Listmania /
Schaakmat: vijf romans over schaken
Het is niet alles hardcore schaken wat de klok slaat. Om het NK heen is een cultureel festival geprogrammeerd, met beeldende kunst, fotografie, film, theater, lezingen en poëzie: dichters als Mark Boog en Tsead Bruinja lezen poëtische portretten van schakers, studenten van de Haagse kunstacademie vertellen over de foto’s die zij van acht van de NK-deelnemers hebben gemaakt en Porgy Franssen voert zijn theatermonoloog SCHAAK op.
De monoloog is een door Franssen gemaakte bewerking van Schachnovelle (‘Schaaknovelle’), de postume roman van Stefan Zweig uit 1942. De hoofdpersoon van dit boek, Dr. B., is een advocaat die vier maanden opgesloten heeft gezeten in de isoleercel van de Gestapo, waar hij zichzelf heeft leren schaken door een schaakboek met 150 partijen uit zijn hoofd te leren en na te spelen — en vervolgens een gespleten persoonlijkheid heeft ontwikkeld om tegen zichzelf te kunnen spelen. Het verhaal speelt zich af tijdens een bootreis van New York naar Buenos Aires, waar Dr. B. schaakspeelt tegen de ook aanwezige regerend wereldkampioen Mirko Czentowitz. Dr. B. wint de eerste wedstrijd, maar zijn (zelfopgelegde) schizofrenie zal hem uiteindelijk opbreken in de tweede partij.
Schachnovelle is waarschijnlijk het beroemdste boek over schaken. Maar er zijn meer romans waarin de denksport optreedt. In De verdediging (1930) van Vladimir Nabokov wordt de hoofdrol gespeeld door Loezjin, een kwetsbaar en teruggetrokken jongetje dat — met behulp van zijn impresario Walentinov, die hem als wonderkind aan de wereld presenteert — uitgroeit tot een schaakgrootmeester. Wanneer Loezjin ouder is (maar niet minder zonderling) en door Walentinov aan zijn lot wordt overgelaten, trouwt hij met een mooie, rijke vrouw die hem (tevergeefs) van zijn schaakobsessie — en de zenuwcrisis waarin hij is beland tijdens een belangrijke en onbesliste wedstrijd tegen een Italiaanse grootmeester — probeert af te helpen.
Ook in Een schaaknovelle (2002) van Gerrit Krol draait het om een schaker die de werkelijkheid op een gegeven moment niet meer aan kan. De Nederlandse Gijs Kaasschieter is een succesvolle schaakmachine die eigenlijk vooral ‘mooi’ wil spelen en droomt van de Onsterfelijke Partij, maar zijn wedstrijden op weinig spectaculaire wijze wint. Op de dag van de beslissende wedstrijd tijdens het wereldkampioenschap in Göteborg in 1955 besluit Kaasschieter naar Cuba te vluchten, waar hij zijn grote liefde ontmoet.
Het lijkt wel alsof bij alle schakende romanfiguren een steekje los zit, want ook in Hexum (2007) van David Mulder lijden de personages aan vluchtgedrag of een andere psychische aandoening. ‘Schaken is een donker hol, waarin ik me verstop voor het echte leven, dat buiten volop aan de gang is,’ verklaart hoofdpersoon Felix Buyvoets (nummer elf van de wereld); grootmeester Carlos Castella, die in een tweekamp de wereldtitel wil veroveren en Felix daartoe inhuurt als secondant, is paranoïde.
Dat het schaakspel toch tot een happy end kan leiden bewijst het ontroerende kinderboek Lang leve de koningin (1998) van Esmé Lammers — een boekbewerking van de gelijknamige film die zij regisseerde in 1995 — waarin de achtjarige, vaderloze Sara van haar zakgeld een schaakspel koopt dat in haar fantasie tot leven komt. Met behulp van de witte koning die zich voortdurend verveelt en eigenlijk alleen maar oorlog wil voeren, de lieve witte koningin die voor haar man een spel verzint dat nooit saai wordt (schaken, dus) en de andere leden van de hofhouding die fungeren als lopers, paarden, torens en pionnen leert Sara schaken — zó goed dat ze mag meedoen aan een toernooi simultaanschaken tegen de beroemde schaker Bob Hooke, die haar vader blijkt te zijn. Tegelijkertijd is _Lang leve de koningin_, door de achterin uitgeschreven partijen die Sara speelt en de tekeningen van Annemarie van Haeringen, een origineel handboek om mee te leren schaken. Handig als je nog nooit geschaakt hebt en toch eens het NK Schaken wilt volgen.