Interview /
Simone van der Vlugt: ‘Ik wil gewoon dat het klopt’
Foto's Wim van der Vlugt
(Het volledige interview is te lezen in Crimezone Magazine 2.)
Vijf nominaties voor de NS Publieksprijs, waarvan een bekroning voor Op klaarlichte dag, en twee Crimezone Awards later begint Simone van der Vlugt aan weer een nieuw avontuur. In Aan niemand vertellen introduceert ze haar nieuwe hoofdpersoon, de 31-jarige Alkmaarse Lois Elzinga, rechercheur Moordzaken, afdeling Noord-Holland Noord. Samen met haar partner Fred, die op het punt staat om met pensioen te gaan, wordt zij geconfronteerd met de gewelddadige moord op de populaire basisschoolleraar David Hoogland.
Een nieuwe weg?
‘Nou ja, het gaat hier natuurlijk over een rechercheur en niet over een vrouw in een slachtofferrol. Als je het zo bekijkt is het wel nieuw. Maar in Op klaarlichte dag zat ook al een vrouwelijke rechercheur, dus in die zin is het ook niet zoveel anders.’
Aan niemand vertellen werd aangekondigd als een nieuwe serie, maar jij vertelde destijds dat dat voor jou allemaal nog niet zo vanzelfsprekend was. Nu wel?
‘Ik ben inmiddels aan deel twee begonnen en het verhaal voor een derde boek heb ik ook al in mijn hoofd. Bij twee heb je een vervolg. Met drie heb je een serie, toch?’
De hoofdpersoon in Aan niemand vertellen is een vrouwelijke politierechercheur, zonder een echt privéleven. Houd je er rekening mee bij het neerzetten van je hoofdpersoon dat het een serie kan worden?
‘Absoluut. Je moet een extra laag creëren rondom je hoofdpersoon. In het geval van Lois een verleden met een vader die ze nooit ziet. Je houdt een aantal lijntjes open. Zou ze hem ooit opzoeken, want die mogelijkheid heeft ze natuurlijk. Daarom vond ik het ook wel belangrijk om direct te zeggen “het wordt een serie”, anders krijg ik gelijk weer kritiek dat ik mijn lijntjes niet netjes heb afgeknoopt. Terwijl ik dat eigenlijk nooit echt doe… Mijn boeken zijn wat dat betreft net als in het echte leven. Daar loopt ook niet alles netjes af. Sommige dingen lopen door. Bij mij geen epiloog die nog even uit de doeken doet dat het met opoe uit het verhaal ook goed is gekomen. Dat vind ik totaal overbodig.’
Maar er is geen overkoepelend masterplan voor de reeks.
‘Niet op papier. Het zit wel in mijn hoofd. Wat nieuw voor me is, is dat ik nu al beslissingen moet nemen voor de toekomst. Als ik nu iets vertel, dan zit ik daar in mijn volgende boeken ook aan vast. Het vergt iets meer planning. Bijvoorbeeld dat van Lois’ vader. Ga ik dat lijntje oppakken in dit boek, of in het volgende? Dat heeft consequenties voor het verloop van de reeks natuurlijk.’
Het is algemeen bekend dat uitgevers hun auteurs graag series laten schrijven. Heeft Anthos een rol gespeeld in deze beslissing?
‘Nee helemaal niet. Ik vond het eerst altijd veel jner om elke keer weer met een nieuw personage te beginnen. Alles ligt dan open en je kunt na een jaar schrijven jn afscheid ervan nemen. Want meestal was ik dan ook wel klaar met een personage. Maar na een aantal thrillers is het toch wel lastig om iets nieuws te bedenken. Weer een vrouw die in de problemen raakt. Onder welke omstandigheden? Leven haar ouders nog? Heeft ze vriendinnen? Een relatie? Of moet ze iemand ontmoeten? Dat moet je elke keer weer bedenken. En laten we eerlijk zijn, met een rechercheur kun je veel langer vooruit, zeker als je daar nog een ander personage naast zet. En ik wilde heel graag een boek schrijven dat zich volledig in Alkmaar zou afspelen.’
Waarom koos je eigenlijk [ooit] voor het thrillergenre?
‘Ik schreef eerst een historische roman voor volwassenen, maar daarop zaten ze bij uitgeverijen niet echt te wachten. Daar was geen publiek voor, zeiden ze. Ja, het was wel goed geschreven, maar ze zagen er geen brood in. Maar ik liep ook al een hele tijd rond met het verhaal van De reünie in mijn hoofd, alleen wist ik niet zo goed in welke vorm ik dat moest doen. Een eerdere poging om er een jeugdboek van te maken was al mislukt, dus ik was nog een beetje zoekende. Totdat ik de eerste Nicci French las en ik meteen wist dat het een thriller moest worden.’
Honderd schrijvers, honderd manieren om te schrijven. Hoe doe jij het?
‘De meeste schrijvers die ik ken, hebben een idee en beginnen te schrijven met de gedachte “we zien wel waar het schip strandt”. Ze willen worden meegenomen in het avontuur, verrast worden door hun eigen boek. Maar de grootste verrassing die ik op die manier ooit heb gehad was dat er niets meer kwam (lacht). De andere verrassing was, toen er wat kwam, dat ik het hele boek kon herschrijven omdat het idee niet paste in het verhaal dat er stond. Deze aanpak is voor mij dus niet handig. Ik moet ook wel lachen als ik op twitter die klagende schrijvers hoor die zoveel hebben weggegooid. “Weer een schrijfweek naar de maan!”. Dat gebeurt mij niet meer. Het verhaal zit voor een groot deel in mijn hoofd. Een gedeelte ervan is nog wat vloeibaarder, daar kan nog van alles mee gebeuren, maar in grote lijnen staat het vast. Voor mijn volgende boek heb ik toevallig nog niet de eindzin in mijn hoofd, maar meestal begint het bij mij met de laatste zin van het boek. Daar schrijf ik naartoe. Ik vind dat ook gewoon logisch. Of je nu een boek schrijft, een kort verhaal of een werkstuk: er moet een kop, een middenstuk en een staart aan zitten. Als je de staart niet weet, hoe weet je dan wat je in het midden moet doen? Dat betekent overigens niet dat ik nooit terugga en dingen moet herschrijven, maar hele hoofdstukken weggooien… Nee, dat doe ik niet. Natuurlijk moet het verhaal bij mij ook iets doen tijdens het schrijven. Meestal begint een nieuw boek vrij rustig, maar dan groei ik er in en begint het proces dat ik er wakker van word. Dan gaan de gesprekken in mijn hoofd door. Dat je op een verjaardag zit en naar huis wilt om nog een stukje te kunnen schrijven. Als die dingen gebeuren, dan weet ik dat het goed wordt.’
Tijdens de boekpresentatie van Aan niemand vertellen stelde je aan iedereen de twee Alkmaarse rechercheurs voor die jou hebben geholpen met het schrijven van het boek. Betekende deze samenwerking een wijziging in haar beproefde aanpak?
‘Ja, een beetje wel natuurlijk. Dat valt eigenlijk samen met de jen samenwerking met Marco en Serrat, de twee rechercheurs bij wie ik terecht kon met vragen. Het begon al met een brainstorm over het boek die ik met hen had. Toen ik ze de eerste drie hoofdstukken van Aan niemand vertellen stuurde, kreeg ik direct allerlei tips en opmerkingen terug. Uiteindelijk hebben ze me tijdens het complete schrijfproces bijgestaan. Ze hebben van het begin tot het eind alles meegelezen. Sommige hoofdstukken wel een aantal keer, als ik aanpassingen had gedaan. Ik dacht dat ze me misschien vervelend zouden vinden, maar ze bleven zo enthousiast en vonden het zo leuk om de totstandkoming van een boek van dichtbij mee te maken.’
Waarom heb je voor deze opmerkelijke werkwijze gekozen?
‘Ik wil gewoon dat het klopt. Ik wil dat, als een rechercheur zo’n boek leest, dat hij weet dat het zo zou kunnen. Niet dat hij dubbel ligt van het lachen door alle vrijheden die ik mij veroorloof. Waarom zou je? Als je het kúnt uitzoeken, dan zoek je het toch uit? Ik vind het lui als je het niet uitzoekt en je maakt er dan gewoon een potje van. Je kunt het namelijk controleren, dus waarom zou je het niet gelijk goed doen dan.’
De filmrechten van Op klaarlichte dag zijn verkocht. Ben je er dan niet bang voor dat ze er daar een potje van maken?
‘Ik zag onlangs CEL> (de verfilming van het gelijknamige boek van Charles den Tex, red.). Het is een spannende lm, maar hij doet geen recht aan het boek. Waar Charles het nu echt over wilde hebben in dat boek, dat kwam totaal niet uit de verf in de film. Af en toe vraag ik me ook echt af of ik het wel wil, een verfilming van mijn boeken. Het is natuurlijk hartstikke leuk en superspannend als iemand er een lm van wil maken, maar ik houd ook wel een beetje mijn hart vast. Ik zie gewoon te veel slechte boekverfilmingen. Stel je nou eens voor dat ze Aan niemand vertellen willen verfilmen. Dan heb je daar zoveel tijd in de research gestoken en dan vertellen ze je: “Ja, er is geen budget voor dertig rechercheurs. We doen er gewoon twee, net als bij Flikken Maastricht.” Ik geloof niet dat ik daarmee in zou stemmen. Het moet elkaar versterken, boek en film. Als dat niet gebeurt, geef me dan gewoon maar het boek.’
De Simone van der Vlugt-film laat dus nog even op zich wachten, maar een doorbraak in het Britse koninkrijk lonkt.
‘Blauw water is gekocht door de Engelse uitgeverij Canongate. Zij staan vaak aan de basis van internationale successen in bijvoorbeeld Scandinavië. Daar ben ik dan zo gelukkig mee. Voor de buitenwereld is dit veel minder zichtbaar dan een verfilming, maar voor mij als auteur zoveel belangrijker.’
Hoe kijk je nu naar de toekomst? Twee jaar geleden vertelde je me dat als er alleen nog maar e-books zouden zijn, je waarschijnlijk zou stoppen met schrijven.
‘Ja, als het echt zo is dat de e-books het helemaal gaan overnemen, ze voor een paar euro worden verkocht en de rest wordt gejat. Waarom zou ik dan nog een jaar achter een computer zitten? Ik hoop dat ik dan mijn pensioen wel bij elkaar heb geschreven. Dan gaan we reizen en lekker op een berg in Tibet zitten. Natuurlijk wil ik dat niet echt. Ik kan me een leven zonder schrijven niet goed voorstellen. Toen ik begon verkocht ik misschien tienduizend jeugdboeken per jaar. Daar kon ik niet echt van leven. Maar dat deed ik toch omdat ik dat boek wilde schrijven en in mijn handen wilde hebben. Het belangrijkste was en is nog steeds dat je iets creëert. Eigenlijk nog veel belangrijker dan dat het heel veel geld oplevert, maar het moet wel een beetje leuk blijven. Een wereld zonder papieren boeken? Ik vind dat geen aantrekkelijk idee. Dan ga ik andere dingen doen met mijn leven. Dan ben ik klaar.’
(Het volledige interview is te lezen in Crimezone Magazine 2.)