Wanneer besluit een mens schrijver te worden? Goede vraag, Ingrid.
Nu het antwoord nog.
Ik kan natuurlijk een prachtig verhaal ophangen over die ene dag, dat ene moment. Het was donker en ineens, ineens scheen er een bundel licht vanuit de hemel. De stralen daalden neer, tot zo vlak voor mijn voeten en er verscheen een engel. Met vleugels en een bijpassend galmdeuntje. Jij, zei de engel, jij, Milou van der Will, jij wordt schrijfster. En hop, zo vlug als hij gekomen was, zo vlug verdween de engel weer. Alsof hij er nooit geweest was! Ik draaide me enigszins verward om en krabde me achter de oren. Nou ja, dacht ik, als hij het zegt.
Zo daar, hebben we de dag waarop ik besloot om schrijfster te worden.
Nee, toch niet. Het ging anders. Het werkelijke verhaal is saai. Voorspelbaar. Het is zo’n verhaal over een meisje dat al op jonge leeftijd boekjes in elkaar knutselde. Saai. Het is dat verhaal van de puber die een boek leest en droomt over de dag waarop ze ooit ook zo mooi kan schrijven. Sahaaaaahaaaiiiii!
De moeder van David S. Zo heette dat boek. Het was van Yvonne Keuls. Ik herlas het wel een stuk of tien keer, zo mooi vond ik het. Vurig hoopte ik dat ik later ook zulke heftige problemen aan de kaak kon stellen. Verhalen vertellen, net zo indringend als Keuls – daarvoor stelde ik mijn eeuwige ambitie om kapster te worden bij. Dan maar geen coupe soleil en hippe hanenkammen. In plaats daarvan koos ik voor spannende personages en verhaallijnen.
Al in slaap gevallen? Het spijt me. De werkelijkheid is soms saai. Niets aan. Misschien is dat wel de reden dat ik schrijver ben geworden – of ben ik het altijd al geweest? Schrijvers zijn dromers. Denkers. Elk mogelijk moment ontsnappen ze aan het dagelijks leven. Zo ook ik. Als ik in de trein zit is de man tegenover me binnen vijf minuten van een vreemdeling getransformeerd tot Freek. Freek is een hartchirurg die in zijn jonge jaren in Afrika heeft gewerkt. In Afrika ontmoette hij zijn eerste vrouw, met wie hij twee kinderen kreeg. Eén van die kinderen werkt nu inmiddels ook als arts in Afrika, trouwens. Maar goed, Freek is nu bij zijn derde vrouw – twintig jaar jonger, lekker kontje, goede tieten – voor wie hij zojuist bij de Hunkemöller (zo zie ik aan het tasje naast hem) een nieuw pittig setje heeft gekocht. Helaas voor hem ligt zijn derde vrouw, Sandra heet ze, nu bij haar jeugdliefde in bed. Het setje zal ze dus zogenaamd verrast in ontvangst nemen vanavond, maar niet aantrekken. Een ander keertje, schat, zal ze zeggen. En dan… stapt hij ineens uit.
Nou ja, ik verzin dus verhalen, dat is wat ik doe. En als dat is wat schrijven is, dan doe ik dat dus al mijn hele leven. Ik verzin verhalen over mannen in de trein, over de achtergrond van nieuwsberichten, over de dag waarop de schroevendraaier ontdekt werd, over alles. Verhalen van vrienden vervorm ik in mijn fantasie tot perfecte plotwendingen, of op z’n minst tot een aardig lijntje dat dan weer verdwaalt in een ander verhaal. Als ik op vakantie ga, dan wordt het nóg erger, want dan heb ik geen afleiding van opdrachtgevers die me bellen of de wc die gepoetst moet worden. En dan gaat het dus los, dan ontploft mijn hoofd werkelijk van de verhalen en verlies ik meer dan eens het contact met de realiteit.
Soms schrijf ik een verhaal op. Zo ook op de dag dat ik begon te schrijven aan mijn debuut, Rood licht. En ja, misschien is dat dan wel de dag waarop ik officieel besloot om schrijver te worden.
Anita, volgens mij moet ik jou nu een vraag stellen. Verzin jij ook altijd verhalen bij vreemde mensen die je tegenkomt in de trein? Ah toe, vertel eens.