Dossier /
Tommy Wieringa: een notoire verhalenverteller
Dagloners
'Nou, als we gaan peuren, dan heeft het natuurlijk álles met de persoon van de schrijver te maken. Enkele jaren geleden deed ik mee aan Verborgen Verleden. Dat televisieprogramma volgt iemand als ik, Youri Mulder of Monique van de Ven op zoek naar een verborgen aspect in de familiegeschiedenis. Bij mij bleek dat een heel bijzondere geschiedenis te zijn, namelijk dat de hele familie van mijn overgrootvader, minus hijzelf, in het midden van de negentiende eeuw de oversteek heeft gewaagd naar de VS. Van al die Wiersema’s, de familie van mijn moeder, is er niet één achtergebleven, behalve Eppe, de vader van mijn grootvader. Vanuit het plaatsje Burum, naast Delfzijl onder de Groningse waddijk, zijn ze vertrokken. Arme dagloners uit de Groningse klei. Alle grafstenen in Amerika staan er nog. Zo vond ik de grafsteen van de eerste vertrekker, Tamme Wiersema. Mijn grootvader Tammo is naar hem vernoemd, en ik ben weer naar hem vernoemd, als Tommy. Dus ik ben als nakomeling van de enige achterblijver vernoemd naar de eerste vertrekker.
(interview met Blvd, 2013)
Ontheemd
'Ik heb me altijd afgevraagd waar ik vandaan kom. Dus dat ik nu een notoir verhalenverteller ben en voor mijn dochter een soort dwangmatige notitiedrift heb, zal daar zeker mee te maken hebben. Maar ik heb uiteindelijk niet zozeer dáárvan last gehad, als wel van de vraag waar ik eigenlijk thuishoor. Mijn kindertijd heb ik doorgebracht op Aruba, tot we op mijn negende terug verhuisden naar Nederland. Vanaf dat moment voelde ik me ontheemd. Het was alsof ik uit het paradijs was verjaagd. Ik hoorde niet hier, maar daar. Dat onbehagen heb ik tot m’n dertigste gevoeld. Toen was ik het zat en besloot ik eindelijk Nederlander te worden.'
(interview met NCRV Gids, 2010)
Vroegste herinnering
'Een huis waarin ik mijn ouders zoek. Ik ben een jaar of drie, vier, ze zijn verdwenen, ik ren alle kamers door, ik vind ze niet. Een eerste herinnering over peilloze angst, kortom. Het is hierom dat ik het kinderlied ‘zagen, zagen, wiede wiede wagen’ altijd een buitengewoon bang en eenzaam liedje heb gevonden, vanwege de regel ‘vader was niet thuis, moeder was niet thuis, piep zei de muis in het voorhuis.’ Die piepende muis, dat ben ik.'
(interview met tijdschrift Passionate, 2005)
Boekenweekgeschenk
'Ik zag er al jaren naar uit. Ik had verschrikkelijk veel zin om dit te doen. Serieus: het is de allerhoogste opdracht in de Nederlandse literatuur, te mogen maken wat zo’n geschiedenis en zo’n belang heeft.'
(interview met NRC Handelsblad, 2013)
Aanstekers
'Toen ben ik opgehouden met die studie (geschiedenis, red.). Ik dacht: ik ga schrijven. Zo ben ik aanstekerverkoper geworden. Ik verkocht een speciaal soort aansteker, de turboaansteker, door heel Europa. Van Triëst tot Stettin, als het ware. In die tijd kocht ik in elke stad typemachines. Ik had een hele batterij van die dingen, maar geen huis om ze neer te zetten, want ik woonde bij mijn vriendin in haar kamertje in Utrecht. Ik leefde uit een tas, een tas met The Striding Man erop. Die had ik gekregen tijdens mijn stage bij het tijdschrift MAN, toen ik aan de Johnny Walker Experience meedeed. Ik ben toen nog wel naar de School voor Journalistiek gegaan, maar ik was al veel te oud, dus ik moest mijn studie zelf betalen.'
(interview in Blvd, 2013)
Buitelende zinnetjes
Wieringa leest voor uit Een mooie jonge vrouw: Hij werd naar haar toegetrokken, als water naar het laagste punt. Hij liet zich gaan, uiteindelijk, hij was niet gemaakt om zich schrap te zetten. Haar jonge huid op de zijne, de extase - het benaderde het geluk van de eerste keer, dichterbij kon hij niet komen. 'Hier ben ik tijdens het schrijven heel gelukkig geweest. Die zinnetjes zijn uit elkaar voortgekomen, die hebben elkaar voortgebracht en ze buitelen over elkaar heen, in min of meer logisch verband. Daar haal ik mijn bestaansvreugde uit, en ook mijn hele zin van dit alles. Uit die zinnetjes. Wat wil je zeggen en hoe zeg je dat zo precies mogelijk, zonder willekeur te dulden in het taalgebruik.'
(interview met Nu.nl, 2014)
Krachtproef
'Schrijven is zo ongewis. Een roman is bijna agressief van formaat. Het is een krachtproef. Ik vind het eigenlijk volkomen terecht dat mensen de romanschrijver bewonderen. Ik moet ineens denken aan een soetra. Wacht, ik zoek hem even op.... Hier:
Gij hebt het recht te werken, maar slechts omwille van het werk. Gij hebt geen recht op de vruchten van het werk. De zucht naar de vruchten van het werk moet nooit uw motief tot werken zijn. Geef evenmin ooit toe aan luiheid. Verricht iedere daad met uw hart gevestigd op de Opperste Heer. Verzaak de gehechtheid aan de vruchten. Wees gelijkmoedig in voor- en tegenspoed; want het is deze gelijkmoedigheid die wordt nagestreefd door yoga.
Soms probeer ik mij voor te stellen hoe het zou zijn als ik 75 ben. Zou ik het dan nog kunnen opbrengen een roman te schrijven? Toch heb ik niet verlangd naar de dag dat dit boek (Dit zijn de namen, red.) af zou zijn. Weet je: schrijven is een goed beroep. Omdat je zoveel uitwegen hebt, zoveel vormen, zoveel genres. Het is een goed beroep.'
(interview met Trouw, 2012)
Een mooie jonge vrouw
'Er is iets grappigs aan het Boekenweekgeschenk en dat werd mij verteld door Adriaan van Dis. Ik sprak met hem op het filmfestival in Vlissingen over Palmwijn, zijn Boekenweekgeschenk. Hij zei: 'Zo'n boekje heeft last om in je oeuvre te landen. Het valt er een beetje buiten.' Bij een gewoon boek is er een langere periode met aandacht: een paar maanden lang zie je hier en daar recensies verschijnen. Bij een Boekenweekgeschenk duurt het maar één week en dan is het afgelopen.'
(interview in De Wereld Draait Door, 2014)
Reizen
Het leven uit een koffer ligt wel achter me, ik heb nu een gezin, maar ik blijf de geringste gelegenheid aangrijpen om op reis te gaan. Voor mijn laatste roman Dit zijn de namen heb ik nog een expeditie op touw gezet met kozakken op paarden op de Oekraïense steppe. Ik heb zelfgestookte wodka gedronken en overnacht in een hooiberg, onder een schapenvacht.'
(interview met NRC Handelsblad, 2013)
Joe Speedboot
'Tijdens mijn studie hoorde ik van een jongen die zijn familie haatte en die ervoor koos om met een machtig gebaar te breken met zijn verleden door voor de naam Joe Speedboot te kiezen. Dat was een anekdote die ik ook half-vergeten was, totdat ik een romanidee nodig had en die naam me weer te binnen schoot. Toen dacht ik: daar zit iets in: een soort mosterdzaadje waar iets groters uit kan groeien. Ik wist dat ik met die naam iets kon, wat wist ik nog niet, want dat is de alchemie van het schrijven: dat je begint met husselen met ingrediënten, namen, bepaalde bestaansproblemen en dan maar aan het werk gaat.'
(interview met Literatuurlog, 2009)
Rugby
'Als je niet dood bent of anderszins gehandicapt, dan moet je blijven rugbyen tot je omvalt. En dat ben ik nu aan het doen.'
(interview in de De Wereld Draait Door, aan de vooravond van Boekenweek, 2014)
Kritiek
'Het vergt al je inzet, al je talent en al je energie om een boek te maken, en als daar dan lullig op wordt gereageerd, dan laat mij dat niet onberoerd. Er kan veel misgaan in de interpretatie van een boek, het is een heel precaire zaak. Ik zou natuurlijk het liefst volstrekt stoïcijns zijn, en ik ken schrijvers die dat zijn, die maken iets en gaan onbewogen door naar het volgende. Het zijn er overigens vrijwel nul. Ik ken er precies één: A.L. Snijders. Ik denk dat iedere maker een gespannen houding heeft als zijn werk verschijnt. Ik lees niet veel recensies hoor, ik wil alleen horen wat de emotionele kleur van het oordeel is. Mijn vrouw leest alles. Dan vraag ik: ‘Hoe was-ie?’ En dan zegt zij: ‘Wel goed, maar…’ Of: ‘Right for the wrong reasons.’ Ik heb er misschien een te zenuwachtige natuur voor om dat allemaal te lezen, en het is ook zoveel.'
(interview in Blvd, 2013)
CURRICULUM VITAE
Tommy Wieringa werd geboren op 20 mei 1967, Goor. Hij studeerde geschiedenis en journalistiek, debuteerde in 1995 als schrijver met de roman Dormantique's manco. Zijn doorbraak kwam met de ontwikkelingsroman Joe Speedboot die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs, de Gouden Uil, de Libris Literatuurprijs, de Literatuurprijs Gerard Walschap, de NS Publieksprijs en de Prijs voor het mooiste boekomslag. Voor zijn roman Dit zijn de namen uit 2012 ontving hij de Libris Literatuurprijs, de Prijs van de Lezersjury van de Gouden Uil en De Inktaap. Het Groot Dictee der Nederlandse Taal was in 2010 van zijn hand. Essays en beschouwingen verschenen in de Volkskrant en NRC Handelsblad. Wieringa heeft een column in de regionale kranten van De Persgroep. Vorig jaar schreef hij het Boekenweekgeschenk, Een mooie jonge vrouw. Kort geleden verscheen zijn nieuwe boek Honorair Kozak.