis van zaken op religieus gebied. En het is ook altijd goed om de sfeer op te snuiven van de situaties waar je over schrijft.
Bij dat observeren moet je soms ook geluk hebben. Zo was ik van plan een boek te schrijven over een echtscheidingskwestie, waarin – zoals vaak gebeurt – de gescheiden ouders onderlinge problemen krijgen over de omgangsregeling met hun kinderen. Dergelijke zaken komen dan vaak voor de kinderrechter. Ik dus op zoek naar een kinderrechter in Amsterdam en ik trof het. Na een paar telefoontjes kwam ik al terecht bij een kinderrechter, die mij graag wilde helpen, onder meer omdat ze graag mijn boeken las! Ik mocht zittingen bijwonen, terwijl die normaal gesproken (omdat het om minderjarigen gaat) altijd besloten zijn. De kinderrechter verklaarde mijn aanwezigheid als volgt: ‘Die meneer daar is een stagiair van de kinderbescherming.’
Terug naar de stomerij/wasserette van het begin. Na veel heen en weer gepraat kwam de volgende anekdote naar boven. Tegenwoordig leveren mensen hun te wassen spullen vaak af bij de wasserette, alleen de echte losers doen het nog zelf. Voor anderen wordt de was gedaan door meisjes van een jaar of zestien, zeventien, waardoor het natuurlijk iets duurder is. De was wordt tegenwoordig meestal gebracht in een donkergrijze vuilniszak, die de klant na een dag weer kan ophalen. Wat gebeurde er nu een keer? Het meisje dat de was zou gaan doen, maakte de zak open en er bleek vuilnis in te zitten. De keerzijde van de medaille was dat de zak met vuile was per ongeluk op de stoeprand was gezet en al was meegenomen door de vuilniswagen.