Column /
Thrillerschrijvers bloggen: Gastblog Simone Kortsmit
Simone: Met gevlij maak je geen goed boek.
Hoe werken Emile en ik samen? Om deze vraag te beantwoorden, Ingrid, denk ik dat het allereerst belangrijk is om te weten dat Emile en ik elkaar al bijna twintig jaar kennen. Voordat we ons debuut Zusters in het kwaad schreven, hadden we samen al kindertoneelstukken gemaakt. Dus we wisten wat we aan elkaar hadden. Toch was het schrijven van een thriller voor ons allebei een sprong in het diepe. Je moet je diepste angsten, meest duistere kanten en grootste verlangens naar elkaar durven uitspreken. En ook heel belangrijk: je moet je ego opzij zetten. Bij het schrijven draait het niet om Emile en, helaas, ook niet om mij. Alles staat in dienst van het verhaal: het leven en de gedachten van de hoofdpersonen.
Het moeilijke van samen schrijven is het juiste onderwerp vinden. Daar moet je allebei enthousiast over zijn. Het meeste werk zit hem bij ons in de periode voorafgaande aan het echte schrijven. Vaak zijn we daar maanden mee bezig zonder ook maar één letter op papier te zetten. Meestal werken we vanuit één scène of een basisidee. Bij onze nieuwe thriller Duisternis was dat: wat gebeurt er als je ’s morgens wakker wordt en er ligt een lijk in je voortuin? Vanuit dit gegeven zijn we gaan werken: waarom ligt dat lijk daar? Wie vindt het? En wat dan? Door veel te praten, en te lachen – want we hebben soms echt een morbide humor – ontstaat langzaam het verhaal. Ik vind dit een heerlijke tijd, want alles kan nog. Personen die je niet aanstaan bijvoorbeeld, kun je nog gemakkelijk liquideren. We zijn in dit stadium ook vrij hard tegen elkaar; met gevlij maak je geen goed boek. We grappen ook altijd dat dit de reden is dat we in een grand café werken, dan kunnen we geen stampij maken en blijven de messen in de keukenla.
Uiteraard weten we ook van te voren hoe het verhaal zich gaat ontwikkelen; de verhaallijn en het plot liggen vast. Dan komt de dag dat de eerste zin moet worden geschreven. Tevens het moment dat het ego zijn aandacht opeist. Allebei willen we graag het eerste hoofdstuk schrijven. Emile denkt dat beter te kunnen dan ik. Ik denk dat ik beter ben dan hem. Door schade en schande zijn we wijs geworden en we weten inmiddels dat het niet uitmaakt wie het eerste hoofdstuk schrijft. We schaven er allebei net zolang aan tot we de juiste toon hebben gevonden. Vanaf dat moment gaat het snel. Als ik schrijf, weet ik dat Emile op datzelfde ogenblik ook bezig is. Soms bellen we elkaar als we vast zitten: ‘Weet jij nog een zin?’
We worden tijdens het schrijfproces ook milder. We zeggen niet meer: ‘Dit is echt waardeloos!’ Nee, dat gaat stilzwijgend. Ik heb het recht in Emiles tekst te veranderen wat ik wil, en andersom geldt dat ook. Daar wordt niet over gediscussieerd. Ook niet als de ander ineens afwijkt van de vastgestelde verhaallijn. Dat gebeurt nu eenmaal. Die vrijheid moet je elkaar niet afpakken. Dus Ingrid, samen schrijven is gezellig en je hebt altijd een klankbord. Is er dan niks vervelends aan? Nou, ja, toch wel. Zodra de royalties-afschriften op de deurmat vallen, is dat altijd weer een grote teleurstelling. Want ook wat we verdienen, moeten we samen delen.
Anita, je hebt mij uitgenodigd voor deze blog via Facebook. In hoeverre maak jij als auteur gebruik van sociale media? En vind je het een aanwinst of heb je soms het gevoel dat je niet meer aan schrijven toekomt?