Interview /
Saskia de Bodt: 'Digitale mogelijkheden zie ik als een verrijking.'
De Bodt is als kunsthistoricus verbonden aan de Universiteit Utrecht en bekleedt sinds 2008 de Fiep Westendorpleerstoel Illustratie aan de Universiteit van Amsterdam. Het boek verdeelde ze in zes tijdvakken, waarin de illustraties van de twintigste eeuw de revue passeren. Werk van Anton Pieck, Lucebert, Dick Bruna, Fiep Westendorp, Thé Tjong-Khing en vele anderen zorgen voor herkenning.
Meer dan een eeuw boekillustraties: hoe heb je dat aangepakt?
“De totstandkoming van het boek heeft vijf jaar in beslag genomen. De titel is bedacht door Arjan Peters (de Volkskrant), vind je hem niet mooi? Want wat illustratoren doen is verhalen verbeelden, zij stoppen er iets van zichzelf in. We wilden de mens achter de kunstenaar vinden. Het plan was om een groot aantal illustratoren en hun visie in de uitgave op te nemen. Maar wie moesten dat dan zijn? Er werd uiteindelijk gekozen voor illustratoren aan de hand van wie ontwikkelingen en thema’s binnen de illustratiekunst konden worden belicht. Zo kwam het grote verhaal van de ontwikkeling van de illustratie tot stand: een historisch beeld in chronologische hoofdstukken vanuit mijn visie als trekker van het project. De illustratorenportretten kwamen tot stand met medewerking van Jeroen Kapelle, Annemiek Overbeek, Annemiek Rens, Bregje Hofstede, Jacques Dane, Jozefien de Leest en Theo Gielen.”
Hoe staan boekillustraties in verhouding tot beeldende kunst?
“Rond 1900 raakten kunstenaars, illustratoren, pedagogen en ontwerpers naar voorbeeld van Engeland geïnspireerd door de gedachte dat kunst toegankelijk gemaakt moest worden voor een zo breed mogelijk publiek. Iedereen moest zich erin kunnen herkennen, ook zonder voorkennis. Er ontstond een tweedeling. Je had de kunstenaar die in zijn werk esthetisch de lat hoog legde en de illustrator die toegankelijk werk leverde, voor iedereen herkenbaar. Nog altijd zijn er binnen de illustratiekunst twee lijnen. Je hebt illustratoren die het grote publiek als het ware willen opvoeden en je hebt illustratoren die gewoon doen wat ze moeten doen. Binnen de kunstwereld worden boekillustraties nog steeds niet als een uiting van serieuze kunst beschouwd.”
Zijn illustraties specifiek iets voor kinderboeken?
“Honderd jaar geleden waren er kunstenaars die zowel voor volwassen als voor kinderen illustreerden, zoals Ben Wierink. Pim’s poppetjes is voor kinderen, Reinaert de Vos met zijn prachtige, grote litho’s is meer voor volwassenen. In de jaren twintig begonnen vooral vrouwelijke illustratoren kleine prentenboeken te maken die heel erg vanuit het leven van peuters waren gedacht: onder meer Nelly Bodenheim en Rie Cramer. In de jaren dertig en veertig verschenen prachtige experimentele uitgaven van de wereldliteratuur, waarvan het werk van Escher een voorbeeld is. Na die periode nemen de illustraties voor volwassenen weer af. In de jaren vijftig en zestig komen allerlei persoonlijkheden op; je had grofweg de ‘vrolijke’ Amsterdamse groep (rond het Parool) met cartooneske illustraties voor krant en tijdschrift. Fiep Westendorp, Wim Bijmoer en Mance Post volgden dit spoor, waarbij er nauwelijks een scheiding was tussen werk voor volwassenen en voor kinderen. Daarnaast was er de ‘serieuzere’ school met kunstenaars rond de academie in Den Haag, vaak gericht op de illustratie als communicatie zoals in de reclame. Het werk van Jenny Dalenoord en Babs van Wely behoort hiertoe. In de jaren zeventig was er veel ruimte voor illustraties, alles kon. Dick Bruna, Max Velthuijs, Wim Hofman en Joke van Leeuwen leverden artistieke kwaliteit. Rien Poortvliet en Marjolein Bastin tekenden juist natuurgetrouw en voor een zeer groot publiek. Het fraaie prentenboek zoals wij dat nu voor kinderen kennen kwam op in de jaren tachtig. Dan worden er ook bekroningen voor illustraties in het leven geroepen, zoals de Penselen. Die gaven weer een impuls om meer aandacht te geven aan het illustreren van kinder- en jeugdboeken. De illustratie werd vooral iets van boeken voor jonge kinderen. De prentenboeken vormen een smal, elitair terrein. Ik vind het jammer dat er weinig literaire boeken of boeken voor Young Adults geïllustreerd worden.”
Wat betekent de opkomst van digitale technieken voor de illustratie?
“Door gebruik van de computer worden de illustraties steeds voller met minder lege vlakken. Het biedt meer mogelijkheden, maar het kan ook ten koste gaan van het ambacht. Sommigen maken wel een tekening als eerste opzet, maar bewerken die dan digitaal op zo’n manier alsof alles zelf getekend is. De digitale mogelijkheden zie ik als een verrijking, juist als ze ver worden doorgevoerd, als de nieuwe technieken worden uitgebuit en grenzen opgezocht. In Engeland worden de illustraties van Quentin Blake groot aangebracht op de wanden van ziekenhuizen. Dat was zonder digitale technieken niet mogelijk geweest.”
Heb je een favoriete illustrator of stijl, waar ligt je hart?
“Bij illustratoren die gewoon doen wat ze moeten doen en niet alleen bezig zijn met elitaire projecten, hoe mooi ook. Ik heb een zwak voor illustratoren die alles doen en alles kunnen. Zoals Wouter van Reek die geweldig veel kan en dat ook doet, zonder zich druk te maken wat men ervan vindt.”
Tentoonstellingen
Ter ere van het verschijnen van De verbeelders is er in het Anton Pieck Museum tot en met 30 april een tentoonstelling met originele tekeningen van acht bekende illustratoren uit de eeuw van Pieck. Tot en met 17 mei is er in Museum Meermanno de tentoonstelling ‘De verbeelders. Tweehonderd jaar Nederlandse illustratoren’ te zien. Gelijktijdig heeft het Letterkundig Museum een tentoonstelling over kinderboekenillustraties.
Kijk ook op de website van Uitgeverij Vantilt.