Dossier /
Steampunk, rondleiding door een subgenre
Sciencefiction- en fantasyschrijver Paul Evanby geeft een rondleiding door één van de subgenres van de sciencefiction: Steampunk, dat is voortgekomen uit Cyberpunk, maar een volkomen eigen leven is gaan leiden, compleet met cosplay, sieraden en evenementen, die niets meer met de boeken te maken hebben. Maar het begon toch echt met boeken.
He whispered: “And a river lies
Between the dusk and dawning skies,
And hours are distance, measured wide
Along that transnocturnal tide.”
— uit ‘The Twelve Hours of the Night’, William Ashbless
Nostalgie en literatuur zijn vertrouwde bedgenoten. Omzien in spijt, terugverlangen naar vroeger, gevoelens van verlies: het zijn emoties die soms waarlijk ontzagwekkende oeuvres hebben opgeleverd. Denk alleen al eens aan Marcel Prousts zevendelig magnum opus. Maar ook dichter bij huis: waar zou de vaderlandse literatuur zijn zonder de minutieus verwoorde jeugdherinnering? Er is waarschijnlijk geen periode in de geschiedenis geweest waarin schrijvers niet hebben teruggeblikt naar een tijd waarin alles beter leek, en waarin ze daarvan zo overtuigd waren dat ze de hele wereld erover moesten vertellen.
Toegegeven, ik gebruik de term hier slordig, maar nostalgie is dan ook een gemoedsaandoening die zich niet makkelijk naar de achtergrond laat dringen. In een eeuw waarin wetenschap en technologie een steeds hogere vlucht nemen, in een voortdurende groei van menselijk vernuft die alleen geëvenaard wordt door ons talent om er een puinhoop van te maken, is het soms erg verleidelijk om met een weemoedig verlangen terug te denken aan het verleden.
En bovendien: sentiment verkoopt.
Of zulke warme gevoelens jegens een vervlogen tijd nou terecht zijn of niet, in de hedendaagse literatuur worden ze vaak tamelijk expliciet belichaamd door de stroming die bekend staat als steampunk.
Punk?
Steampunk, als literair genre, staat in sommige opzichten diametraal tegenover die andere bekende ‘punk’-school, de beweging waar het zijn naam aan ontleend heeft: cyberpunk.
Is cyberpunk een grootscheepse viering van de toekomst, van ongebreidelde technologische progressie, een reikhalzend en tegelijk bevreesd vooruitzien naar een nieuwe, onzekere wereld van informatie-overload, bewoond door een wedergeboren mensheid (inclusief het veelal dystopische eindresultaat), steampunk kijkt terug naar een tijd zónder onzekerheid: een tijd waarin wetenschap het antwoord zou leveren op alles, waarin de idealen van de Verlichting nog vers waren en volledig gerechtvaardigd leken. Waarin Lord Kelvin het inderdaad zo gezegd zou kunnen hebben: “Er valt nu niets nieuws meer te ontdekken in de fysica. Het enige wat ons rest is immer exactere metingen.” — nog geen decennium voordat de kwantummechanica serieus de bodem uit de moderne natuurkunde begon te slaan.
Cyberpunk heeft zich verspreid door onze cultuur, en is inmiddels zo gemeengoed geworden (cyberspace, computervirussen, almachtige corporaties etc.) dat het nog moeilijk voorstelbaar is hoe het ooit anders had kunnen zijn. Steampunk daarentegen heeft zich ontwikkeld tot zijn eigen subcultuur, is ontkiemd in het literaire bloemenperkje, maar is opgebloeid en voortgewoekerd en heeft de boeken inmiddels vér achter zich gelaten. Steampunk-conventies zijn druk bezochte evenementen, waar fans rondlopen in de meest extravagante kostuums — zonder misschien zelfs te beseffen dat het allemaal begonnen is in de breinen van een paar schrijvers die de spot dreven met wat heersende conventies.
Want waar cyberpunk door zijn beoefenaars beschouwd werd als een heuse kunstrichting, een serieuze Beweging gericht op het ontstoffen en opnieuw relevant maken van sciencefiction op een manier die ook het literaire establishment moest aanspreken, is steampunk begonnen als grap.
Oorsprong
James P. Blaylock en Tim Powers studeerden in het begin van de jaren zeventig Engelse taal- en letterkunde aan de universiteit van Californië. Daar deden ze de nodige ervaring op met literaire practical jokes, met name in de vorm van de dichter William Ashbless, die ze hadden verzonnen en van een oeuvre voorzien, als tegenwicht tegen de in hun ogen abominabele poëzie die door hun medestudenten geschreven werd. Net als hun vriend K.W. Jeter lazen ze bovendien veel literatuur die toentertijd als stoffig en ouderwets beschouwd werd: Robert Louis Stevenson, Charles Dickens, H. Rider Haggard en anderen. Interesse leidde tot liefhebberij, en het duurde niet lang voordat ze besloten dat het wel leuk zou zijn om zelf in een soort Victoriaanse stijl te gaan schrijven.
Gewapend met een dik researchboek en een rijke verbeelding togen ze aan de slag. Hoewel ze niet de eersten waren die karakteristieke steampunk-ideeën toepasten (ondermeer Harry Harrison, Keith Laumer en Michael Moorcock gebruikten al eerder vergelijkbare concepten) worden Blaylocks Homunculus en Jeters Infernal Devices, beiden verschenen in de jaren tachtig, vaak gezien als eerste voorbeelden van de ‘moderne’ steampunk. Beiden spelen in Victoriaans London, en beiden maken ze gebruik van de anachronistische speculatie die de meeste latere steampunk ook kenmerkt: een soort extrapolatie van de stand van zaken in de negentiende eeuw naar een alternatieve tijdlijn, onder het motto: zou het niet leuk zijn als...? Twintigste-eeuwse technologie, zoals computers en robots, wordt vormgegeven naar negentiende-eeuwse principes, aangedreven met stoommachines, opwindmechanieken of zelfs windmolens, terwijl de hoofdpersonen zich per luchtschip over de hele wereld verplaatsen. Alles in het flakkerende schijnsel van des schrijvers sfeerscheppende ouwe getrouwen: de olielamp en de gaslantaarn.
Omdat ‘mad Victorian fantasy’ niet zo goed in de mond lag verzon Jeter de term ‘steampunk’, naar eigen zeggen als een manier om de draak te steken met alle zichzelf o-zo-serieus nemende literatoren die in navolging van cyberpunk achter van alles het suffix ‘-punk’ begonnen te plakken om de schijn te wekken dat er werkelijk wat gaande was. Toen de term uiteindelijk in een artikel in de New York Times gebruikt werd, was het nieuwe subgenre officieel geboren.
Groei
En de tijd was rijp. In plaats van vooruit te kijken naar een steeds onzekerder toekomst, was er niets geruststellender dan het beeld dat zich door de kleurschiftende lenzen van de koperen steampunk-telescoop aan de toeschouwer mededeelde. Het was een blik op een wereld van vóór de twintigste eeuw met al zijn gruwelijke oorlogen en massa-vernietigingswapens, een blik op een onschuldiger wereld, oubollig en achterhaald misschien, maar wel een waar de wetenschap voortdurend bezig was het leven van de mensen aangenamer te maken. Een wereld zoals de moderne wereld eigenlijk zou moeten zijn. Heimwee naar een onmogelijke toekomst, of naar een toekomst zoals die geweest had kunnen zijn als we de zaken iets anders hadden aangepakt.
Blaylock en Jeter zijn eigenlijk een arbitrair beginpunt, maar het is vanaf die periode dat het idee ontstond van een heuse stroming. Een later boek, dat steampunk onder de aandacht bracht bij een groter publiek, was The Difference Engine, een roman van William Gibson en Bruce Sterling, waarin ze hun cyberpunk-ideeën nu eens niet in silicium vatten, maar in geelkoper en rood fluweel, in ijzerdraad en parelmoer, en waar de kunstmatige intelligentie niet op stroom draaide, maar op stoom.
Een kenmerk van een succesvol genre is een veelheid aan uitwassen en onderstromen, en dat is precies wat er met steampunk ook gebeurde. Het begrip werd al snel zo breed dat er ampele ruimte ontstond voor de eindeloze discussies over demarcatie — wat hoort er niet bij, wat hoort er wél bij, en in welk hokje — waar insiders in een veld zo dol op zijn. Terwijl die grenzen voor de buitenstaander nauwelijks meer waarneembaar zijn, worden ze door de ingewijde juist des te fanatieker verdedigd.
Bovendien leende de esthetiek zich er bij uitstek voor om overal toe te passen. Plak ergens een stel tandwielen tegenaan, sla een paar extra klinknagels in, zet een antieke vliegeniersbril op, en voilá: instant steampunk. Als je jezelf dan ook nog van een Dickens-vocabulaire weet te bedienen, zit je geramd en gebeiteld.
Niet voor niks wordt er door sommigen dan ook behoorlijk op steampunk neergekeken. Zij beschrijven het laatdunkend als ‘wat er gebeurde toen de goths de kleur bruin ontdekten’. Voor een sciencefiction-subgenre, aldus anderen, zit er verdraaid weinig ‘science’ in.
Weer anderen voeren daartegen aan dat steampunk in essentie juist geen sciencefiction is, maar fantasy waarin de pseudo-Middeleeuwse cliché-aankleding is vervangen door een pseudo-Victoriaanse, en waarin de magie verruild is voor een vorm van wetenschap. Of die wetenschap ook wetenschappelijk hout snijdt, doet er dan niet meer toe: de hendels en wijzerplaten, de vreemde machinerieën, ze zijn er alleen maar om aan te geven dat wat hier gebeurt niet door gewone mensen begrepen kan worden. Een wetenschappelijk exotisme dat dezelfde rol speelt als magie in epische fantasy.
Kritiek
Dat exotisme, de gekleurde bril, de nostalgie voor een tijd die nooit bestaan heeft, is tegelijk een van de grootste bezwaren die door critici van steampunk aangevoerd wordt.
Een onschuldiger wereld? Die Victoriaanse periode was er een waarin legers van armen in overbevolkte steden hun kostje bij elkaar moesten zien te schrapen, waarin kinderen in fabrieken en mijnen tewerkgesteld werden om de gevaarlijkste klusjes te doen, waarin de rijke bovenklassen zichzelf zagen als de natuurlijke heersers wiens levenswijze ondersteund moest worden door de arbeiders. Vrouwen hadden geen stemrecht of eigendomsrecht, of zelfs maar zeggenschap over hun eigen lichaam; het huishouden was een zware en onbetaalde dagtaak, huiselijk geweld was aan de orde van de dag, en toch werden vrouwen verondersteld een toonbeeld van deugd en eerbaarheid te zijn. En het was het tijdperk van ongebreideld imperialisme, waarin uitbuiting en slavernij in de koloniën hand in hand gingen met achteloze en vanzelfsprekende rassendiscriminatie.
Dat dit alles in veel steampunk werd witgewassen of onderbelicht bleef zou misschien geen verbazing hoeven wekken, aangezien we in genres als epische fantasy al tientallen jaren lang gewend zijn aan een geïdealiseerd beeld van bijvoorbeeld de Middeleeuwen. Het is immers veel prettiger om de problemen van de huidige tijd te ontsnappen in een zelfverzonnen verleden, dan in een verleden waarin de realiteit van alledag harder was dan de onze.
Gelukkig verschijnt er intussen ook werk, vaak geproduceerd door schrijvers met een niet-Westerse achtergrond, dat verder kijkt dan de stereotypes en dat het decor van Europees imperium verruilt voor andere windstreken, andere tijden, andere culturen. De esthetiek blijft familieverwantschap vertonen, maar het genre is inmiddels zo breed dat de meer algemene term ‘retrofuturisme’ de lading nu beter dekt.
Nederlandse stoompunk
Steampunk is als literair genre in Nederland nooit erg populair geweest. Weliswaar zijn The Difference Engine (De Stoomvlinder) en Tim Powers’ The Anubis Gates (De poorten van Anubis) in vertaling uitgebracht, en wordt nu en dan wel eens geprobeerd om ander werk hier in de markt te zetten, maar het grote publiek lijkt niet erg warm te lopen. Mijn eigen roman De scrypturist krijgt soms het etiket steampunk opgeplakt, al is een van de centrale overwegingen in dat boek nou juist dat er geen stoommachine in voorkomt. Aangezien het begrip ‘scryptuur’ meer als technologie dan als magie wordt behandeld, begrijp ik dat wel een beetje, maar het bevindt zich beslist niet in de hartstroom van het genre.
Het is ook maar de vraag in hoeverre het Victoriaanse tijdperk zoals beschreven in veel steampunk de Nederlandse lezer aanspreekt. Aangezien de opkomst van het Britse wereldrijk in zekere zin plaatsvond ten koste van het Nederlandse handelsimperium, heeft die periode voor historisch bewuste Nederlanders een totaal andere betekenis.
In welke mate dat serieus meespeelt is natuurlijk de vraag, maar misschien loont het voor Nederlandse retrofuturistische schrijvers eerder de moeite om een andere kant op te gaan. In plaats van zich door het thema in een keurslijf van voornamelijk kosmetische (en geleende) genreconventies te laten dwingen, kunnen ze bijvoorbeeld ook teruggrijpen naar een vergelijkbare periode in de Nederlandse geschiedenis. En dan blijkt dat je maar een eeuw of twee terug hoeft: de 17e was immers voor de Nederlanden de Gouden Eeuw. Hier gebeurde het, het wereldrijk, de wetenschappelijke revolutie, het toenmalige toppunt van de Europese cultuur. Er was geen James Watt, maar er was wel een Christiaan Huygens. Er was geen Robert Stephenson, maar wel een Antonie van Leeuwenhoek. In die periode is meer dan genoeg inspiratie te vinden: waanzinnige wetenschappelijke theorieën, ongebreidelde handelslust, en ook hier kolonialisme en slavernij. Wie heeft er dan nog een stoommachine nodig?
Tais Teng doet dit in zekere zin in een aantal van zijn boeken, en ik heb zelf zoiets geprobeerd met mijn novelle Manneken (in het Verenigd Koninkrijk gepubliceerd als Mannikin), die zich afspeelt tussen de ruïnes van die Gouden Eeuw.
En dat hoeft dan bovendien niet allemaal witgewassen te worden. Als sciencefiction inderdaad het genre is waarin je met een toekomstverhaal iets relevants kunt zeggen over onze eigen tijd, dan moet er in het verleden toch ook genoeg te vinden zijn waarmee we hedendaagse verschijnselen aan de kaak kunnen stellen. De vaderlandse geschiedenis is daar immers rijk van voorzien.
Punk!
K.W. Jeter rechtvaardigt de naam steampunk wel eens door te zeggen dat hij en zijn collega’s werkelijk het doel hadden om mensen met hun schrijfsels te irriteren, voornamelijk door moedwillig ouderwets te schrijven. Zelf denk ik dat schrijvers in de eenentwintigste eeuw best wat verder mogen gaan. Punk zet zich af tegen een gevestigde orde. Een punkverhaal is een verhaal van de underdog, de persoon zonder invloed. Het kan het verhaal zijn van een ethnische minderheid in een land waar die onderdrukt wordt, of het verhaal van een seksuele minderheid in een wereld waar die niet binnen de norm past, of legio andere verhalen.
Hoe steampunk gebruikt kan worden als vehikel voor modern sociaal commentaar is bijvoorbeeld te zien in het werk van de activiste en blogger Miriam Rosenberg Roček. Zij treedt op als Steampunk Emma Goldman, een tijdreizende incarnatie van de befaamde Amerikaanse anarchiste uit het einde van de negentiende eeuw, en stelt op die manier hedendaagse misstanden aan de kaak die de originele Emma Goldman ook niet vreemd waren. Hoewel dit buiten het literaire kader valt en daarom niet echt in dit artikel thuishoort geeft het wel aan dat retrofuturisme ook voor schrijvers een goede invalshoek kan zijn voor meer engagement.
De industriële revolutie die zo centraal staat in veel steampunk werd gevolgd door de opkomst van het socialisme en de daarmee gepaard gaande klassenstrijd. Nog altijd worden de verschillen tussen de haves en de have-nots in deze wereld alleen maar groter. De oorsprong van het twintigste-eeuwse fascisme is terug te voeren tot het fin-de-siècle, en nog altijd is er in Europa een vruchtbare voedingsbodem voor aanwezig. De huidige politieke vorm van het Midden-Oosten is grotendeels het resultaat van de opdeling van het Ottomaanse rijk onder invloed van de toenmalige Britse en andere Europese machten — en nog altijd zijn gewapende conflicten, gevoed door religie en economische belangen, er de orde van de dag, met consequenties die zich uitstrekken tot over de hele wereld.
Kortom, er zijn genoeg aanknopingspunten voor inventieve schrijvers, en niet alleen om te tonen hoe die ‘goeie ouwe tijd’ in werkelijkheid was. Retrofuturisme kan een spiegel zijn waarin hedendaagse lezers hun eigen tijd op een nieuwe manier kunnen aanschouwen.
Maar alleen wanneer schrijvers hun publiek daarmee durven te confronteren. De punk terug in steampunk!
###
(Een kortere versie van dit artikel verscheen eerder op Ezzulia.nl.)
Paul Evanby's meest recente roman is Een rivier van goden.
Zijn website: www.metromantyck.net
Twitter: @evanby